Met drie kwartjes Een Studentenstreek. Een gevaarlijk spelletje FEUILLETON O^Voor de Vrouw ^0 kunt gij in „DESOESTER" Uw doel bereiken Dagmeisje, Vraagt verder vrijblijvend onze tarieven bij overeenkomst BUREAU VAN WEEDESTRAAT 7 FILIAAL: SOESTERBERGSCHESTR.8 door Kees Spotvogel. 't Was heerlijk weer en 't zonnetje be scheen het Rembrandtplein te Amster dam, en ook vier heeren, die bij Mast za ten te lunchen. 't Ging er nogal luidruchtig toe, en geen wonder, want een hunner, Willem van Buuren, bijgenaamd „de Pias", had met goöd gevolg zijn examen afgelegd, dus feestvieren was alleszins gepast, en 't idee in 't vervolg zijn naam met „Mr." ervoor te mogen schrijven, was heerlijk, nu nog wat practijk, een reusachtige portie geluk en zijn kostje was gekocht. Maar voorloopig zouden hij en z'n vrien den 't er toch maar van nemen, en de beer zal de oude papa vqn Buuren lang niet meevallen, maar daarover geen zorg. Kom heeren, ik ga naar mijn kast, zegt de gepromoveerde, 't wordt tijd van rusten, ik heb nu genoeg gehengst en verlang m'n ledematen in een flauwe bocht uit te strekken op mijn schamele legerstede. De anderen waren dit roerend met hem eens, nog eenmaal werden de glazen vol geschonken, geledigd en besloot men tot zijn huisgoden terug te keeren. Langzaam wandelden zij de Reguliers- breedstraat in, tot „de Pias" plotseling z'n pas versnelde en op een dikke, in een paars katoenen japon, met zijden boezelaar en 'n helderwitte kornet gekleedde vrouw toe- stapte, en haar hartelijk op den schouder kloppende, haar vriendelijk lachend toe voegde: „dag baker, mensch, leef je nog? en hoe gaat 't er mge?" Eenigszins verbaast keek 't goeie mensch „de Pias" eerst even aan, en toen met een breede gullen lach: „Dag jongeheer, wat ben je groot geworden, en wat heb je een mooie snor gekregen!" Ja, bakeV,'zegt dat wel, en hoe gaat 't je, en hoe is 't thuis? O, alles best, jongeheer, en zij wilde juist haar wederwaardigheden van de af- geloopen jaren gaan vertellen, toen „de Pias" haar in de rede viel met een: „ja, vertel dat maar straks, daar moeten wij rustig bij zitten en een glaasje bij drin ken." En het viertal heeren, met de dikke ba ker in 't midden, stevende weer op Mast toe, om in haar gezelschap van voren af aan te beginnen. Bij het raam werd plaats genomen, een paar flesschen oude Bourgogne besteld, de glazen vol geschonken, en toen allen voorzien waren, tikte „de Pias" tegen z'n glas en begon de volgende tafelrede af te draaien. Mijne Heeren. Een van de gelukkigste oogenblikken mijns levens is aangebroken. Onverwacht, als uit den dooden herrezen, staat zij weer voor mij, die in mijn prille jeugd mij waschte, poeierde en van warme luiers voorzag. Zij was 't die constateerde dat ik „per- cies" uit mijn vaders „fiselemi" was ge fabriceerd, hoewel ik allevel ook wel op mijn moeder geleek. Zij was 't, die in haar aardsch taberna kel over een berging van natte en droge waren beschikte, die een hedendaagsche koudwaterzuster oftewel een kraamvrouw- verpleegster de haren te berge zou doen rijzen. Zij was 't, die annisette kleverig zoet als godendrank beschouwde, en wie kon zoo handig eieren klutsen als zij, en de lepel brandewijn er bij voegen', om dit met een zegewensch de kraamvrouw te overhan digen, niet vergetende voor zich zelf een dubbele portie te nemen. Wie, mijne heeren, vraag ik U, wie kon zulke betooverende wiegeliedjes zingen, wat in mijn jeugdige ooren als hemelsche muziek klonk. Wie blaakten van genoegen, wanneer ik mooie luiers maakte en kon zoo handig 't gouden tientje wegtooveren, wat m'n vader in groote dankbaarheid haar in de vleeschige hand drukte? Al