Plakkaatverf
f:
V
fi
Ingezonden
Ondertrouw/kaarten
FEUILLETON
Tweemaal twee is vier.
Rechtzaken
Diverse kleuren voorradic,
Voor
de Vrouw rO
Na
n;
H
V!
Buiten verantwoordelijkheid
der Redactie
HET STOÏCISME.
,Een niet ongeschikte levenswijsheid en
leer voor dit geslacht in dezen tijd.
In de Grieksche wijsbegeerte heeft mij
het Stoïcisme altijd 't meest aangetrokken
Het is een levensleer die tevens wijsheid is.
Haar te kennen heeft nut, haar toe te pas
sen nog veel meer, vooral in tijden van ont
wrichting en verwarring van den mensche-
lijken geest. Hoe vaak is dit het geval bij
menschen, die door allerlei overwegingen
en overdenkingen, hun evenwicht zoo moei
lijk kunnen vinden of behouden.
Genoemde leer zouden wij eenvoudig
kunnen' noemen de leer der gelatenheid
waarbij wij niet moeten denken aan onaan
doenlijkheid of ongevoeligheid, noch aan
het laten van de dingen zooals zij zijn, het
laisser faire laisser aller, populair gezegd:
laat de boel maar waaien, doch waarbij wij
wel mogen denken aan berusting en onder
worpenheid aan hoogere beschikking.
Op gevoelige en senrtimenteele naturen
mag de leer van het stoïcisme den indruk
maken van verstandelijk, in den zin van
nuchter, maar die haar toepast doet in heel
veel gevallen zeer verstandig.
Het woord is Grieksch, afgeleid van Stoa
dat zuil of zuilengang beteekent. Een 300
jaar v. Chr. vond men zoo'n zuilengang in
de stad Athene, waarin zekere wijsgeeren
met hunne volgelingen, wij zouden zeggen
professorem met hunne studenten, plachten
heen en weer te wandelen. Zij kregen zoo
den naam van zuilen-wandelaars of stoïcij
nen, een naam die met de leer dus niets te
maken had noch met het geleerde, dat be
stond in het spreken over dingen van al
lerlei aard, doch gedacht in verband met
het leven: over de goden (theologie of
godsdienst), over de natuur (natuurkunde
of natuur-philosophie), over den mensch)
(levenskunde, levensleer, levenswijsheid).
Van het Stoïcisme is Z e n o de grondleg
ger, een Jood, die van huis uit koopman
was en, bij een schipbreuk al zijn hebben en
houden verloren had, waardoor hij totaal
geruïneerd werd. Een ander zou dit licht
tot wanhoop hebben gebracht, Zeno niet.
Het geval bracht hem tot nadenken en hoe
meer hij er over nadacht, hoe meer hij over
tuigd werd, dat alles in de wereld vóóraf
tot in de kleinste bijzonderheden geregeld is,
vastgesteld. Maar als dat zoo is, wat baat
het den mensch dan, dat hij er zich druk
over maakt. Is het dan niet veel verstandi
ger zich er bij neer te leggen en den/ vrede
in zich zelf te zoeken.
Deze levensbeschouwing, welke te veras
eerae wereldbeschouwing is, is zuiver Cal
vinistisch, zij is die van Calvijn, met zijn
leer der praedestinatie of vóórbeschikking.
Wij mogen haar niet deelen, dat doen wij
zeer zeker niet, doch het is een vaststaand
feit dat alle gebeuren een uitvloeisel is van
wat daaraan is voorafgegaan. Daar bestaat
zekere noodzakelijkheid of onvermijdelijk
heid, waaraan niet te ontkomen is en wij
doen wijs ons daarbij neer te leggen, te be
rusten.
Maar deze praedestinatie heeft niets ge
meen met die van een Zeno en Calvijn, met
hunne wereldbeschouwing, als zou alle-
reeds bij de wereldschepping (gesteld dat dt
wereld geschapen werd en het zijn niet een
eeuwigheid vertegenwoordigt) reeds gere
geld zijn naar een vast plan, door een macht
buiten de wereld (het heelal).
by-swasenbijangg,toeogbomoc voxoz bozo
God is een niet buiten het heelal staande
macht, maar Hij is het op elk moment zich
regelende leven zelf. Daarbij moeten wij on-
aanpassen.
