Met drie kwartjes
Een Studentenstreek.
Een gevaarlijk spelletje
FEUILLETON
O^Voor de Vrouw ^0
kunt gij in „DESOESTER"
Uw doel bereiken
Dagmeisje,
Vraagt verder vrijblijvend onze
tarieven bij overeenkomst
BUREAU VAN WEEDESTRAAT 7
FILIAAL: SOESTERBERGSCHESTR.8
door Kees Spotvogel.
't Was heerlijk weer en 't zonnetje be
scheen het Rembrandtplein te Amster
dam, en ook vier heeren, die bij Mast za
ten te lunchen.
't Ging er nogal luidruchtig toe, en geen
wonder, want een hunner, Willem van
Buuren, bijgenaamd „de Pias", had met
goöd gevolg zijn examen afgelegd, dus
feestvieren was alleszins gepast, en 't idee
in 't vervolg zijn naam met „Mr." ervoor
te mogen schrijven, was heerlijk, nu nog
wat practijk, een reusachtige portie geluk
en zijn kostje was gekocht.
Maar voorloopig zouden hij en z'n vrien
den 't er toch maar van nemen, en de beer
zal de oude papa vqn Buuren lang niet
meevallen, maar daarover geen zorg.
Kom heeren, ik ga naar mijn kast, zegt
de gepromoveerde, 't wordt tijd van rusten,
ik heb nu genoeg gehengst en verlang
m'n ledematen in een flauwe bocht uit te
strekken op mijn schamele legerstede.
De anderen waren dit roerend met hem
eens, nog eenmaal werden de glazen vol
geschonken, geledigd en besloot men tot
zijn huisgoden terug te keeren.
Langzaam wandelden zij de Reguliers-
breedstraat in, tot „de Pias" plotseling z'n
pas versnelde en op een dikke, in een paars
katoenen japon, met zijden boezelaar en 'n
helderwitte kornet gekleedde vrouw toe-
stapte, en haar hartelijk op den schouder
kloppende, haar vriendelijk lachend toe
voegde: „dag baker, mensch, leef je nog?
en hoe gaat 't er mge?"
Eenigszins verbaast keek 't goeie mensch
„de Pias" eerst even aan, en toen met een
breede gullen lach: „Dag jongeheer, wat
ben je groot geworden, en wat heb je een
mooie snor gekregen!"
Ja, bakeV,'zegt dat wel, en hoe gaat 't
je, en hoe is 't thuis?
O, alles best, jongeheer, en zij wilde
juist haar wederwaardigheden van de af-
geloopen jaren gaan vertellen, toen „de
Pias" haar in de rede viel met een: „ja,
vertel dat maar straks, daar moeten wij
rustig bij zitten en een glaasje bij drin
ken."
En het viertal heeren, met de dikke ba
ker in 't midden, stevende weer op Mast
toe, om in haar gezelschap van voren af
aan te beginnen.
Bij het raam werd plaats genomen, een
paar flesschen oude Bourgogne besteld,
de glazen vol geschonken, en toen allen
voorzien waren, tikte „de Pias" tegen z'n
glas en begon de volgende tafelrede af te
draaien.
Mijne Heeren.
Een van de gelukkigste oogenblikken
mijns levens is aangebroken. Onverwacht,
als uit den dooden herrezen, staat zij weer
voor mij, die in mijn prille jeugd mij
waschte, poeierde en van warme luiers
voorzag.
Zij was 't die constateerde dat ik „per-
cies" uit mijn vaders „fiselemi" was ge
fabriceerd, hoewel ik allevel ook wel op
mijn moeder geleek.
Zij was 't, die in haar aardsch taberna
kel over een berging van natte en droge
waren beschikte, die een hedendaagsche
koudwaterzuster oftewel een kraamvrouw-
verpleegster de haren te berge zou doen
rijzen.
Zij was 't, die annisette kleverig zoet als
godendrank beschouwde, en wie kon zoo
handig eieren klutsen als zij, en de lepel
brandewijn er bij voegen', om dit met een
zegewensch de kraamvrouw te overhan
digen, niet vergetende voor zich zelf een
dubbele portie te nemen.
Wie, mijne heeren, vraag ik U, wie kon
zulke betooverende wiegeliedjes zingen,
wat in mijn jeugdige ooren als hemelsche
muziek klonk.
Wie blaakten van genoegen, wanneer ik
mooie luiers maakte en kon zoo handig
't gouden tientje wegtooveren, wat m'n
vader in groote dankbaarheid haar in de
vleeschige hand drukte?