deze goede hoedanigheden vindt gij vereenigd in de vrouw die heden in ons midden is, en daarom mijne heeren, sta op van Uw zetels en drink op de gezondheid vanvan En tot de baker overtuigend, hoe heet je ook weer? En de dikkert tot tranen geroerd, terug fluisterde: „van Ginkel". Juist, van Ginkel, m'n goede beste ba ker, dat zij leve. De baker nam een klein slokje uit haar Naar het Engelsch. (Nadruk verboden) (13 Dit was al, wat George hoorde, want hij wilde niet opzettelijk luisteren. Ongeveer een uur later kwam mrs. Evelyn in de werkplaats, waar de familie Madder bijeen was. O, mrs. Madder! riep zij. Miss Smyth gaat een paar dagen naar Londen met mijn neven. WHlt u een beetje op mij let ten, terwijl zij weg is? Want ik voel er niet voor om met haar mee te gaan: ik voel mij hier zoo gelukkig! i Zeker, Madam. Zegt u maar gerust tegen uw tante, dat wij goed op u zullen letten, zei mrs. Madder, goedhartig als al tijd. Dank u vriendelijk. Ziet u, tante Ri is als een moeder geweest voor mijn neef Claudius en ze heeft hem in geen tien ja ren gezien; dus zouden ze mij niet eens graag mee hebben. Maar zou die andere neef dan niet van uw gezelschap willen genieten? Ja, dat geloof ik wel, maar daar ben ik minder op gesteld. Nu moet ik tante gaan helpen en mag ik dan bij u in de keuken komen eten? Als u zich tenminste ontfermen wilt over een arme, verlaten weduwvrouw? Het zal ons een eer zijn, antwoordde George uit aller naam. Bij zichzelven dacht hij: Wat z.al'mrs. Evelyn zich amuseeren in de afsvezigheid van haar tante! Toch wist hij niet, wat hij van haar den ken moest; wat dat plotselinge verschijnen van die twee jongelui beduidde. De be- glas, maar dat mocht niet, achter elkaar leeg drinken en opnieuw vullen. Ach, ach, wat zat zij hier prettig, wat smaakte die wijn lekker en wat had die jongeheer een hoop goeds van haar ver teld, ja, ja, 't was altijd een lieve jongen geweest van aandoening biggelde haar de tranen langs de wangen. Belangstellend werd er geïnformeerd naar haar verdere familieleden, en ver scheidene glazen geledigd op de gezond heid van haar kinderen, kleinkinderen en zoo zoetjes aan begon baker de hoogte te krijgen en met scheef getrokken mond, antieke liedjes ten beste te geven, zoodat eenige spaarzame stompjes tand zichbaar werden. Maar in dien toestand kon men de goede baker niet over de straat laten gaan, et> besloot men per rijtuig haar naar haar betrekking te expedieeren. Een kellner werd gewenkt, die een bood schap naar Sisselaar moest sturen, dat hij voor moest komen met de vier, pluimen er op, en tegelijk een leege champagne- flesch moest brengen en een sterke rum- groc, 't eerste (de champagneflesch) om den baker met een rood lint om den arm te binden, 't laatste (rumgrog) om haar te voeren in 't land der dronkemansdroomen. 't Duurde niet lang of 't rijtuig met vier paarden, pluimen op den kop, met koetsier en palfrenier reed voor, en baker dit zien de, luidkeels begon te zingen: Rije, rije, rije, in een wagentje, maar werd haar dit belet, straks, als zij achter in 't kattenbakkie zat, mocht zij zingen zoo veel maar mogelijk was. De champagneflesch werd met 't roode lint om haar arm gebonden en de topzware baker in 't kattenbakkie geheschen, niet nadat men belangstellend had geïnformeerd en te weten was gekomen, dat zij op de Heerengracht bij den Amstel moest zijn, dus geen verre rit. De heeren namen plaats in 't rijtuig, koetsier en palfrenier op den bok en 't toe- stroomende publiek vermaakte zich kos telijk, vooral oin de dikke zingende baker, die haar roeping getrouw het aandoenlijke lied ten gehoore bracht van „Slaap kindje slaap", en zelfs de koetsier aan dergelijke tooneelen gewend, moeite had, om z'n ernst te bewaren. Men reed, overal lachend nagestaard door 't wandelend publiek over 't Rembrandt- plein, Utrechtschestraat om met een sier- i lijke zwaai de Heerengracht op te rijden, om even voor 't huis waar men moest zijn, stil te houden, de steeds zingen de baker onder den arm te nemen, de stoep op te hijschen, voor haar aan te bel len, en toen één, twee, drie in 't rijtuig om te zien hoe 't afliep. 