Het komt per slot van rekening er niet
op aan hoe wij het leven (God) vinden,
maar hoe het Leven (God) ons vindt: be
reidt om 't teaanvaarden, er ons aan te ge
ven met geheel onze persoonlijkheid en
kracht öf niet bereid, zoodat wij ons te
gen 't Leven (God) gaan verzetten en aan
zijn eischen trachten te ontkomen waar
door het leven nog zwaarder wordt om te
dragen: een juk, een last.
Het stoïcisme wil zedelijk sterke men
schen kweeken. „Heer over alles is hij, die
N.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij
Militaire humoreske
van Freiherr von Schlicht
door
CEKA.
12)
En meent ge werkelijk, Pohlmann, dat
wij hedenmiddag der» dienst moeten laten
vervallen?
Het factotum had de punt van het pot
lood languit op den linkerwijsvinger gelegd
en schrapte ze spits. Het stof verzamelde
zich op z'n hand, en eer hij antwoordde,
blies hij het met een zacht „vooruit!" de
lucht in. Er zal niets anders opzitten, kapi
tein!
Nu stoof deze op. Wat denkt dan eigen
lijk het regiment en het bataljon er bij, dat
men zich door zooveel werklui moet laten
commandeeren en dat nog wel juist vóór de
manoeuvre's, als men z'n mannetjes zoo
noodig heeft!
Pohlmann, die nu z'n potlood in orde
had, hervatte z'n wandeling en z'n gebieder
deed insgelijks.
Wat de kapitein me zooeven zei, heb ik
straks den regimentsschrijver ook gezegd,
eni ik ben zelfs grof tegen hem geweest.
En heeft het niets geholpen?
f Integendeel, de man werd weerbar
stig; want hij beweerde, dat ik, hoewel hij
slechts sergeant was, niets over hem te zeg
gen had, omdat hij direct onder den overste-
staat.
De man lijdt blijkbaar aan grootheids
waan. meende de kapitein, 't Is altijd weer
de oude geschiedenis: wie zich voortdurend
in de nabijheid der zon bevindt, meent al
spoedig zelf de zon te zijn. Laat den schrij
ver maar met rust, Pohlmann; anders slaat
hij geregeld onze compagnie voor, als 't er
de
macht heeft om te verwerven wat hij
il; maar ook om af te weren wat hij niet
wil
„Wie vrij wil zijn moet zoo min iets wil
len als niet willen, wat niet in zijne, maar in
de macht van anderen staat."
„Verlang niet dat de dingen zullen gaan,
zooals gij wenscht, maar voeg u met uwe
wenschera naar hun gang."
Het Evangelie drukt het bij monde van
Jezus zóó uit:
„Ni^t mijn wil geschiede, maar de w
mijns Vaders."
„Ziet gij iets dat u bekoort, zoo hebt gij
u te wapenen met zelfbeheersching. Treft
u smaad, 't komt aan op de kracht het boo-
ze te verdragen."
„Beheersch uwe aandoeningen, want zij
zijn gevaarlijke vijanden der zelfbeheer
sching." Hoewel dit niet van zekere onaan
doenlijkheid is vrij te pleiten, schuilt er
toch wijsheid in.
Kortom, het Stoïcisme wil van menschen
helden maken (Uebermenschen). Zijn mo
raal is Herrerjf-moraal, die ons aan den mo
dernen wijsgeer Nietzsche denken doet.
Wat wij de kwade zijde van het leven
plegen te achten, noemt het stoïcisme veel
liever de goede. Het kwade is het eenige
middel om tot krachtige menschen op te
voeden. Ziekte, lijden, smart, moeite, strijd,
zelfs de dood, zijn er onmisbaar voor.
Is dat inderdaad ook niet waar? Ging
ooit kracht uit van een rustig, gemakkelijk
leven?
In dit verband spreekt de wijsgeer over
de opvoeding van kinderen. Het N. Testa
mentische: „Het kind moet in zijn jeugd
een juk dragen", is zuiver stoïsch gedacht.