Al deze goede hoedanigheden vindt gij
vereenigd in de vrouw die heden in ons
midden is, en daarom mijne heeren, sta op
van Uw zetels en drink op de gezondheid
vanvan
En tot de baker overtuigend, hoe heet
je ook weer?
En de dikkert tot tranen geroerd, terug
fluisterde: „van Ginkel".
Juist, van Ginkel, m'n goede beste ba
ker, dat zij leve.
De baker nam een klein slokje uit haar
Naar het Engelsch.
(Nadruk verboden)
(13
Dit was al, wat George hoorde, want hij
wilde niet opzettelijk luisteren.
Ongeveer een uur later kwam mrs.
Evelyn in de werkplaats, waar de familie
Madder bijeen was.
O, mrs. Madder! riep zij. Miss Smyth
gaat een paar dagen naar Londen met
mijn neven. WHlt u een beetje op mij let
ten, terwijl zij weg is? Want ik voel er
niet voor om met haar mee te gaan: ik
voel mij hier zoo gelukkig!
i Zeker, Madam. Zegt u maar gerust
tegen uw tante, dat wij goed op u zullen
letten, zei mrs. Madder, goedhartig als al
tijd.
Dank u vriendelijk. Ziet u, tante Ri is
als een moeder geweest voor mijn neef
Claudius en ze heeft hem in geen tien ja
ren gezien; dus zouden ze mij niet eens
graag mee hebben.
Maar zou die andere neef dan niet
van uw gezelschap willen genieten?
Ja, dat geloof ik wel, maar daar ben
ik minder op gesteld. Nu moet ik tante
gaan helpen en mag ik dan bij u in de
keuken komen eten? Als u zich tenminste
ontfermen wilt over een arme, verlaten
weduwvrouw?
Het zal ons een eer zijn, antwoordde
George uit aller naam.
Bij zichzelven dacht hij: Wat z.al'mrs.
Evelyn zich amuseeren in de afsvezigheid
van haar tante!
Toch wist hij niet, wat hij van haar den
ken moest; wat dat plotselinge verschijnen
van die twee jongelui beduidde. De be-
glas, maar dat mocht niet, achter elkaar
leeg drinken en opnieuw vullen.
Ach, ach, wat zat zij hier prettig, wat
smaakte die wijn lekker en wat had die
jongeheer een hoop goeds van haar ver
teld, ja, ja, 't was altijd een lieve jongen
geweest van aandoening biggelde haar
de tranen langs de wangen.
Belangstellend werd er geïnformeerd
naar haar verdere familieleden, en ver
scheidene glazen geledigd op de gezond
heid van haar kinderen, kleinkinderen en
zoo zoetjes aan begon baker de hoogte
te krijgen en met scheef getrokken mond,
antieke liedjes ten beste te geven, zoodat
eenige spaarzame stompjes tand zichbaar
werden.
Maar in dien toestand kon men de goede
baker niet over de straat laten gaan, et>
besloot men per rijtuig haar naar haar
betrekking te expedieeren.
Een kellner werd gewenkt, die een bood
schap naar Sisselaar moest sturen, dat hij
voor moest komen met de vier, pluimen
er op, en tegelijk een leege champagne-
flesch moest brengen en een sterke rum-
groc, 't eerste (de champagneflesch) om
den baker met een rood lint om den arm
te binden, 't laatste (rumgrog) om haar te
voeren in 't land der dronkemansdroomen.
't Duurde niet lang of 't rijtuig met vier
paarden, pluimen op den kop, met koetsier
en palfrenier reed voor, en baker dit zien
de, luidkeels begon te zingen:
Rije, rije, rije, in een wagentje, maar
werd haar dit belet, straks, als zij achter in
't kattenbakkie zat, mocht zij zingen zoo
veel maar mogelijk was.
De champagneflesch werd met 't roode
lint om haar arm gebonden en de topzware
baker in 't kattenbakkie geheschen, niet
nadat men belangstellend had geïnformeerd
en te weten was gekomen, dat zij op de
Heerengracht bij den Amstel moest zijn,
dus geen verre rit.
De heeren namen plaats in 't rijtuig,
koetsier en palfrenier op den bok en 't toe-
stroomende publiek vermaakte zich kos
telijk, vooral oin de dikke zingende baker,
die haar roeping getrouw het aandoenlijke
lied ten gehoore bracht van „Slaap kindje
slaap", en zelfs de koetsier aan dergelijke
tooneelen gewend, moeite had, om z'n
ernst te bewaren.