't Duurde niet lang of de deur werd geopend en 't laatste wat de heeren zagen en hooiden, was, dat de baker zingende en met de champagneflesch zwaaiende naar binnen tuimelde. Toen reed 't rijtuig weg, en konden de heeren in hun recpectieve kasten rust zoe ken voor hun afgetobde lichamen waarvan de laatste dagen veel was gevergd, en rust o, zoo noodig was. Den volgenden morgen, ongeveer te 12 uurTkwam een der feestgenooten „de Pias" in z'n zoete rust storen, met de mededee- ling dat hij hem noodzakelijk moest spre ken. Niet dan na heel veel moeite gelukte 't hem de langslaper wakker te krijgen en 't eerste wat hij te hooren kreeg, was: zeg, wij hebben toch gisteren met die baker een gemeene ploertenstreek uitgehaald. „De Pias" was nu klaar wakker, en zei allesbehalve opgewekt: „kom je mij om dat te vertellen in 't holst van den nacht m'n bed uit halen?" Luister eens „Pias", dat mensch heeft 'misschien een gezin, en wij hebben haar bezopen gevoerd, wie weet is zij niet op straat gezet. Hm! ja, dat kan best, wat voor een ploert is 't waar zij bakert? Volgens 't adresboek is 't een advokaat. Hm! in godsnaam dan maar een kraam visite afsteken, en 't duurde niet lang of de beide heeren waren aan 't welbekende adres en werden bij een mijnheer binnenge laten, met een streng uiterlijk, die hen al lesbehalve welwillend aankeek. Na de gebruikelijke voorstelling, nam „de Pias" 't woord, feliciteerden mijnheer met de vermeerdering van z'n gezin en vooral met de hulp van zoon flinke ba kermaar verder kwam hij niet, want als door een adder gestoken vloog de kraamheer in de hoogte en beet hen schrijving van zijn vader van de ontmoe- .ing tusschen Nancy en den zeeofficier had hem nog 't meest bevreemd. Toen hij wat later op den dag het erf overstak, om naar huis te gaan, sprak de luitenant zeer luide en daar het venster open stond, hoorde George hem zeggen tot mrs. Evelyn: Als de „baas" komt, Nancy, dan zal jij onmiddellijk teruggevoerd worden, kindlief; zoowaar als mijn naam Hoe graag kapitein Madder ook gehoord zou hebben, hoe de naam van den neef was, wilde hij toch niet staan luisteren. Omtrent één uur reed Miss Smyth weg, met den blonden neef naast en den luite nant tegenover zich. Zij zag er stralend gelukkig en trotsch uit. Mrs. lEvelyn gebruikte het middagmaal in de keuken en was zoo onweerstaanbaar bekoorlijk, dat ze John Madder zoowaar zijn geheim had kunnen ontfutselen, als zij gewild had. In den namiddag trok Nancy een andere witte japon aan en zei tegen mrs. Madder, dat zij naar den Hall ging, om Miss Kent een bezoek te brengen; en kreeg ze soms een uitnoodiging voor de thee, dan zou ze daar gebruik van maken. Later op den dag, eer kapitein Madder nog van Barford terug was, want, eer lijk gezegd, had hij het wel wat saai ge vonden op de pottenbakkerij, nu Nancy et- niet was, kwam er een briefje van het weeuwtje, waarin zij mrs. Madder ver zocht, om van allerlei artikelen die zij op een lange lijst opnoemde, voor haar bij elkaar te pakken en ze dan mee te geven aan dengene, -die de boodschap bracht, daar mrs. Evelyn op den Hall zou logee- ren, tot Miss Smyth terugkwam. Miss Kent had er namelijk