De opvoeding van het kind mag niet zacht
rijn, het mag zijn tijd niet in ledigheid door
brengen en alle zwarigheden mogen voor
hem niet uit den weg worden geruimd. „De
liefde kastijdt met straffe hand." (De bijbel
spreekt van een kastijdende liefde Gods).
De wijsgeer Seneca geeft den raad om
'ich steeds menschen tot voorbeeld te stel
len, die zedelijk sterk zijn; wij moeten doen
alsof dezulke ons steeds gadeslaan. Heel
wat kwaad zou worden voorkomen als men
'-ich een stille getuige dacht. (In dit ver
band denkt de wijsgeer aan de Goden, het
Christendom aan God. Wat is de sterke ze
delijke mensch voor den zwakken anders
Jan een godheid?
Geen wonder dat voorname dames in Ro
me, die door een weelderig leven alle stuur
over haar zelve verloren hadden en de
kracht misten het stuur weer terug te krij
gen, zich een stoïcijn tot biechtvader ko-
:en. Aan sterfbedden traden stoïcijnen op
als troosters? meer als bemoedigers om den
dood fier onder de oogen te zien.
Men verwijt het stoïcisme dat het het
teedere van het Christendom mist en geen
welbehagen Gods in (ons zwakke) men-
chen predikt. Naar den uiterlijken indruk
geoordeeld mag dat waar zijn. Maar zou
God niet enkel welbehagen hebben in men-
chen, die zedelijk sterk willen zijn, eens-
willend met Hem?
De Stoïcijnsche loer zou niet in Grieken
land era bij de Grieksche wijsgeeren tot
ontplooiing komen, maar onder de Romei
nen. Wij denken in dit verband o.a. aan de
Romeinsche wijsgeeren Epictetus en Sene-
ca, aan den beroemden advocaat Cicero en
aan den Romeinschen keizer-wijsgeer Mar-
:us Aurelius. Zij lieten hun invloed gelden
op de zedervleer, op het Romeinsche recht
dit werd de grondslag van ons publieke
recht), op de behandeling der slaven, op
het huwelijksleven, opvoeding enz. De leer
van het stoïcisme heeft alzoo een socialen,
maar nog veel meer een persoonlijken in-
lag. In de zedenleer bereikt het stoïcisme
rijn hoogtepunt in de beoordeeling van een
laad. Zij toetst deze aan drijfveer en be-
ioeling. Zij oordeelt aldus: een handeling
an naar het uiterlijk volkomen correct zijn
en toch niet goed. Iemand kan bijv. zijne
oetrekking met stiptheid vervullen, volko
men eerlijk handelen, omdat hij begrijpt
lat het anders zijne betrekking kan kos
ten, maar de zedelijke beweegreden ont
breekt. Hij doet het goede niet omdat het
goed is. Zijn daad mag voor de wereld
waarde hebben, zij heeft dit zedelijk niet
voor hem.
Deze belangrijke onderscheiding (welke
uiver Evangelisch is) heeft in ons (Ro-
meisch) strafrecht een plaats gevonden in
art. 45: „Niet alleen is de uitvoering van
•en misdrijf strafbaar, maar zelfs de poging
daartoe, als kan worden aangetoond, dat de
uitvoering is verhinderd door omstandighe
den buitera den wil van, die de poging aan
wendde."
M. UITERDIJK.
om te doen is manschappen te straffen.
- Dat moest hij eens wagen! bromde
Pohlmann. Ik ben vast van plan vanavond
n de cantine aan de sergeanten eens hart
grondig m'n meening te zeggen. In de can
tine zijn we allen gelijk, daar zal hij met den
overste niet aan durven komen.
De kapitein had nauwelijks geluisterd.
Hoeveel lui kunnen we in 't uiterste geval,
als we alle lammen en krommen mobiel ma
ken, voor den dienst aanwijzen?
Hoogstens vijf.
En als er minder dan zeven man zijn,
behoeft de luitenant volgens de voorschrif
ten niet bij den dienst tegenwoordig te zijn.
Zeg dus aan luitenant Gerd, dat er heden
middag geen dierast is.
