2e BLAD
r
WANDELINGEN
Reukmeten voor den
luchtbeschermings
dienst.
EERSTE HULP H0EK)E
De vestiging van het
nieuwe Garnizoen.
Soesterberg
Plaatselijk Nieuws
EERSTE SOESTER BEGRAFENIS ONDERNEMING
DOOR DE LEVENDE NATUUR
behoorende bij ,.D E SOE3TER van
ZATERDAG 19 FEBRUARI 1938, No. 15.
JUBILEUM.
Op Maandag 21 Febi*uari a.s. zal het
12*6 jaar geleden zgn, dat mej. A. M. Nuy-
ten als onderwijzeres aan de R.K. School
te Soesterberg werd verbonden. In dien
tijd heeft zij door haar werk de liefde en
genegenheid gewonnen van Ouders en leer
lingen en ongetwijfeld zal het haar op dien
dag niet aan bewijzen van sympathie ont
breken.
Voor ouders en belangstellenden is er
van 3 tot 4 uur gelegenheid om haar geluk
te wenschen in de R.K. School, Verlengde
Postweg 2.
CONCERT „SOLI DEO GLORIA".
Woensdagavond j.1. gaf de Chr. Gem.
Zangvereeniging „Soli Deo Gloria", direc
teur Chr. Karstens, met welwillende me
dewerking van mevr. Hamer, piano, een
goed geslaagde uitvoering in de concert
zaal van „Huis ten Halve", alhier.
Na opening met gebed, gevolgd door een
welkomstwoord door den voorzitter, den
heer W. Hamer, hield later de Eere-voor-
zitter, Ds. B. Tuinstra, een toespraak,
waarin hij hulde bracht aan de vereeniging
en haar directeur, die met hart en ziel het
koor leidt, voorts de beteekenis schetsend
van het christelijk lied voor de samenle
ving, dat menigeen, die vervreemd was
van het Chr. geloof, heeft gegrepen en tot
inkeer gebracht. Spr. besloot met den steun
en het medeleven der jongeren te vragen,
door lid te worden, der ouderen door toe
treding als donateur.
Het uitgebreide programma vermeldde
voor de verschillende afdeelingen een keur
van mooie, stemmige zangnummers, waar
naar met onverdeelde aandacht geluisterd
werd. Het Dankt, dankt nu allen God",
door groot koor met kinderkoor gezongen,
ter eere van de geboorte van Prinses Bea
trix, werd door het publiek staande, met
eerbied aangehoord. Toen men over de
eerste aarzeling heen was, ging het zingen
steeds gemakelijker, zoodat er na elk vol
gend nummer een flink applaus opklonk
voor den waarlijk mooien zang, welke af
zonderlijk door het groot koor, de groote
meisjes en het kinderkoor, ten gehoore
werd gebracht. Van de vele nummers kun
nen we er hier slechts enkele noemen. In
't bijzonder trof ons de vertolking van
„Christus komt" van Beintema, „In 't
bosch" van Mendelssohn Bartholdy en
„IJs" van Leo Mens door het groote koor.
Door de groote meisjes, die een zuiver
sopraantje in haar midden hebben, werden
met veel gevoel: „Het Kerstkindje" van
kloek en „Gebed" van Handel uitgevoerd.
Het kinderkoor, dat ook in aantal is toege
nomen, zong frisch en vol ambitie, en lied
jes als die van H. v. Tusschenbroek kwa
men bijzonder goed tot hun recht.
In hooge mate beschaafd was weer het
begeleidend piano-spel van Mevr. Hamer.
De haar vereerde bloemen waren welver
diend.
Met dankgebed sloot Ds. Tuinstra den
stemmigen avond, waarop met voldoening
kan worden teruggezien.
EEN BEZOEK AAN DE RIJSCHOOL
SOESTERBERG.
neemt, dat zij later geheel eigener beweging
toch weer naar de manege terugverlangen.
En waarlijk, de rijkunst is zoo veelzijdig
in haar verschillende vormen, dat er voor
de ware liefhebbers, die zich verder wil
len bekwamen, er steeds nog meer te lee-
ren valt. Bovendien biedt in deze streek de
gesteldheid van het landschap een groot
voordeel. Het is als voor de paardensport
geschapen, zoodat de geheele omgeving
één groote buitenananege is. Een stap bui
ten de rijbaan en men bevindt zich reeds
op breede zandwegen, welke door bosch en
over heideveld naar de heuvels leiden. Uren
lang kan men hier dwalen, zonder langs
harde wegen te moeten rijden. En bijna on
merkbaar gaan de Utrechtsche heidevel
den door zandwegen en boschpaden over in
de groote Veiuwe, het dorado van den rui
ter.
