0 IL l K De twee machten in hetileven. DE CENTRALE WAARHEID PEUILLETON V s u R O^Burgerlijke Stand Voor de Vrouw yrO No. 32 De armoede, welke temidden van over vloed de menschheid geeselt en verdierlijkt en de vele rampen die haar teisteren wor den geboren uit de verkrachting van een recht. Door de toeëigening der natuurlijke hulp bronnen, welke de natuur voor allen ge lijkelijk gegeven heeft, hebben wij de grondwet der gerechtigheid voorbijgezien; want als wij de dingen in een ruim ver band nemen, dan moet gerechtigheid de voornaamste wet in het heelal zijn. Alleen door het onrecht uit te wisschen en het recht van alle menschen op de na tuurlijke hulpbronnen te herstellen, zullen wij wederom in harmonie met die wet ko men en de groote oorzaak van de onna tuurlijke ongelijkheid in de verdeeling van den rijkdom wegnemen. Wij zullen de armoede wegnemen en de hartstocht der hebzucht breidelen, de bron nen van ondeugd en ellende doen opdro^ gen, in duistere plaatsen het licht der ken nis ontsteken, nieuwe krachten aan vin dingrijke geesten verschaffen en tyrannie en regeeringsloosheid onmogelijk maken. De door mij voorgestelde hervorming stemt overeen, met hetgeen uit een politiek, maat schappelijk en zedelijk oogpunt wenschelijk is. Zij bezit de eigenschappen van een mach tige hervorming, want zij zal andere hervor mingen gemakkelijker maken. Wat toch is zij anders, dan het ten uitvoer brengen, naar letter en geest, van de waarheid uitgespro ken in de Onafhankelijkheidsverklaring: 'j menschen gelijk zijn geschapen; dat zij door hun Schepper met onver vreemdbare rechten zijn begiftigd; dat daar onder behooren leven, vrijheid en het stre ven naar geluk." Deze rechten worden echter miskend als het gelijke recht op den grond, waarop de menschen moeten wonen en waarvan zij moeten leven, niet erkend wordt. De staatkundige vrijheid blijft niet an ders, dan de vrijheid om naar arbeid te mogen vragen, indien het recht op den grond geloochend wordt. Dit is de waarheid, die wij hebben voor bijgezien. Zoo komen bedelaars in onze straten en landloopers op de wegen; zoo worden de menschen slaven ondanks, dat zij zich vrij wanen in hun politieke opper macht. Zoo kweekt de armoede domheid, welke onze scholen niet kunnen overwin nen, burgers stemmen zooals hun meesters gelasten; de demagoog verdringt de staats man, terwijl het geld zwaar weegt in de schaal der gerechtigheid. Wij eeren de vrijheid in naam en vorm. Wij richten standbeelden voor haar op en zingen haar lof. Maar wij hebben haar nog niet ten volle ons vertrouwen geschonken. Met onze ontwikkeling groeien haar ei- schen. Zij wil geen halven dienst. Vrijheid! Dat is het woord, waarmede men het kwade kan bezweren. Geen holle phrase! Want vrijheid beteekent Recht vaardigheid en Rechtvaardigheid is de groote wet van harmonie en eensgezind heid, van kracht, broederschap en coöpe ratie. Slechts ten deele en gebroken heeft het licht der vrijheid tot nog toe onder de men schen geschenen, maar alle vooruitgang is haar werk. De vrijheid kwam tot een ge slacht van slaven, dat zich onder de zweep der Egyptenaren kromde, en voerde hen uit het huis der dienstbaarheid. Zij ver hardde hen in de woestijn en vormde ze tot een geslacht van veroveraars. De vrije geest der mozaïsche wet bracht hun den kers op hoogten, waar zij de eenheid Gods ontwaarden en bezielde hun dichters tot gezangen, die nog heden de hoogste vlucht van gedachten uitbeelden. De morgenstond der vrijheid brak aan op de foenicische kust en schepen voeren de zuilen van Hercules voorbij, om de on bekende zee te doorploegen. Zij wierp een paar stralen op Griekenland en het mar mer nam de gestalte aan van ideale schoon-' heid, woorden werden het voertuig der verhevenste gedachten, en tegen de zwak ke