De kapitein perste die woorden uit z'n
hersenen» want hij vond het onaangenaam,
niet alleen voor z'n compagnie, maar ook
nog om een andere reden. Hij ergerde zich,
dat Gerd nu een vrijeni middag had; offi
cieren van de categorie van Gerd moesten
volgens hem altijd bezig zijn, omdat ze hun
dienst niet met lust en liefde deden en
dientengevolge ook geen uitspanning en
geen bclooning verdienden. En hoe zou
Gerd zich verheugen, heden nog luier dan
vroeger te kurvnen zijn; hij hoorde in z'n ge-
lachte reeds der* vreugdekreet, dien deze
ichtzinnige windhond zou uitsfooten, en
van wrevel draaide hij zich formeel om.
Maar het kon niet anders en dus begaf
Pohlmann zich naar het casino om Gerd
het bericht te brengen. Hij liet dezen door
den kellner roepen en' deelde hem in den
corridor de treurmare mede; want als de
kapitein den luitenant geen vrijen tijd gun
de, gunde Pohlmann ze hem ook niet. Dat
was hij aan z'n solidariteitsgevoel, dat hem
met z'n meerdere verbond, schuldig.
Gerd was er op voorbereid geweest met
len ceit of anderen dienst te worden ver
rast, want hij achtte z'n kapitein tot alles in
taat; maar toen hij vernam waarom het te
doen was, had hij bijna „hoera!" geroepen.
KANTONGERECHT TE AFOORT.
Och arme!
C. K., koopman en orgelman, reed Za
terdag 4 Nov. in Baarn op zijn woonplaat
Soest aan met zijn lagen wagen, waarop het
draaiorgel en er voor een paard. In het mid
den, onderaan, bengelde het licht, want het
was avond.
Hiervoor diende een stallantaarn in ijzer
netwerk. En aangezien rood licht naar ach
teren moet schijnen, had K. tusschen lan
taarn en ijzeren netwerk rood papier ge
prakiseerd. Dus rood achterlicht.
Helaas, het papier stak met roode Ier
ken buiten de lantaarn uit, ook door het
licht derzelve beschenen. Dit had ten ge
volge, dat de roode schijn ook naar de vo
ren overheerschend was bij den indruk op
anderen.
En zoo dacht de chauffeur van den zes-
wieler-expresse, die van Rotterdam naar
Hilversum terugkeerde, dat de orgelwagen,
van wien hij door de mist zelve niets kon
zien, voor hem uit reed. Het was juist con
trarie en, zoo kwam botsing. De Soester or
gelman, die schrijlings op zijn wagen zat,
viel eraf en kreeg eigen rad over zich heen.
f 10-boete. Al meer op dezen dag had het
O M. moeten wijzen op de onvoldoend'
verlichting bij paardenwagens.
Of hij het wist! prima.
Dit slaat niet op verd. J. C. uit Putten,
maar op den getuige van P. te Naarden,
koopman, maar zijn zelfbewustheid in het
autorijden liet hem schijnen als expert op
dit gebied.
En toch droeg in ons oog deze getuige
hebben niet nagelaten hethem ook buiten
de Gerechtszaal te laten vernemen.
Het geval speelde zich af op de Middel
wijkstraat te Soest op 3 Oct. nam. half 6,
dus nog bij voldoende daglicht.
De Middel wijkstraat heeft bermen, waar
men wel als regel loopt en fietst, maar waar
ook voertuigen mogen rijden. Er is vol
doende ruimte voor drie auto's, wanneer
men maar niet van de kook wordt gebracht.
J. C. uit Putten wilde passeeren een auto
uit Scherpenzeel, b reden door mevr. D.
met haar man als bijzittende.
Toen C. passeert komt met groote vaart
als tegenligger bovengenoemde v. P.
En alles zou mogelijk zijn goed gegaan
als de tegenligger bij daglicht maar niet
was gaan manoeuvreeren metzijn licht.
Zie, dat was om teekens te geven, dat
deed men ook bij de verkeerspolitie.
Nooit van gehoord, zeiden Ambtenaar en
Kantonrechter, van dit lichttteekens geven
bij passeeren. En de verbalisant, de Soester
agent Jansen sprak ook van dat vreemde
lichtsignaal bij klaarlichten dag.