niet van willen hoo ien, dat het weeuwtje alleen op de potten bakkerij zou blijven. Was dat niet Tom Turner, John, die heesch van woede toe: „de baker, de ba ker, mijnheer, spreek mij er niet van, daar gaat me dat mensch gisterenmiddag even de deur uit en komt na verloop van een uur stomdronken terug, noemt U dat een baker? Doodkalm antwoordde „de Pias": „dat heb ik gedaan, dat is mijn schuld", en daarvoor zijn we hier. Maar toen was- 't geduld van den kraam heer ten einde en beet hij hen toe: „een schande is 't, bah, walgelijk, een echte kwajongensstreek", „en durft U nog hier te komen?" Ja, mijnheer, waarom niet? We begrij pen terecht Uw verontwaardiging, en we zijn hier om ons excuus aan te bieden, want dat de baker door ons toedoen haar betrekking zou verliezen, en tegelijk haar reputatie als goede baker kwijt raken, dat zou toch te ver gaan, en erkennen wij, wat zoo terecht voor U is opgemerkt dat 't een echte kwajongsstreek is ge weest maarvoor alles is verge ving niet waar, zoowel voor de baker, als voor ons. Door 't kalme spreken van „de Pias" was de gastheer al eenigszins ontwapend, zijn trekken ontspanden zich, en ernstig klonk 't: „we zullen genade voor recht laten gelden, de baker blijft in functie en Uw zonden zijn U vergeven." Hartelijk drukte „de Pias" den spreker de hand, bedankte hem, en vroeg met iets weifelends in z'n stem, terwij] hij een briefje van tien gulden op den tafel neer legde: „mag ik U dit overhandigen voor den baker als pleister op de wonde, en toen een hoofdknikken die gift accepteer de, voegde hij er aan toe: „er blijft ons niets anders over als afscheid te nemen en 't beste toe te wenschen met kraamvrouw en kindje." Voldaan ging, vooral „de Pias" heen; 't was 't eerste proces wat hij had gewon nen. WAT GAAT ER OM IN HET RIJK DER MODE? We kunnen nu wel niet allemaal dage- lijksch in modieuse toiletjes rond loopen, één ding hebben wij vrouwen toch alle ge meen, dat we graag weten en zien, wat er in het rijk der mode omgaat, wat er „mo de" is en wat niet. En dat geldt te meer op het oogenblik, omdat de zomer-avond- toiletten die er momenteel gedragen wor den, als 't ware de voorloopers zijn van hetgeen in het najaar meer algemeen zal komen. Wat de kleuren dan betreft, zijn het op het oogenblik nog de koele pastelkleuren die in het z.g. zomer-satin gedragen wor den. Nu zal men zeggen, dat die satin- stoffen nog al erg officieel „gekleed" staan, maar dat is blijkbaar bij wijze van afwisseling. Want we hebben dit seizoen overdag immers zooveel grappige japon netjes en bloezen gedragen van z.g. boe renbont, ruitjes van allerlei soort en kleur, enz., dat we 's avonds, bij wijze van con trast, graag een beetje voor „prinses" spe len in glanzende, elegante stofjes. Voor de gekleede uitgaansjapon blijft het zwart overheerschen. En weet U wat het aller nieuwste modesnufje daarbij is? Een hoed met rand van geel vilt en geel zeemleeren of suède handschoenen. Dat is voor het toilet, waarmee men, wil men volgens de laatste mode gekleed zijn, buiten in een deftig restaurant bij avond gaat dineeren. Het moet zooiets lijken van een donkere avond met maanlicht Doch genoeg hierover. De meeste onzer lezeressen zullen wel niet bij maanlicht gaan dineeren, veel minder zich daartoe in een toilet steken als zoo juist beschreven. Wat echter de komende nieuwe mode aangaat, kan men in het algemeen zeg gen, dat speciaal voor de avondjapon nen de lijn over het algemeen heel een voudig zal zijn, terwijl dan luxueus aan doende stoffen zullen worden verwerkt. Men ziet onder de nieuwe stoffen verschil lende met metaalachtige glanzen en effec ten, verder als garneering franjes. De tu niek ziet men ook weer opduiken, zoowel voor de avondjapon, als voor gewone daagsche modellen. Een belangrijk onder deel vormen ook de sieraden. Speciaal onze halssnoertjes. Op de teekening zijn daarvan eenige voorbeelden gegeven. Links het briefje bracht? vroeg mrs. Madder aan haar man. Ja. Ik had wel gehoord, dat hij weg was gegaan op den Hall, toen de squire kwam, maar ze hebben hem daar zeker toch gehouden. Ja, dat zal wel. 