soldaten van vrije steden bezweken de tallooze scharen van den Perzischen ko ning gelijk de golven tegen een rots bre ken. Zij schitterde op de schilden der ger- maansche krijgslieden en Augustinus moest zijne legioenen beweenen. Na den nacht, die op haar verduistering volgde, vielen haar stralen weder op de vrije steden en een verloren geleerdheid herleefde; de nieuwe beschaving begon; naar het Engelsch van LILLIAS CAMPBELL DAVIDSON. (Nadruk verboden) 10) Maar gaat u nu zitten; u zult zeker moe zijn na uw reis, of zoudt u liever eerst naar uw eigen kamer willen gaan en daar theedrinken? Mijn goede, oude huishoud ster, die anders voor dit alles gezorgd zou hebben, is ziek en moet het bed houden. Hoe is het vanmiddag met haar bronchitis? Och, zoowat hetzelfde, Madam. Ra chel is nog in bed. Nu, zij moet er ook volstrekt niet uit komen, eer de dokter het goed vindt. Jocelyn zette haar hoed af en ging op een laag stoeltje zitten. Toe, laat ik liever wat met u blijven praten. Ik ben in 't minst niet moe en straks kan ik wel thee drinken, als het u niet te veel inspant? O, neen, volstrekt niet. Als mijn zoon van huis is, en dit komt gelukkig maar zelden voor, voel ik soms behoefte, om met iemand te spreken. Daarom juist heb ben wij u gevraagd, of u zoo goed wilde zijn, mij gezelschap te komen houden. Als het u maar niet <te eenzaam is! De men schen hier uit den omtrek koesteren eenige vrees voor Huize Merlin. Ze zeggen, dat er nog vreemde dingen moeten plaats heb ben. een nieuwe wereld dook op en met de vrij heid groeiden kunst, rijkdom, kracht en wetenschap. In de geschiedenis van elk volk staat de zelfde waarheid geschreven. De herleving der vrijheid na het despotisme der Tudors verheerlijkt de eeuw van Elisabeth. De geestkracht der oeroude vrijheid maakte Spanje tot de machtigste mogend heid der wereld, om weer tot de meest de plorabele zwakte te vervallen, toen de ti rannie de vrijheid verdreef. Ziet, hoe in Frankrijk alle geestelijke kracht onder de tirannie der zeventiende eeuw sierf, om in vollen luister te herleven, zoodra de vrijheid in de achttiende eeuw herleeft. In onzen tijd, gelijk in vroeger dagen, kruipen de listige krachten voort, die, door ongelijkheid voort te brengen de vrijheid belagen. Aan den horizon beginnen wolken op te komen. De vrijheid roept ons andermaal. Wij ■moeten haar verder volgen en geheel ver trouwen. Het is niet genoeg, dat de men schen stemrecht hebben, niet voldoend, dat zij voor de wet allen gelijk zijn. Zij moeten de vrijheid hebben om zich van natuurlijke hulpbronnen te bedienen, zij moeten op gelijke voet staan ten aan- L Voor: E P D E U N O H naar: van Weedestraat 7 zien van de gaven der natuur. Zoo niet, dan onttrekt de vrijheid haar licht. Zoo niet, dan worden de krachten .der vooruitgang veranderd in krachten, die verwoesting brengen. Dit is de algemeene wet. Dit is de leer der eeuwen. Zoolang als de grondslagen niet in gerechtigheid wor den opgetrokken, kan het maatschappelijk gebouw niet duurzaam zijn. Het fundament van onze maatschappij berust op onrecht. Door aan één mensch toe te staan eigenaar van den grond te zijn, waarop en waarvan alle overige men schen moeten leven, hebben wij dezen tot zijn knechten gemaakt in een omvang, wel ke grooter wordt naarmate de stoffelijke vooruitgang toeneemt. Dit maakt, dat een ergere slavernij in de plaats treedt, van die welke wij meenden afgeschaft te hebben; daardoor ontspruit het despotisme uit de staatsrechterlijke vrijheid en moeten de democratische in stellingen in anarchie of dictatuur verkee- ren. (50 jaar geleden geschreven.) Ziedaar, wat de zegeningen van den voor uitgang in een vloek doet omslaan. Ziedaar, wat menschelijke wezens in krotten opeen- hoopt, wat gevangenissen en bordeel vult; wat de