Men reed, overal lachend nagestaard door
't wandelend publiek over 't Rembrandt-
plein, Utrechtschestraat om met een sier- i
lijke zwaai de Heerengracht op te rijden,
om even voor 't huis waar men moest
zijn, stil te houden, de steeds zingen
de baker onder den arm te nemen, de
stoep op te hijschen, voor haar aan te bel
len, en toen één, twee, drie in 't rijtuig
om te zien hoe 't afliep.
't Duurde niet lang of de deur werd
geopend en 't laatste wat de heeren zagen
en hooiden, was, dat de baker zingende en
met de champagneflesch zwaaiende naar
binnen tuimelde.
Toen reed 't rijtuig weg, en konden de
heeren in hun recpectieve kasten rust zoe
ken voor hun afgetobde lichamen waarvan
de laatste dagen veel was gevergd, en rust
o, zoo noodig was.
Den volgenden morgen, ongeveer te 12
uurTkwam een der feestgenooten „de Pias"
in z'n zoete rust storen, met de mededee-
ling dat hij hem noodzakelijk moest spre
ken.
Niet dan na heel veel moeite gelukte 't
hem de langslaper wakker te krijgen en 't
eerste wat hij te hooren kreeg, was: zeg,
wij hebben toch gisteren met die baker
een gemeene ploertenstreek uitgehaald.
„De Pias" was nu klaar wakker, en zei
allesbehalve opgewekt: „kom je mij om
dat te vertellen in 't holst van den nacht
m'n bed uit halen?"
Luister eens „Pias", dat mensch heeft
'misschien een gezin, en wij hebben haar
bezopen gevoerd, wie weet is zij niet op
straat gezet.
Hm! ja, dat kan best, wat voor een
ploert is 't waar zij bakert?
Volgens 't adresboek is 't een advokaat.
Hm! in godsnaam dan maar een kraam
visite afsteken, en 't duurde niet lang of
de beide heeren waren aan 't welbekende
adres en werden bij een mijnheer binnenge
laten, met een streng uiterlijk, die hen al
lesbehalve welwillend aankeek.
Na de gebruikelijke voorstelling, nam
„de Pias" 't woord, feliciteerden mijnheer
met de vermeerdering van z'n gezin en
vooral met de hulp van zoon flinke ba
kermaar verder kwam hij niet,
want als door een adder gestoken vloog
de kraamheer in de hoogte en beet hen
schrijving van zijn vader van de ontmoe-
.ing tusschen Nancy en den zeeofficier had
hem nog 't meest bevreemd.
Toen hij wat later op den dag het erf
overstak, om naar huis te gaan, sprak de
luitenant zeer luide en daar het venster
open stond, hoorde George hem zeggen tot
mrs. Evelyn:
Als de „baas" komt, Nancy, dan zal
jij onmiddellijk teruggevoerd worden,
kindlief; zoowaar als mijn naam
Hoe graag kapitein Madder ook gehoord
zou hebben, hoe de naam van den neef was,
wilde hij toch niet staan luisteren.
Omtrent één uur reed Miss Smyth weg,
met den blonden neef naast en den luite
nant tegenover zich. Zij zag er stralend
gelukkig en trotsch uit.
Mrs. lEvelyn gebruikte het middagmaal
in de keuken en was zoo onweerstaanbaar
bekoorlijk, dat ze John Madder zoowaar
zijn geheim had kunnen ontfutselen, als zij
gewild had.
In den namiddag trok Nancy een andere
witte japon aan en zei tegen mrs. Madder,
dat zij naar den Hall ging, om Miss Kent
een bezoek te brengen; en kreeg ze soms
een uitnoodiging voor de thee, dan zou ze
daar gebruik van maken.
Later op den dag, eer kapitein Madder
nog van Barford terug was, want, eer
lijk gezegd, had hij het wel wat saai ge
vonden op de pottenbakkerij, nu Nancy et-
niet was, kwam er een briefje van het
weeuwtje, waarin zij mrs. Madder ver
zocht, om van allerlei artikelen die zij op
een lange lijst opnoemde, voor haar bij
elkaar te pakken en ze dan mee te geven
aan dengene, -die de boodschap bracht,
daar mrs. Evelyn op den Hall zou logee-
ren, tot Miss Smyth terugkwam. Miss
Kent had er namelijk niet van willen hoo
ien, dat het weeuwtje alleen op de potten
bakkerij zou blijven.