Tenslotte stelden we nog een vraag: Het
onderwijs, dat U hier geeft, wijkt in zeer
vele opzichten af van dat wat wij in andere
maneges hebben gezien. Past U een nieu
we methode toe of hebt U zelf een nieu
we methode ontdekt en acht U die andere
methode minder juist of zelfs verkeerd?
Mijn onderwijs, aldus het antwoord van
den instructeur, baseert zich op de metho
de bij het Ned. leger in gebruik, doch aan
gepast aan het meer individueel karakter
dezer school. Een volledig antwoord op Uw
vragen zou mij echter in technischen zin
te vervoeren. Laat mij daarom volstaan,
met U de criteria aan te geven, waarop
goed rijonderricht moet berusten en wat
men daarvoor noodig heeft:
Voor goed en veilig rijondenvijs is in de
eeiste plaats noodig, een ruime, overdekte
manege. Ieder die wel eens het gesukkel op
een half bevroren weilandje of op een glib
berig veldje heeft gezien ten aanschou-
we soms van een zich daarover vermakend
jeugdig publiek zal dit wel kunnen be-
giijpen. Voorts behoort de instructeur in
de rijkunst zelve minstens de gelijke van
zijn leerlingen te zijn, niet alleen een theo
reticus, doch daarbij ook een bekwaam, er
varen ruiter. Alleen al reeds uit een oog
punt van veiligheid voor den leerling is dit
zeer gewenscht.
Verder moet iedere goede rijschool be
schikken over een klasse van 4 tot 6 paar
den, welke op aanwijzing van den instruc
teur zich vlot in stap, draf of galop langs
den hoefslag beweegt.
Iedere les voor beginnelingen behoort te
bestaan uit een zitoefening zonder beu
gels en teugels, hetzij op deken, hetzij op
zadel en uit een teugeloefening, waarin
aanvankelijk alleen gestapt wordt.
In die zitoefening moet de leerling dus
eerst leeren zitten en als hij werkelijk, zon
der zich vast te houden, in draf goed te
paard zit, mag men hem teugels in de han
den en beugels aan de voeten geven.
Ieder onderricht, waarbij dus de leerling
zoo mooi" te paard wordt gezet, is m.i.
ondeugdelijk en gevaarlijk voor den leer
ling en de leerlinge en wreed voor het
paard. Wanneer het onderricht wordt ge
geven in den door mij gegeven zin, zullen
de resultaten snel en het aantal ongeluk
ken gering zijn. Bovendien zal het ras
.Zondagsruiters", dat nu helaas vaak nog
onze schoone heide bevolkt: ruiters met
hoog op en neer schokkende handen, wip
pende op de beugels en trekkende aan de
teugels, dan allengs verdwijnen.
We namen afscheid, in de overtuiging
hier een Rijschool te hebben bezocht, waar
de aloude rijkunst volgens de nieuwste in
zichten, resultante van studie, ervaring en
„feeling", op strikt deskundige wijze wordt
onderwezen.
Ter gelegenheid van den derden verjaar
dag van het bestaan der Rijschool Soester
berg ontvingen wij van den eigenaar-in
structeur, den kap. der veld-art. b.d. J. W.
de Koff, uitnoodiging eens een bezoek
aan deze inrichting te brengen en aldaar
eens een les voor eerst beginnenden bij te
wonen.
Nog met genoegen terugdenkende aan
het zoo welgeslaagde feest van kort gele
den, namen we gaarne deze uitnoodiging
aan, benieuwd zijnde de manege, de stal
len en de paarden eens wat meer van dicht
bij te bekijken.
De manege, hoewel niet luxueus, toont
toch reeds door haar inrichting duidelijk
aan, dat het onderwijs erop een intensieve
manier kan gegeven worden.
Vervolgens zagen we een complex stal
len, eveneens eenvoudig ingericht, doch
weer zoo, dat ieder paard er beschikt over
een ruime box, waarin het zich vrij bewe
gen kan, terwijl nog 4 boxen bestemd zijn
voor logeergasten.