Onze Puttenaar vreest dan ook iets ge
vaarlijks en snijdt daarom meer naar rechts
vlak voor den Scherpeitzeeler heen.
En toen zou daarbij gebotst zijn, want
mevr. de chauffeuse had een lichten duw
gevoeld en was daarna tegen een boom op
getornd.
Als bewijs der botsing zou gelden een
deukje in eenl wieldop.
't Was echter een gehuurde auto en niets
bewees, dat dit deukje in den dop er niet
reeds eer was geweest.
Botsing, dan moest toch ook iets te mer
ken zijn geweest op -den auto van verd. De
Soester politie had daarop niet het minste
krasje kunnen bespeuren. Onze getuige,
^ovengenoemd mengde zich voortdurend in
het debat, ook toen hij reeds had plaats ge
nomen op de bank achter aan het paddock
en steeds ten nadeele van verdachte. Hij
verleende assistentie aan het O.M. De pas
siviteit van den waarn. Kantonrechter dr. de
Beaufort van Treek liet dit lang ongemoeid
toe. Zooiets had moeten gebeuren bij mr.
Roëll! Dan was hem direct den; knip op,
den neus gezet.
Deze getuige was na een kort eind voor
bijrijden gaan stil staan, want hij voelde dat
er iets verkeerds was geschied. Klopte mo
gelijk zijn geweten wegens zijn lichtpop-
penkast?
De botsing liet het O.M. maar zwemmen:
snijden was echter geschied. Ook Z.E.A.
sprak van mogelijk schrikken van verd. bij
het licht gedoe. Zoo bleef het bij f 15.
boete.
Alles en alles samengenomen, een groote
chrikpartij. Verd. had het te pakken gekre
gen met de lichttirlantijntjes. Daar vandaan
het snijden, dat op zijn beurt weer de chauf-
Hij riep het evenóvel niet; want te rechter
tijd zag hij het gezicht van den feldwebel
en hij wist, dat de man den kapitein zou
melden, hoe hij de boodschap opgenomen
had. Daarom zei hij met een uitdrukking
an leveradigen spijt: Wöarom ter wereld
dan toch?
Pohlmann verklaarde het hem era Gerd
luisterde heel aandachtig toe.
Dus zóó zit het in elkaar! Nu, we
kunnen het niet veranderen en ik moet dus
thuis blijven. Maarfeldwebel! Mag
ik u een glas bier en een sigaar aanbieden?
Pohlmann was geen onmensch. De sigaar,
welke hij even daarna „voor na den eten"
in z'n wapenrok stak, droeg een bandje
met het woord „Boe", en het bier was
frisch en lekker. Daardoor werd hij zeer
met den luitenant ingenomen, en toen hij
weer bij den kapitein terugkwam, sprak hij:
De luitenant heeft uitvoerig naar de oor
zaak van de plotselinge dienstverandering
geïnformeerd en was er zeer verdrietig om,
dat de dienst niet doorging.
- Laat hij dat een ander wijs maken,
dacht de kapitein. I^aar zag hij het puntje
van de sigaar uit de jas van den feldwebel
teken/.
Pohlmann, zei hij, denk je, dat de lui
tenant je zoo'n goeie sigaar gegeven zou
hebben, als je hem het bevel hadt gebracht
met z'n manschappen uit te rukken, en God
weet naar welk terrein te marchecren en
van avond niet vóór 7 uur terug te keeren?
De feldwebel dacht een oogenblik na.
Dat geloof ik nu juist niet, antwoordde hij
toen peinzend.
De kapitein lachte fijntjes. Den vreugde
kreet zou hij z'n luitenant hebben vergeven,
ja, meer nog, hij zou zich over dien kreet
als uiting der ware gezindheid hebben ver
heugd. Maar dat Gerd nu andermaal veins
de en zelfs droefheid huichelde, maakte hem
kregelig. Nu, wacht maar! dacht hij, daar
zult ge nog voor boeten!
Gerd vermoedde niets van den wrevel,
feuse een schrik had bezorgd met het boom
bezoek als uitwerksel.
O, hij wist alles zoo opperbest, onz
N aardenaar.
Weer racen in Soesterberg.