Was dat niet Tom Turner, John, die
heesch van woede toe: „de baker, de ba
ker, mijnheer, spreek mij er niet van, daar
gaat me dat mensch gisterenmiddag even
de deur uit en komt na verloop van een
uur stomdronken terug, noemt U dat een
baker?
Doodkalm antwoordde „de Pias": „dat
heb ik gedaan, dat is mijn schuld", en
daarvoor zijn we hier.
Maar toen was- 't geduld van den kraam
heer ten einde en beet hij hen toe: „een
schande is 't, bah, walgelijk, een echte
kwajongensstreek", „en durft U nog hier
te komen?"
Ja, mijnheer, waarom niet? We begrij
pen terecht Uw verontwaardiging, en we
zijn hier om ons excuus aan te bieden,
want dat de baker door ons toedoen haar
betrekking zou verliezen, en tegelijk haar
reputatie als goede baker kwijt raken, dat
zou toch te ver gaan, en erkennen wij, wat
zoo terecht voor U is opgemerkt
dat 't een echte kwajongsstreek is ge
weest maarvoor alles is verge
ving niet waar, zoowel voor de baker, als
voor ons.
Door 't kalme spreken van „de Pias"
was de gastheer al eenigszins ontwapend,
zijn trekken ontspanden zich, en ernstig
klonk 't: „we zullen genade voor recht
laten gelden, de baker blijft in functie en
Uw zonden zijn U vergeven."
Hartelijk drukte „de Pias" den spreker
de hand, bedankte hem, en vroeg met iets
weifelends in z'n stem, terwij] hij een
briefje van tien gulden op den tafel neer
legde: „mag ik U dit overhandigen voor
den baker als pleister op de wonde, en
toen een hoofdknikken die gift accepteer
de, voegde hij er aan toe: „er blijft ons
niets anders over als afscheid te nemen en
't beste toe te wenschen met kraamvrouw
en kindje."
Voldaan ging, vooral „de Pias" heen;
't was 't eerste proces wat hij had gewon
nen.
WAT GAAT ER OM IN HET RIJK
DER MODE?
We kunnen nu wel niet allemaal dage-
lijksch in modieuse toiletjes rond loopen,
één ding hebben wij vrouwen toch alle ge
meen, dat we graag weten en zien, wat er
in het rijk der mode omgaat, wat er „mo
de" is en wat niet. En dat geldt te meer
op het oogenblik, omdat de zomer-avond-
toiletten die er momenteel gedragen wor
den, als 't ware de voorloopers zijn van
hetgeen in het najaar meer algemeen zal
komen.
Wat de kleuren dan betreft, zijn het op
het oogenblik nog de koele pastelkleuren
die in het z.g. zomer-satin gedragen wor
den. Nu zal men zeggen, dat die satin-
stoffen nog al erg officieel „gekleed"
staan, maar dat is blijkbaar bij wijze van
afwisseling. Want we hebben dit seizoen
overdag immers zooveel grappige japon
netjes en bloezen gedragen van z.g. boe
renbont, ruitjes van allerlei soort en kleur,
enz., dat we 's avonds, bij wijze van con
trast, graag een beetje voor „prinses" spe
len in glanzende, elegante stofjes. Voor de
gekleede uitgaansjapon blijft het zwart
overheerschen. En weet U wat het aller
nieuwste modesnufje daarbij is? Een hoed
met rand van geel vilt en geel zeemleeren
of suède handschoenen. Dat is voor het
toilet, waarmee men, wil men volgens de
laatste mode gekleed zijn, buiten in een
deftig restaurant bij avond gaat dineeren.
Het moet zooiets lijken van een donkere
avond met maanlicht
Doch genoeg hierover. De meeste onzer
lezeressen zullen wel niet bij maanlicht
gaan dineeren, veel minder zich daartoe in
een toilet steken als zoo juist beschreven.
Wat echter de komende nieuwe mode
aangaat, kan men in het algemeen zeg
gen, dat speciaal voor de avondjapon
nen de lijn over het algemeen heel een
voudig zal zijn, terwijl dan luxueus aan
doende stoffen zullen worden verwerkt.