Van de twaalf in zeer goede conditie zijn
de paarden, viel het ons op, dat de helft
daarvan zuiver volbloed waren, terwijl de
leeftijden zich om de zes jaar bewogen,
waarlijk een ideaal stal voor de liefhebbers
van de ruitersport.
De les welke wij daarna bijwoonden, be
stond uit twee deelen, eerst een zitoefe
ning in stap, draf en galop en daarna een
besturingsoefening in stap.
In de zitoefeningen bewogen de paarden
zich uitsluitend op aanwijzing van den in
structeur, terwijl de leerlingen zich aan een
paar riempjes aan het zadel vasthielden en
geen beugels aan de voeten hadden.
In de teugeloefening werd alleen in stap
gereden.
Kenmerkend voor de geheele les, was de
opvallend groote rust, welke er in de ma
nege heerschte; wel ontvingen de leerlin
gen in het tweede gedeelte allerlei aanwij
zingen over houding der handen en het
gebruik daarvan, over het doorzakken in
den rug, etc. Tot onze verbazing zagen we
op een gegeven moment den instructeur
achter een schakelbord plaats nemen,
waarna de leerlingen op lichtsignalen ver
schillende bewegingen uitvoerden. Naar de
instructeur ons verzekerde, leeren de paar
den door het groote aantal lessen, dat er
dagelijks gegeven wordt zeer spoedig alle
commando's kennen en tenslotte zijn het
toch de leerlingen, die hunne paarden moe
ten rijden en niet omgekeerd. Bovendien
vergroot dit systeem de rust in de rijbaan,
wat tot gevolg heeft, dat de meeste leer
lingen zoo tusschen de twintig en dertig
lessen naar buiten rijden, wat niet weg-
HET EERSTE CONTACT MET DEN
LUCHTBESCHERMINGSDIENST.
„Ruikt U al wat?"
Heftig snuivend zit ik op een van die
achtbare stoelen, die de nog achtbaarder
raadszaal van ons gemeentehuis sieren en
doe wanhopig moeite om iets te ruiken en
om datgene wat ik ruik, met een naam
kenbaar te maken.
De gasdeskundige staat voor mij en
houdt een reukmeetapparaatje voor mijn
aangezicht, waarvan het eene uiteinde in
mijn beide neusgaten is geduwd. Ik zie,
dat hij zich met eenige veiwondering staat
af te vragen, óf het apparaatje, óf ik niet in
orde zou zijn.... Met den besten wil van de
wereld is het mij echter niet mogelijk iets
ruikbaars in het apparaatje te ruiken en
ik voor mij houdt het er voor, dat het reuk
meetinstrument plotseling uit zijn rol zal
gevallen zijn, want nietwaar, ik weet toch
heel zeker, dat mijn reukorgaan altijd zeer
goed in orde is geweestzonder man-
keeien kan ik steeds mijn vrouw iederen
dag weer vertellen of het eten, dat op het
vuur staat, mij aanstaat of niet.
„Ruikt U nü nóg niets?"
Met vertwijfeling snuif ik de lucht in de
buisjes op, en janu ruikt het naar iets,
maar naar wat?
„Wat ruikt U?"
Ja, wat ruik ik. Ik weet zeker, dat ik het
meer geroken heb. Er speelt min of meer
een lachje om den mond van dengeen, die
mijn ervaringen op een groot dubbel-folio
vel papier zit op te teekenen.
Ik vraag mg af, w&dr ik een dergelijke
lucht op mijn toch al reeds langen levens
weg ben tegengekomen, maar ik kan er
met geen mogelijkheid achterkomen. On
derwijl trekt de gasdeskundige het andere
einde van het meetapparaat steeds verder
uit. Hoe meer hij het apparaat verlengt,
des te sterker moet de lucht worden en des
te slechter zal het cijfer zgn, dat ik zal
toegewezen krijgen.
Het instrument is op een enkele centime
ter na geheel uitgetrokken. Het flitst door
mij heen, dat wanneer ik nu niet ©ogenblik
kelijk zeg, wat ik nu toch wel eigenlijk
ruik, ik voor gasverkenner zeker zal stra
lenen was het niet mijn voornemen
om onze goede bevolking te helpen bevei
ligen voor het kwaad van de gifgassen?
Maar wat drommel, waar ruikt het toch
naarHet is zoo'n weeë lucht. Het
ruikt naarroggebrood of naar zelf
rijzend bakmeel. Zou het ook ehmaar
neen, dat zal wel niet, men zal geen ster
ken drank van overheidswege den burgers
voorhouden.