Daar in dc Rademakerstraat weer met
80 k 90 K.M. het Z waantje gepasseerd, dus
het kru:spunt aldaar. De agent van Hum
mei had wel stopteeken gegeven, maar ver
dachte H. had daarvan niets bemerkt, vol
gens zijn eigen woorden. Nu zelf kan men
t' best weten.
Gelukkig is er nog letter en nummer voor
het wagensignalement en dus ook voor des-
zelfs chauffeur. In het onderhavige geval
was even later den rijksveldwachter ge
lukt den razendera Roeland tot stilstand te
brengen.
De eisch van f 25.werd zoowaar ver
minderd tot f 10.Wel een koopje.
Heil Sovjet Rusland!
Een jongmensch te Soesterberg lijkt
Russische melk te drinken en steekt dat
niet onder stoelen en banken. Hij was op
de bon gekomen wegens links rijden tijdens
zijn blaadjescolporteeren. Er was een 15-
jarig meisje bij geweest en samen hadden
ze gelachen, maar dat was geschied wegen
eenl hondje en het had niet de beteekenis
van uitlachera der politie. Bij die gelegen
heid had het jongmensch dit verbaliseeren
aangeduid als zijnde nog het beetje macht
waarover de politie hier beschikte. In Rus
land zou dat niet zijn gebeurd.
Goed zoo, mijn beste jongen, daar heeft
men de beschikking over buitengewoon
veel persoonlijker vrijheid.
Het 15-jarig meisje zei, dat verd. niet
links had gereden. Agent van Hummel zei
van w°l en aan dit laatste hield zich het
Tribunaal. Het bleef echter bij f 2.eisch
en vonnis.
Al doende leert men
Een zelfde opschrift als vorige week; het
is dan ook de vervolgeditie van dezelfde
zaak, die van P. v. d. K., die bij het wach
ten voor den gesloten spoorovergang on
der B. den auto van den heer Mees, bur
gemeester van Leerdam een. lichten opstop
per verkocht met f 3.45 schade.
Het Soester jongmensch bezat nog geen
rijbewijs en had nu voorgegeven, dat hij
onder instructie reed van zijn bijzitter van
Klooster. Deze kwam thans op de proppen
Hij had zelfs niet geweten, dat het rijbe
wijs aan verd. ontbrak. Van rijden onder
toezicht kon dus geen sprake zijn.
Onze aspirant-automobilist kwam nu lee-
lijk in he tvet te staan, f 10 voor niet tij
dig stoppen, f 15 voor rijden zonder rijbe
wijs en f 3.45 schavergoeding.
Ja, leeren kost geld.
Botertje en margarine.
E. J. M. te Soest verkocht boter en' be
reidde ze tevens. Zijn inwonende broers,
zei verd., deden aan margarine venten. £n
die margarine bevond zich in een schuur
van hetzelfde perceel maar los van de
woning staande. Dit deed er niet toe; dc
chuur behoorde ook tot het perceel; tus
chen boterbereidplaats en margarinebe
waarplaats liep geen openbare weg; ergo
overtreding van de wet, Waarvan E. J. M
den last droeg. Het werd f 15 eisch met f ld
vonnis.
UITSPRAKEN KANTONGERECHT.
Dronkenschap: W. v. d. H. te Soest, f 10
of 4 dagen.
Geen rijbewijs: J. K. te Soest, f 3 of 1 d.
Wielrijden op dan verbodem weg: Ch. V
te Soest, f 3 of 1 dag; H. W. te Soest f 2
of 1 dag.
Zich in Soest vasthouden aan auto: A.
v. d. L. de V., te Hilversum f 5 of 2 d.
Voor H.H. Winkeliers, tt
gebruiken voor Etalage
reclame, voor prijzen enz.
M.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij
Van Weedastraat 7 - Soastdijk
dien hij had opgewekt, en geloofde, dat hij
de zaak heel netjes had afgedaan. In het
aangename vooruitzicht der vrije namiddag
uren ontbeet hij met een hartstocht en een
uithoudingsvermogen* die bewonderens
waardig mochten heeten. Hij gevoelde den
wensch en de behoefte in zich opkomen
dien vrijen middag behoorlijk te vieren, en
liij dacht er over na wat hij toch wel zou
doen, zonder daarbij af te wijken van het
uog steeds gehuldigde principe van spaar
zaamheid en soliditeit.