Men ziet onder de nieuwe stoffen verschil
lende met metaalachtige glanzen en effec
ten, verder als garneering franjes. De tu
niek ziet men ook weer opduiken, zoowel
voor de avondjapon, als voor gewone
daagsche modellen. Een belangrijk onder
deel vormen ook de sieraden. Speciaal
onze halssnoertjes. Op de teekening zijn
daarvan eenige voorbeelden gegeven. Links
het briefje bracht? vroeg mrs. Madder aan
haar man.
Ja. Ik had wel gehoord, dat hij weg
was gegaan op den Hall, toen de squire
kwam, maar ze hebben hem daar zeker
toch gehouden.
Ja, dat zal wel. 't Is verwonderlijk,
zooveel dingen als zoo'n dametje noodig
heeft, om daar toch maar zoo'n paar dagen
te logeeren. Als het nu een maand was!
Deze opmerkingen hadden opnieuw ach
terdocht gewekt in het gemoed van Geor
ge Madder. Zou mrs. Evelyn er misschien
ook vandoor gegaan zijn?Allicht
was zij in het geheel niet op den Hall ge
weest.
Den Vrijdag daaraanvolgende, noch den
Zaterdag daarop werd er op de pottenbak
kerij iets vernomen van Nancy, of miss
Smyth. Maar op Zondagochtend kwam er
een brief voor mrs. Evelyn met een Lon-
densch poststempel en kapitein M'adder,
die zich zoo ongerust maakte over beide
dames, dat hij op weg naar de kerk nog
eveu bij zijn ouders aanging, om te hooren
of er ook eenige tijding was gekomen,
bood aan, of hij den brief soms bij zich
zou steken, om 'm het weeuwtje te over
handigen, als hij haar in de kerk zag.
Het had te voren al achterdocht bij hem
gewekt, dat <ie dames altijd haar eigen
brieven postten, ofschoon de bus een heel
eind af was; en toen hij een paar malen
had aangeboden, de brieven voor haar mee
te nemen, daar hij toch terugging naar
Barford, hadden zij dit altijd afgeslagen.
Mrs. Madder was het ook al opgevallen,
dat zij altijd eikaars brieven openden en
dat ze beiden erg zenuwachtig waren, te
gen dat de post verwacht werd.
O, ze zal wel in de kerk zijn, George,
zei Mrs. Madder. Zij gaat altijd eenmaal
's Zondags daarheen.
Echter, het bekoorlijke weeuwtje was
niet in de kerk en de Squire evenmin. Al-
hebben we een halssnoer van allerlei kleu
ren (in elkaar overgaand) porseleinen
bloempjes in teere pasteltinten. Mille
Fleurs heet dat. Het wordt bij gekleede zo
merjaponnetjes en eenvoudige avondjap.
gedragen. Bij lichte zomerkleeren zijn op
het oogenblik donkere sieraden mode. Het
middelste figuurtje toont een snoer van
donkerblauwe kralen en dito oorringen, in
dezelfde kleur als het hoedje. Dit snoer
verfraait de halslijn bijzonder. Rechts bo
venaan een snoer van paarlen met een
hanger van dofgouden blaadjes, paarl-
druifjes en vergulde franje uitloopend in
paarls. Voor sport of wandeldracht ziet
men korte halssnoeren van gelakt koord.
Felrood en wit is daarvoor een populaire
combinatie.
MADELEINE.
Voor nagerecht enz. gebruikt men veel
fruit uit het blik (perziken, peren, abriko
zen enz.) Doch dikwijls smaakt het er toch
een weinig naar, en in ieder geval smaakt
het fruit dan dikwijls niet echt „versch".
Een goed middel daartegen is, het blik een
poos vooruit open te maken en het fruit
met het sap op een schaaltje te laten staan.
Gebruikt men de vruchten warm, dan i>
het goed ze goed, door en door, heet u
maken vóór het opdienen, en er dan mis
schien een klein beetje suiker bij te doen
U zult versteld staan, hoe „versch" het
fruit dan smaakt.
Wollen goed moet altijd in lauw water
gewasschen worden. Het is bovendien niet
goed een stuk wollen goed uit een warm
vertrek in de koele buitenlucht te drogen
te hangen. Wollen goed moet gewasschen,
nagespoeld en gedroogd worden in dezelf
de temperatuur.
Voor P a n v i s c h fruit men 2 uien
met 3 lepels boter lichtbruin, doet er 2
volle eetlepels tomatenpuree bij, alsmede
1 Yi K.G. fijngewreven koude gek, aard
appelen en 5 of 6 ontgrate resten van gek.
visch. Men roert alles dooreen met Yi L.
bouillon (kokend water en 2 maggi blok
jes), laat het mengsel goed heet worden,
roert er nog een lepel boter door, alsmede
1 eetlepel gehakte peferselie en dient het
op in een dekschaal.