Plots ga ik met een ruk rechtop zitten.
Het instrument duw ik terzijde en juist op
tgd, te elfder ure, staat het voor mtf on
herroepelijk vast: datgene wat dit instru
ment te ruiken geeft kan niets anders zijn
dan doodgewone koffie; koffie van niet al
te beste kwaliteit. Koffiéf waarvan men een
half pond toekrijgt op ieder half pond dat
men koopt, want was het goede koffie, ik
weet zeker, dat ik direct de lucht hiervan
zou hebben gehad.
Mistroostig ging ik heen. Als gasverken
ner zal ik wel niet aangenomen worden.
En dan te denken, dat eigenlijk slechte
koffie hier de oorzaak van is
Gegadigden voor gasverkenner getest.
Donderdagavond werd vanwege den Ge
meentelijken Luchtbeschermingsdienst, in
het Raadhuis alhier, overgegaan tot het
cesten van degenen, die zich als gasverken
ner voor dien dienst hadden opgegeven.
In totaal is dat aantal momenteel een
70, die in groepen van 24 worden getest op
hun reukorganen. Vrijdagavond volgt het
tweede 24-tal en Zaterdagmiddag volgen
de overblijvenden, De practgk is overal, dat
slechts een 10 van degenen, die zich be
schikbaar stellen, een zóó goed reukorgaan
hebben, dat men ze als gasverkenner kan
benutten.
Onder leiding van het hoofd van den
Luchtbeschermingsdienst te Soest, den ka
pitein b.d. C. A. H. L. Wüst, werd in de
raadzaal door den apotheker, den heer W.
G. van Zadelhoff gewerkt met de reukmeet-
installatie, die in gebruik is bij de Lucht-
vaartafdeeling, en door Defènsie welwillend
ter beschikking was gesteld.
Allen, die zich voor gasverkenner had
den opgegeven, werden getest met dat in
genieuze apparaat, dat in staat stelde door
uitschuiven van een buis verschillende reu
ken in meerdere of mindere concentratie
aan den geteste toe te dienen, die deze reu
ken door twee buisjes in zgn neusgaten kon
opnemen enidentiflceeren. Doch dat
bleek voor velen lang niet zoo gemakkelijk,
als wel gedacht werd. Niet alleen, dat de
reuk veelal eerst werd opgemerkt, indien
reeds een vrij belangrijke concentratie be
reikt was, doch ook vooral het herkennen
van de juiste soort van de reuk bleek heel
moeilijk. Allerlei amusante ondervindingen
deden zich daarbij voor en de heer van Za
delhoff moest vele malen heeleigenaardlge
conclusies omtrent de zelfstandigheid van
het gerokene aanhooren!
Langzaam aan werd de buis uitgetrok
ken, langzaam aan werd de concentratie
sterker, totdat de geteste „iets" rook en
dat ook identificeerde, hetgeen soms nog al
eens erg lang duurde!
De uitkomsten van dit onderzoek der
eerste ploeg werden niet direct bekend ge
maakt, doch zulleh later aan de getesten
worden medegedeeld.