menschen foltert en ze van hebzucht doet verteren: wat de vrouwen ontroofd van hun vrouwelijke gratie en charme en aan de kinderen de vreugde en onschuld van 's levens ochtendstond ontsteelt. Een beschaving op zulk een grondslag gevestigd kan niet blijven bestaan. De eeuwige wetten van het Heelal ver bieden het. De puinhoopen van gevallen rijken getuigen het en de stem, die in elk geweten spreekt antwoordt, dat het zoo niet mag zijn. Iets hoogers dan zuiver welwillendheid, iets meer dan philantrophie, ja de gerech tigheid zelve eischt van ons herstel van het bestaande onrecht. Wij kunnen niet voortgaan met de men schen het kiesrecht te geven, doch hen dwingen landloopers te worden. W5j kunnen niet blijven praten en praten over onvervreemdbare rechten van den mensch en hun tegelijkertijd het recht op de weldaden van den Schepper onthouden. Nu reeds, in de oude flesschen begint de nieuwe wijn te gisten, en de elementaire krachten verzamelen zich tot den strijd. Maar als wij, nu het nog tijd is, ons tot Rechtvaardigheid wenden en haar gehoor zamen, als wij de Vrijheid vertrouwen en haar volgen, moeten de thans zoo dreigen de gevaren verdwijnen en de machten, die nu zoo onheilspellend komen opdagen, ver anderen in hefboomen van den vooruit- Uit „Vooruitgang en Armoede". Jocelyn zelve was na haar ervaring van dien nacht ook eenigszins tot die beschou wing gekomen. En zoo'n vaag vermoeden was toen bij haar wakker geworden, of Ra chel niet wat meer zou weten van dat ge heimzinnige. Zij toch had er zich zoo krach tig tegen verzet, toen Master Launcelot de vreemde een onderdak wilde bieden. Hij moest er dus ook iets van geweten hebben. Rust er dan ongeluk op het huis? vroeg Jocelyn. En terwijl zij het zei, voelde zij groote spijt van die tactlooze vraag; want het lieve, oude gelaat van de blinde vertoonde ineens een uitdrukking van groo te droefheid en de lippen trilden, terwijl zij antwoordde: Het heeft mijn familie nog nooit on geluk aangebracht. Ze hebben het al ge neraties lang bezeten. Maar het ongeluk bezoekt ons allen bij tijden, in welk huis wij dan ook wonen. Ja, dat weet ik, haastte Jocelyn zich te zeggen. Ik heb er zelve ook mijn deel van gehad, ofschoon ik nooit heb ge woond in een huis met een geschiedenis. Ik heb mijn ouders verloren en sta dus heel alleen. Och, ja, dat is wel ongelukkig. En nu heeft u onder vreemden moeten gaan. Maar \Vij zullen ons best doen, dat u zich hier gaat thuis voelen. Jocelyn sloot het teere handje in de hare en voelde wel eenige gewetenswroeging, dat zij de oude dame eigenlijk misleidde, wat betreft haar afhankelijkheid. Als mijn zoon thuis is, kan hij u nog wel meer vertellen van de geschiedenis van Huize Merlin. Hij heeft er zich grondig in verdiept. Hij stelt eenmaal belang in al wat moeilijk is, want hij is heel knapEn heel goed ook, want hij blijft hier bij zijn oude moeder, terwijl andere jongelui de wereld intrekken en hun eigen weg gaan en vergeten, dat hun moeder dan alleen is. Als ^Tir Vestiging 511 April 1934. P. V. Creutzberg van Nijmegen naar Soesterb.straat 125; A. Martini van A'dam naar Eigendomweg 7; A. M. v. d. Linden van A'dam naar Eigendomweg 7; D. Mo lenaar van A'l'oort naar Driftje 6; G. J. Scholte van A'dam naar Beetzlaan 32; E. H. M. Kerkkamp van Stompwijk naar van Lenneplaan 66; J. Ho.ekstra van Beemster naar B. Grothestraat 11; M. Nowak van Baarn naar B. Grothestraat 4; M. H. Hol- terman van Enschede naar Steenhofstraat 67; W. van Ede met gezin van Zeist naar Ossendamweg 45; H. A. M. Wilmans met vrouw van Utrecht naar Verl. Schoolweg 1B; R. Soepboer van Leeuwarden naar F. C. Kuyperstraat 1; A. Schuurman van de Bilt naar Rademakerstraat 6a; J. Daane van R'.dam naar van Maarenstraat 21; Wed. D. Bouma met gezin van H. O. en Noord- wolde