U heeft een dienstbode noodig of wellicht iets op
te ruimen of iets aan te bieden ofenz. enz.
Welnu, een advertentie van de volgende grootte
en inhoud
Mevrouw J. Westra, Nassauplein 8,
Soestdijk, vraagt voor direct, net
v.g.g.v., liefst niet ouder dan 18 jaar.
kost slechts f 0.75. Uw advertentie wordt huis aan
huis, in heel de gemeente Soest, gelezen. De vele
honderden brieven, welke wij op dergelijke annonce's
ontvangen, verzekeren U het gewenschte succes.
leen de generaal en zijn nichtje zaten in de
bank van den Hall. Ethel was bijzonder
knap, maar hoogst ernstig en naar George
meende, leek zij niet gelukkig. De preek
viel haar blijkbaar lang, althans het scheen
haar een verlichting, toen de dominee zijn
„amen" uitsprak.
Terwijl George nu steeds in haar ver
diept was, dacht hij dus niet meer aan Nan
cy en aan den brief, dien hij voor haar bij
zich had; tot zijn moeder er hem aan her
innerde.
Hij ging met zijn ouders naar huis en
postte later den brief, dien hij dus had ge
adresseerd naar den Hall.
Zijn achterdocht jegens het bekoorlijke
weeuwtje was er echter niet minder op ge
worden.
HOOFDSTUK XI.
Nancy, je lijkt mij vanochtend niet
zoo opgewekt. Is er iets'niet in orde met
ons weeuwtje? vroeg Ethel Kent dien vol
genden Maandagochtend aan het ontbijt.
Mrs. Evelyn leek bijzonder ernstig ge
stemd, terwijl ze den brief las, die door
kapitein Madder naar den Hall was door
gezonden.
O, neen, dank je, maar tante Ri
schrijft dat ze pas Zaterdag uit Londen
vertrekken kan.
Dan moet u nog zoo lang bij ons
blijven logeeren. U mag volstrekt niet naar
de pottenbakkerij teruggaan, tot uw tante
er weer is, zei Mr. Kent.
Maar beste Ned, Mrs. Evelyn is niet
je pupille. Je kunt haar niet de wet voor
schrijven, zei Ethel.
Hij had onder dienst moeten gaan,
lachte, de generaal. Want hij schijnt nu
eenmaal altijd iemand te moeten comman-
deeren.
In dit geval is het commando dan
toch heel vriendelijk voor mij. Alleen ben
ik bang dat u allen meer dan genoeg van
mij heeft.
Nancy, Nancy, hengel je weer naar
complimentjes? Ned en oom Henry mogen
zich hiertoe dan al laten verleiden, ik niet.
Maar vertel nu liever eens, wat zou je van
daag graag doen?
Al wat je voorstelt. Kijk Mr. Kent
eens beleedigd kijken. Zoudt u mij niet
graag eens de les willen lezen? Ik ben
toch zoo blij, dat ik niet uw pupille ben;
dan zou ik zeker ieder oogenblik op zwart
zaad gezet, of naar bed gestuurd worden.
A propos, Ned, heb jij vanochtend
nog wat gehoord van Miss Cornwall-
Smyth? vroeg Ethel.
Neen. Mjaar ik zal haar toch moeten
schrijven, want ik moet haar handteekening
hebben voor enkele stukken. Ongelukki
gerwijs weet ik niet, hoe haar zaakwaar
nemer heet, anders kon ik hem schrijven;
maar zij heeft mij zijn naam niet meege
deeld.
Misschien heeft ze er ook niet eens
een, maar wendde ze zijn bestaan maar
voor, zei Nancy.
In zoo'n geval zal zij zich toch moe
ten verwaardigen, om zelve te schrijven,
of ik moet van den Corner naar Amerika
gaan.
Moet je dat werkelijk doen, Ned?
Ik zal eerst nog eens afwachten. En
dat verzeker ik je: als ze mij daartoe nood
zaakt, dan zal ze mijn bezoek niet verge
ten.
Hoe ziet zij er uit, Mr. Kent? Is ze
knap?
Ik weet er niets van; wel is ze op
standig en brutaal.
Verbeeldt u, dat u nu eens naar haar
toe ging en hrar graag mocht. Wat zou
dat eigenaardig zijn.
Wordt vervolgd.