Daar kwam het toeval hem tc hulp in de
;edaante van majoor von Grumkow, die
zich naast hem zette.
Gerd was steeds Grumkows lieveling ge
weest, ofschoon dc majoor zeer goed wist.
wat Gerd als officier waard of beter ge
zegd niet waard was. Maar hij had aan
diens frisch, opgewekt wezen altijd veel
welgevallen gehad era Gerd was in zijnt
woning steeds een lieve en graag geziene
ast geweest.
Hij vroeg nu dus uitvoerig, hoe het hem
in en buiten den dienst ging.
Als ge tijd hebt, kom dan spoedig
weer eens bij ons en ga met Marie een ple
zierritje maken. Mijn paarden staan altijd
ter beschikking!
In Gerds oogera lichtte het vroolijk op
Hoe kon deze dag schooner gevierd wor
den dan door een ritje met Marie door het
heerlijke groene woud? Sinds 14 dagen
had hij haar niet gezien; in al dien tijd had
hij geen paard onder zich gehad, en hij was
nog wel zoo'n gepassionncerd ruiter!
Bij alle liefde en aanhankelijkheid voor
den keizer vergaf hij,het dezen niet. dat
hij hem niet hij dc cavalleristcn had inge
deeld, terwijl hij toch bij dc voorstelling
der cadetten op de vraag van Z.M., wat hi
wilde worden* met luide stem had geant
woord: Cavallerist, Uwe Majesteit!
In welk regiment?
Dat is mij geheel hetzelfde, Uwe Ma
jesteit!
WOLLEN JUMPERTJES WASSCHEN,
ENZ.
Er worden buitengewoon veel wollen
jumpertjes gehaakt en gebreid en het lijkt
wel of er nog nooit zooveel zelf gebreid
wordt als op het oogenblik. Maar dat wol
len goe-d moet op zijn tijd ook gewasschen
worden, en als we het werk, dat we er aan
gehad hebben, niet grondig willen ver
knoeien, moeten wij dit zelfgebreide wollen
goed voorzichtig wasschen. De fabrikanten
van de breiwol geven zelf daarvoor de vol
gende nuttige wenken aan. Indien men
steeds zich daaraan houdt, hoeft men geen
teleurstelling te hebben. In de eerste plaats
dan laat men wat zeep in warm water op
lossen. Vervolgens laat men dit zeepwater
heelemaal koud worden, als het water ge
heel koud is, dompelt men daarin het wollen
goed en laat het er cenige minuten in lig
gen. Voor geheel effen wit wollen goed
mag het water een heel klein beetje lauw
'.ijn. Daarna drukt men het goed inet de
landen, zonder dal mem het uit het zeepsop
haalt. Deze behandeling moét men verschei
dene keeren toepassen, doch vooral niet
wrijven. Men herhaalt deze heile bchande-
ing (in het zeepwater dompelen, een paar
ninuten laten staan, en met de handen
drukken) eenige keeren achtereen, telkens
.net schoon zeepwater, totdat het kleeding-
stuk geheel schoon is. Daarna cenige malen
joed uitspoelen in schoon koud water. Ten
slotte laat men het goed drogen tusschen
twee handdoeken, op een vlakke tafel of
dank, waarbij men er voor zorg draagt,
lat men de jumper of wat het dan is, los
jes in het oorspronkelijke model heeft ge-
'egd.
Wenken om te onthouden.
Lakleer (ceintuurs, schoenen, enz.) wrijft
men van tijd tot tijd met een drogen /ach-
en doek op. Af en toe met een beetje sla
olie insmeren en stevig uitwrijven. Zwarte
was geeft wel eera mooiere glans, doch daar
tegenover staat, dat sla-olie het leer langer
goed houdt.
De messenplank heeft ook zijn onderhoud
noodig. Gewoonlijk wordt die na het slij
pen goed afgeklopt en droog weggehangen.