naar Soesterb.straat 53; A. van Voorst van de Bilt naar van Weedestraat 61; G. van 't Klooster van A'foort naar Duinweg 5; J. de Wit met gezin "van Am sterdam naar W. Pyrmontlaan 34. Vertrek van 511 April 1923. L. M. A. Banning van Molenstraat O.Z. 11 naar Bussum, Eslaan 8; Jkvr. F. F. E. J. de Beaufort van Wilhelminalaan 8 naar Baarp, Pr. Hendriklaan 11; W. Veenstra van Oranjelaan 9 naaV Opsterland, de Wijngaarden; R. J. Brugerman met gezin van K. Brinkweg 36 naar Haarlem, Rijn straat 64; D. v. d. Net met vrouw van Buntweg 2 naar N. Helvoet, Straatweg 6c; A. Postmus v. Kerkstr. 10B n. Scherpen- zeel, Dorpstraat A 151; A. v. d. Valk van Kampweg 44 naar Zeist, Ericaweg 6; J. P. van Zwol van Krommeweg 12 naar Zee land N.B., Kerkstraat; C. Bakkenes van Julianastr. 53 n. A'foort, Schimmelp.straat 6; H. Jansen van Nieuweweg 7 naar Baarn, Bremstraat lü; H. J. Brouwer van Mid delwijkstraat 35 naar A'foort, O. Soester- weg 179; W. M. Drost van Talmalaan 8 naar Renkum, Ridder Rob.laan 13; W. H. Fischer idem; H. van Loo van Soesterb.- straat 150 naar de Bilt, SweelinckJaan 23; A. A. de Carpentier van Beukenlaan 20d n A'foort, Utr.vyeg Zon en Schild; A. v. d. Kraats van Birktstraat 23 naar Utrecht, Vlijtstraat 20; A. Brinkman van Birktstr. 23 naar Drieb. Rijsenburg, Traa 50. Verhuizingen binnen de gemeente van 5'11 April 1934. B. v. d. Hoeven met vrouw van Laan- straat 48 naar Soesterb.straat 33; B. J. Ra demaker. van Beukenlaan 17a naar Nieuwe, weg 11; C. N. v. d. Flier van Steenhofstr. 29 naar Spoorstraat 13; W. Dekkingvan As van Vosseveldla'an 20a naar Heideweg 16; P. J. Dekking van Vosseveldlaan 20a naar Kolonieweg 8; Wed. A. J. Pontier met gezin van Julianastraat 19 naar Soes terb.straat 43; D. Ploeg met gezin van W. Toplaan 5 n. Soesterb.straat 65; E. Smid van Kon.laan 149 naar K. Hartweg 42; N. H. van Dijk van Torenstraat 20 naar Kerkpad N.Z. 41; J. Coljeé met gezin van Dorresteinweg 35 naar Wieksl. O.Z. 47; H. Altena van Beukenlaan 18 naar Wiek- sloot O.Z. 11; Wed. G. Hartmans van W. Pyrmontlaan 9 naar Kerkpad N.Z. 37B; J. Verkooyen met gezin van Beukenlaan 22 naar Verl. Talmalaan 19; E. J. van LeeuwenKuppershoek van W. Pyrmont laan 36 naar Bosstraat 115; W. M. M. van Leeuwen idem; Wed. T. J. E. Schut van W. Pyrmontlaan 9 naar Julianastraat 17. ALS WE MOOI WILLEN ZIJN. Nee, denk nu niet, dat ik wil komen aan dragen met de oude wijsheid, dat wie „mooi wil zijn", pijn moet lijden. Want die onge zonde begrippen, volgens welke we te nau_ we schoenen en andere kwellingen verdroe gen, zijn we allang te boven. Maar we wil len en kunnen er allemaal wel zoo voordee- lig mogelijk uitzien, en daarom mogen we zeker wel den goeden vakkundigen raad ter harte nemen, die een Amerikaansche mode- experte Ruth Ivimball Denmaed heet ze in een Amerikaansch blad gaf. Want zop staan we nu bijvoorbeeld op het punt nieu we hoeden te kiezen. Hoedjes genoeg, maar staan ze U? En waarom staan sommige U niet, andere daarentegen gewoonweg „sno£._ zfg"? Omdat we nu eenmaal allemaal ver schillende gezichten, neuzen, kinnen enz. uw moeder nog leefde, zou zij beter be grijpen, dan u dit nu nog kunt, waarom ik zulk een innige liefde voor hem voel. Toch meende Jocelyn dit nu ook zeer goed te vatten. Zijzelve stelde Launcelot Vyvian zeer hoog, na wat zij al van hem ondervonden had. Zij had haar vertrek op dezelfde verdie ping als Mrs. Vyvian haar appartementen had en die kwamen alle op den corridor uit, die langs dezen vleugel van het huis liep. Ze had het gezicht over de velden, die tusschen Huize Merlin lagen, en het dal, waarin het dorpje Caerleon lag aan de Usk. Als een zilveren lint kronkelde het riviertje zich noordwaarts en heel de streek had zoo iets mystieks, dat Jocelyn niets verwonderd zou gekeken hebben, als zij ineens