't Is verwonderlijk, zooveel dingen als zoo'n dametje noodig heeft, om daar toch maar zoo'n paar dagen te logeeren. Als het nu een maand was! Deze opmerkingen hadden opnieuw ach terdocht gewekt in het gemoed van Geor ge Madder. Zou mrs. Evelyn er misschien ook vandoor gegaan zijn?Allicht was zij in het geheel niet op den Hall ge weest. Den Vrijdag daaraanvolgende, noch den Zaterdag daarop werd er op de pottenbak kerij iets vernomen van Nancy, of miss Smyth. Maar op Zondagochtend kwam er een brief voor mrs. Evelyn met een Lon- densch poststempel en kapitein M'adder, die zich zoo ongerust maakte over beide dames, dat hij op weg naar de kerk nog eveu bij zijn ouders aanging, om te hooren of er ook eenige tijding was gekomen, bood aan, of hij den brief soms bij zich zou steken, om 'm het weeuwtje te over handigen, als hij haar in de kerk zag. Het had te voren al achterdocht bij hem gewekt, dat <ie dames altijd haar eigen brieven postten, ofschoon de bus een heel eind af was; en toen hij een paar malen had aangeboden, de brieven voor haar mee te nemen, daar hij toch terugging naar Barford, hadden zij dit altijd afgeslagen. Mrs. Madder was het ook al opgevallen, dat zij altijd eikaars brieven openden en dat ze beiden erg zenuwachtig waren, te gen dat de post verwacht werd. O, ze zal wel in de kerk zijn, George, zei Mrs. Madder. Zij gaat altijd eenmaal 's Zondags daarheen. Echter, het bekoorlijke weeuwtje was niet in de kerk en de Squire evenmin. Al- hebben we een halssnoer van allerlei kleu ren (in elkaar overgaand) porseleinen bloempjes in teere pasteltinten. Mille Fleurs heet dat. Het wordt bij gekleede zo merjaponnetjes en eenvoudige avondjap. gedragen. Bij lichte zomerkleeren zijn op het oogenblik donkere sieraden mode. Het middelste figuurtje toont een snoer van donkerblauwe kralen en dito oorringen, in dezelfde kleur als het hoedje. Dit snoer verfraait de halslijn bijzonder. Rechts bo venaan een snoer van paarlen met een hanger van dofgouden blaadjes, paarl- druifjes en vergulde franje uitloopend in paarls. Voor sport of wandeldracht ziet men korte halssnoeren van gelakt koord. Felrood en wit is daarvoor een populaire combinatie. MADELEINE. Voor nagerecht enz. gebruikt men veel fruit uit het blik (perziken, peren, abriko zen enz.) Doch dikwijls smaakt het er toch een weinig naar, en in ieder geval smaakt het fruit dan dikwijls niet echt „versch". Een goed middel daartegen is, het blik een poos vooruit open te maken en het fruit met het sap op een schaaltje te laten staan. Gebruikt men de vruchten warm, dan i> het goed ze goed, door en door, heet u maken vóór het opdienen, en er dan mis schien een klein beetje suiker bij te doen U zult versteld staan, hoe „versch" het fruit dan smaakt. Wollen goed moet altijd in lauw water gewasschen worden. Het is bovendien niet goed een stuk wollen goed uit een warm vertrek in de koele buitenlucht te drogen te hangen. Wollen goed moet gewasschen, nagespoeld en gedroogd worden in dezelf de temperatuur. Voor P a n v i s c h fruit men 2 uien met 3 lepels boter lichtbruin, doet er 2 volle eetlepels tomatenpuree bij, alsmede 1 Yi K.G. fijngewreven koude gek, aard appelen en 5 of 6 