Maar is de plank op den duur erg vuil ge
worden, boen hem -dan af niet lauw zeep
op. Als men de plank laat drogen, doet
men verstandig om op de twee uiteinden
iets zwaars te zetten, opdat de plank niet
krom tiekt.
Er kunnera door verschillende zuren, zoo
als citroen, azijn-essence, zoutzuur, enz. lee-
lijke uitgebeten vlekken ontstaan in ver-
chillende kleedingstukken. Om die te ver
wijderen wrijft men de vlekken met am
monia, al of niet met water verdund.
Zeer leelijke vlekken ontstaan ook door
cherpe ammonia zelf, scherpe zeep, loog,
kalk, enz. Deze vlekken maakt men op hun
beurt weer uit met azijn. Als dit bij de eer-
te behandeling niet lukt, moet men het
nog eenige keeren herhalen, omdat azijn
lechts een zwak zuur is en niet zoo snel
werkt.
MADELEI NE.
De keizer had gelachen, en een adjudant,
die eenige aanteekeningen maakte, een tee-
xen gegeverv. Gerd was meer dan zeker van
z'n zaak geweest en toch was hij infanterist
geworden. De navorschingen naar 't vermo-
en zijner familie hadden uitgewezen» dat
hij zelfs in het billijkste cavallcrie-regiment
met z'n toelage niet rond zou komen.
Soms zagHiij dat zelf ook in, want ook nu
<wam hij" niet uit: en of hij als infanterist
dan wel als cavallerist schulden maakte,
kwam toch op hetzelfde neer: öi ze werden
eenmaal betaald, óf ze werden niet betaald.
En als de sedert lange jaren aangekondig
de ondergang der wereld eens intrad, dpn
zou in dat laatste oogenblik zeker niemand
ich over zijne schulden druk maken, hij
elf zeker het allerminst.
Dc majoor was blij tc hooren, dat Gerd
heden vrij was. Dat treft uitstekend! Ook
Marie heeft, voor zoover ik weet, niets bij-
onders. Kom dus om 5 uur bij ons; de
paarden zullen klaar staan. Gerd stemde
met groote vreugde toe en begaf zich spoe-
lig daarop naar huis om nog een paar uren
te slapen. Hij was wel niet moe, maar men
wist toch 's middags nooit, wanneer men
s avonds thuis kwam, en dus sliep hij
teeds bij voorbaat.
Op z'n kamer vond hij een brief van den
cigarettenhandelaar, die zich veroorloofde
hem heel nederig opmerkzaam te maken op
het feit, dat van den gesteiden termijn reeds
14 dagera verstreken waren.
Wat denkt die vent toch eigenlijk bij
-lat schrijven? riep Gerd. Dat die 14 dagen
im zijn, weet ik zelf heel goed: maar ik
weet ook, dat ik nog tijd heb. Verbeeldt die
Europeeër zich misschien, dat ik vóór den
nestelden termijn betalen zal? Dan moest ik
och wel gek zijn?
Hij wierp het epistel boos in de kachel,
en opdat het nooit weer te voorschijn zou
(omen, stak hij het nog aan. Daarop riep
hij tot z'n oppasser:
Wordt vervolgd.
Ni
BU
AD
TC
Uil
HF
Dl
H,
intei
dat
011 dc
het
waai
zcqq
eehs,
de j.
raJle
den
Radi
werd
tiona
oude
op, d
een i
te hc
stig
Men
dat
ding
het a
goed
heeft,
schaj
bakk<
slage
boer,
R,
o.a
Ra
koi
kei
HE
z.g. cr
ren, di
schoui
het an
door
niaatrc
ten si
land e
leen oj
had n;
dingen
op vei
lemnie
irriteer
oplevei
nation;
standhi
tussch<
om en
wereld
ruilvcr
sc hen
bcgonr
ieder 1
uitsluit
ken.
Indie
zijn, da
langzar
ze arm
werden
geland
1931 op
daan d
econom
de gepr
de vers
ring de
men nu
wijs vo
nomiscl
sche ze
dert. B<
denkt,
misch r
leuze, c
kaat of
spoedig
tot wel
draagza
dreven
daarvan
van Hil
beeld.
In dei
bemocdi
er op
dwaling'
merhand
zien. In
gische o