een schare ridders, in volle wapen rusting van de heuvels had zien rijden, of soms een gezelschap edelvrouwen, die zich ter valkenjacht begaven. Het leven op Merlin bracht haar vele aangename, kleine plichten, ofschoon het er wel heel stil en eenzaam was. Een praatje maken met Mrs. Vyvian, die soms te zwak was, om zelve te spreken; het geregeld voorlezen van de krant, met zorg vuldige vermijding dan van alle militaire nieuws; nu en dan ook eens een stuk uit een boek, of een artikel uit een tijdschrift, dat de oude dame bijzonder interesseerde, en dan heel wat voorspelen van zachte, droomerige muziek, liefst van de andantes en adagio's uit de sonates van Beethoven en Mozart, want moderne muziek begreep zij niet voldoende, om er van te kunnen ge nieten. Nog heel veel tijd bleef Jocelyn over om te wandelen, of om binnenshuis te beste den, zooals zij wilde. De beschrijving, die Launcelot had gege\en van het leven op Merlin, was juist geweest. *Ze zagen nie mand dan den dokter; er kwam nooit be- hebben. Kijk eens naar het plaatje dat we reproduceeren. En knoop in Uw oor: een hoed die „uit he tgezicht" staat, vestigt de aandacht op een forsche neus. Zoc'n neus heeft de verzachtende, milde schaduw noo- dig van een gedrapeerde rand. Daaronder Tn CmnruN Scichci een ander voorbeeld: een dame met een forsche kin, zoo eentje, die we gezellig voor „eierentikkertje" uitmaken. Zoo'n juf fertje moet geen nauwsluitend kapje dra gen, maar liever een hoed, die van voren flink uitsteekt met een flinken rand, zoodat de aandacht op den hoed gevestigd wordt en niet op het „kinnetje". Over het alge meen moet men bedenken, dat de hoofdlij nen van een hoed het contour van het ge zicht moeten aanvullen. Wanneer een ge zicht te rond is moet de bol niet te rond zijn, tenzij de rand gebroken is. Wijzen de lijnen, de trekken van Uw gelaat naar om laag (zakkende mondhoeken enz.) draag dan geen hoed met gedrapeerde omlaag hangende rand, want dan lijkt U heelemaj op een treurwilg. Een bril is ook een pro bleem. Draagt U daarbij te breede rand, dan wordt door de schaduw al het licht in de oogen gedoofd. En heelemaal geen rand vestigt weer teveel aandacht op de brille glazen. Den gulden middenweg du^ kie zen. Een streng, hard of scherp gelaat vraagt om de milde schaduw van een hoed met rand. Bij een lang gezicht kan men geen hooge bol, noch een te platte bol dragen. Iets laags opzij, naar één kant ge trokken staat schitterend bij een lang ge laat. Een rond gezicht kan op zijn best ui: komen door een aan één kant opgeslagen rand of een gebroken rand of onregelmat; ge golven in den rand. Bij een klein ge zicht moet men oppassen voor een te zware hoed. Tulbanden en nauwsluitende kapjes staan het best bij een zeer regelmatig gi- zicht. En weet U, dat U den vorm van Uw gelaat anders kunt laten schijnen door dc hals? Een vierkante hals maakt breed in het gezicht. Een punthals doet een rond ge zicht meer ovaal schijnen. MADELEINE NOG IETS OVER DE VLEKKEN- HISTORIE. Om onze serie vlekkenmiddeltjes te vol maken, hebben wij er hier nog een tweetal heel bijzondere weten te veroveren. Onder de gebruiksvoorwerpen, dje het meeste kans loopen een vlek te krijgen, behoort in de eerste plaats het tafellinnen. Met scherpe middelen kunnen we hier niet wer ken. omdat door het geregelde wasschen al heel gauw gaten zouden ontstaan. Daar om moet men vlekken uit tafellakens enz met glycerine behandelen. Men wrijft di vlek met een sponsje met glycerine in, zoo dat de glycerine flink in de vlek kan trek ken. Dit laat men eenigen tijd liggen waarna men het goed met koud water na spoelt. Is de vlek oud ol erg hardnekkig dan dient men de glycerine een beetje warm te maken. Zelfs de fijnste weefseK kan men op deze wijze behandelen, bijv ninon of georgette, omdat glycerine het geen schadelijke bestanddeelen bevat, die het weefsel aantasten. Een voortdurende ergernis vormen vet vlekken op steenen vloeren of stoepen Maar ook dat is te verhelpen. Men wrijft de vetvlekken stevig in met droge chloor kalk. Maar Hink drukken, hoor- Op die manier trekt al het vet eruit. Wanneer men ■dan met warm water nadweilt, zal men zien, dat de vlekken, die doornen ifr hei oog van de huisvrouw, uit Uw stoep of steenen vloertje verdwenen zijn. 200 vel 35 cent. N. V. Eerste Soester Electrische Drukkerij v. Weedestr. 