ontgrate resten van gek. visch. Men roert alles dooreen met Yi L. bouillon (kokend water en 2 maggi blok jes), laat het mengsel goed heet worden, roert er nog een lepel boter door, alsmede 1 eetlepel gehakte peferselie en dient het op in een dekschaal. U heeft een dienstbode noodig of wellicht iets op te ruimen of iets aan te bieden ofenz. enz. Welnu, een advertentie van de volgende grootte en inhoud Mevrouw J. Westra, Nassauplein 8, Soestdijk, vraagt voor direct, net v.g.g.v., liefst niet ouder dan 18 jaar. kost slechts f 0.75. Uw advertentie wordt huis aan huis, in heel de gemeente Soest, gelezen. De vele honderden brieven, welke wij op dergelijke annonce's ontvangen, verzekeren U het gewenschte succes. leen de generaal en zijn nichtje zaten in de bank van den Hall. Ethel was bijzonder knap, maar hoogst ernstig en naar George meende, leek zij niet gelukkig. De preek viel haar blijkbaar lang, althans het scheen haar een verlichting, toen de dominee zijn „amen" uitsprak. Terwijl George nu steeds in haar ver diept was, dacht hij dus niet meer aan Nan cy en aan den brief, dien hij voor haar bij zich had; tot zijn moeder er hem aan her innerde. Hij ging met zijn ouders naar huis en postte later den brief, dien hij dus had ge adresseerd naar den Hall. Zijn achterdocht jegens het bekoorlijke weeuwtje was er echter niet minder op ge worden. HOOFDSTUK XI. Nancy, je lijkt mij vanochtend niet zoo opgewekt. Is er iets'niet in orde met ons weeuwtje? vroeg Ethel Kent dien vol genden Maandagochtend aan het ontbijt. Mrs. Evelyn leek bijzonder ernstig ge stemd, terwijl ze den brief las, die door kapitein Madder naar den Hall was door gezonden. O, neen, dank je, maar tante Ri schrijft dat ze pas Zaterdag uit Londen vertrekken kan. Dan moet u nog zoo lang bij ons blijven logeeren. U mag volstrekt niet naar de pottenbakkerij teruggaan, tot uw tante er weer is, zei Mr. Kent. Maar beste Ned, Mrs. Evelyn is niet je pupille. Je kunt haar niet de wet voor schrijven, zei Ethel. Hij had onder dienst moeten gaan, lachte, de generaal. Want hij schijnt nu eenmaal altijd iemand te moeten comman- deeren. In dit geval is het commando dan toch heel vriendelijk voor mij. Alleen ben ik bang dat u allen meer dan genoeg van mij heeft. Nancy, Nancy, hengel je weer naar complimentjes? Ned en oom Henry mogen zich hiertoe dan al laten verleiden, ik niet. Maar vertel nu liever eens, wat zou je van daag graag doen? Al wat je voorstelt. Kijk Mr. Kent eens beleedigd kijken. Zoudt u mij niet graag eens de les willen lezen? Ik ben toch zoo blij, dat ik niet uw pupille ben; dan zou ik zeker ieder oogenblik op zwart zaad gezet, of naar bed gestuurd worden. A propos, Ned, heb jij vanochtend nog wat gehoord van Miss Cornwall- Smyth? vroeg Ethel. Neen. Mjaar ik zal haar toch moeten schrijven, want ik moet haar handteekening hebben voor enkele stukken. Ongelukki gerwijs weet ik niet, hoe haar zaakwaar nemer heet, anders kon ik hem schrijven; maar zij heeft mij zijn naam niet meege deeld. Misschien heeft ze er ook niet eens een, maar wendde ze zijn bestaan maar voor, zei Nancy. In zoo'n geval zal zij zich toch moe ten verwaardigen, om zelve te schrijven, of ik moet van den Corner naar Amerika gaan. Moet je dat werkelijk doen, Ned? Ik zal eerst nog eens afwachten. En dat verzeker ik je: als ze mij daartoe nood zaakt, dan zal ze mijn bezoek niet verge ten. Hoe ziet zij er uit, Mr. Kent? Is ze knap? Ik weet er niets van; wel is ze op standig en brutaal. Verbeeldt u, dat u nu eens naar haar toe ging en hrar graag mocht. Wat zou dat eigenaardig zijn. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1934 | | pagina 4