7 - Telefoon 962 zoek. Den tweeden dag, nadat zij er was, liep zij den ouderwetschen tuin eens in, die veel grooter was, dan zij wel gemeend had, en vol bloemperken en vruchtboomen stond. Zelfs was er een gedeelte, dat nu niet zoo heel best onderhouden leek; waar het gras niet geknipt was en de boomen niet ge snoeid, zoodat ze geheel vergroeid waren. Daar Jocelyn juist veel van zóo'n wilder nis hield, richtte zij naar dit gedeelte haar schreden, toen zij een heftig tikken hoorde tegen een van de vensters aan den achter kant van het huis. Ze keerde zich om en zag, dat er een vrouwengelaat verscheen en dat zij naderbij gewenkt werd. Nog begreep zij niet goed wat er van haar verlangd werd, toen ademloos de jongste dienstbode op haar toegeloopen kwam. Neem mij niet kwalijk, Miss, maar Rachel heeft mij gestuurd, om u te waar schuwen, dat er nooit iemand in dat ge deelte van den tuin gaat. Mr. Launcelot wil het niet. Ze verzoekt u, of u dus ook zoo goed wilt zijn, terug -te gaan. Welk deel van dén tuin? Ik ging juist het paadje naar het kreupelbosch. Ja, Miss, maar daar/mag juist niemand van ons gaan. Nu, goed, ik zal 't ook vermijden, als dit verlangd wordt, zei Jocelyn eenigszins hooghartig, want het deed haar nu niet zoo heel aangenaam aan, om orders te krijgen van een gebiedende oude gedienstige. U neemt mij toch niet kwalijk, Miss? Rachel wond er zich zoo over op. Ik dacht, dat zij nog in bed lag. Dat moest ook eigenlijk, Miss, maar, zoodra u ze daar op dat laantje zag, was zij er uit en riep mij. Nu, stel haar dan maar gerust. Ik zal wel aan dezen kant van den tuin blijven. Dat zal ook veel veiliger wezen, Miss. Ze zeggen, dat dit het deel was, waar de toovenaar huisde. Niemand van ons durft er ooit te loopen. Want daar zou zeker niet veel goed van komen. Allerlei vragen drongen zich op aan Jo celyn: Waarom mocht zij daar niet loopen Waarom vermeden zij allen zoo zorg vuldig dat deel van den tuin? Andermaal kwam de herinnering bij haar boven aan dit vreemde avontuur op den bewusten nacht van haar eerste bezoek aan Huize Merlin. Op deze plek moest het zoo wat geweest zijn, dat zij graven had ge hoord. Steeds meer ging de overtuiging bij haar vaststaan, dar Huize Merlin een geheim, een diep geheim, verborg. En Rachel wist daar ook van af. Zou Mr. Launcelot het geheel weten?Zijn moeder zeker niet. HOOFDSTUK X. Jocelyn was nu al een week op Merlin, maar ze had een gevoel, of ze er al veel langer was. 's Avonds maakte zij gaarne nog eens een wandeling in den tuin, als de tijd het haar niet toeliet, om een heel eind door de vel den te gaan. Het gouden schijnsel van de ondergaande zon viel op de takken van de boomen en verlichtte schitterend het groote gazon. De kraaien cirkelden al boven de hooge ol men, op het punt haar nachtkwartieren te betrekken. En op enkele vogelgeluiden na was het doodstil in den grooten tuin; kon men er zich betooverd wanen, dacht Joce lyn, terwijl zij hier en daar een bloem pluk te, om bij Mrs. Vyvian in de vazen te zet ten. En toen zij het hoofdje oplichtte van het bloembed, werd zij een gestalte ge waar, die van het huis naar haar toe trad. Wordt vervolgd. J.

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1934 | | pagina 4