Waar de Soester Luchtbeschermings
dienst zeker minstens over een 18-tal goe-
dat de Raad dezer gemeente in haar ver
gadering van 3 dezer met twee stemmen
tegen, heeft besloten een perceel gronds
aan te koopen, gelegen aan den straatweg
Utrecht-Amersfoort, onder de Gemeente
Soest, doch zeer nabij grens der Ge
meente Amersfoort, voor een som, welke
met kosten bijkans 50.000.(vijftigdui
zend gulden) zal beloopen;
dat het terrein op grooten afstand van
de bebouwde kom van de buurtschap Soes
terberg gelegen is, en derhalve niet ver
wacht kan worden, dat voor de nering
doenden in deze gemeente groote belangen
bij de stichting van een kazerne op dit ter
rein verbonden zullen zgn,
dat zg meenen, dat de verdere voordeelen
welke het Gemeentebestuur verwacht van
de stichting van een kazerne op de plaats
door Defensie aangegeven, wel eens
sterk tegen zouden kunnen vallen;
dat het officieren en minderen niet ver
boden kan worden, zich te vestigen in de
Gemeenten Amersfoort of Zeist, welke ge
meenten voor vestiging belangrijke voor
deelen boven Soest bieden, o.a. door meer
comfort, beter onderwijs en lagere belas
ting;
dat niet verwacht kan worden, dat de
vestiging van dit garnizoen op ruimer
schaal bewoning van de veelal onverhuur-
de woningen van de vereeniging „Ons Be
lang" zal bevorderen, aangezien de onder
vinding geleerd heeft, dat onder-officieren
zelfs bij gering rangverschil, niet gaarne in
eikaars omgeving wonen en deze woningen
ook nè restauratie niet aantrekkelijk zul
len blijken te zgn;
dat het gewenschte kazernement door
Defensie in elk geval zeer nabij de oefen
terreinen van het Geniekamp bij Zeist zal
worden gebouwd en derhalve verwacht kan
worden, dat ook buiten financiëele mede
werking der gemeente Soest, het kazerne-
ment wel in deze Gemeente of zeer nab(j
haar grens zal worden gesticht, en dan ge
zien de minder goede financiëele toestand
dezer gemeente, deze groote uitgaaf niet
gemaakt behoeft te worden;
dat hoewel niemand van hun bestuur en
voor zoover bekend, geen hunner leden be
langen heeft bij huizen of gronden in dit
gemeentedeel, zg nochtans meenen be
zwaar te moeten maken tegen de stichting
van een kazernement op het door het Ge
meentebestuur van Soest in optie genomen
terrein, in welke directe omgeving, zelfs
er aan grenzend, men groote villa's en rust
huizen aantreft, waardoor bedoelde plaats
bovendien allerminst geschikt kan worden
geacht voor het stichten van een kazerne
ment;
Weshalve adressanten om alle hierboven
omschreven redenen Uw college eerbiedig
verzoeken Uwe goedkeuring aan boven
bedoeld besluit te willen onthouden.
't Welk doende met verschuldigde
hoogachting,
(Volger de onderteekeningen).
Soest, 15 Februari 1938.
de gasverkenners zal moeten kunnen be
schikken en slechts 10 daarvan na de
testing als bruikbaar overbluft, zullen dus
nog veel meer inwoners, dan thans, zich
als zoodanig moeten opgeven, minstens nog
wel een 110.
Het is nu de bedoeling na deze eerste
testproeven, nog enkele openbare vergade
ringen in de verschillende gemeentedeelen
te beleggen, op welke het doel van de bur
gerlijke luchtbescherming nog eens uitvoe
rig en deskundig zal worden uiteengezet;
op die wijze hoopt het hoofd van den dienst
nog het ontbrekende aantal gasverkenners
te kunnen verkrijgen. Zij, die na de test-
proeven blijken voor den dienst van
gasverkenner minder geschikt te zgn, zul
len dan worden verzocht zich bg eenig an
der onderdeel van de luchtbescherming aan
te sluiten, want die dienst heeft vele onder-
deelen en daarvoor zijn vele, heel vele
krachten noodig.
Nadere opgaven voor dien dienst kunnen
dagelijks worden ingediend aan het bureau
Bevolking in het Raadhuis, liefst door aan
melding in persoon, hoewel natuurlek ook
schriftelijke en telefonische opgaven gaar
ne zullen worden aanvaard.
Wij kunnen diegenen, die iets gevoelen
om de burgerbevolking te helpen in moeilij
ke tijden en zich nog niet hebben opgegeven,
niet anders dan met klem aanraden zich
alsnog zoo spoedig mogelijk op te geven.
„Algemeen Belang" ageert er tegen.
Request aan Ged. Staten.
De vereeniging (iAlgemeen Belang" te
Soest heeft het navolgende request verzon
den naar Gedep. Staten van Utrecht inza
ke den grondaankoop ad 50.000.voor
de vestiging van het nieuwe garnizoen te
Soesterberg:
Aan de Gedeputeerde Staten
der Provincie Utrecht.
Ondergeteekenden J. C. K. Vermaas en
J. G. F. Gijzen c.i., beiden wonende te Soest,
respectievelijk voorzitter en secretaris van
de te Soest gevestigde vereeniging „Alge
meen Belang" en handelende namens het
bestuur dezer vereeniging te dezer zake do
micilie kiezende ten huize van laatstge
noemde aan de Steenhofstr. 5 te Soest, ne
men beleefd de vrijheid het volgende onder
Uw aandacht te brengen:
GASOORLOG.
(Vervolg).
Het is opmerkelijk, dat er velen zijn, die
sceptisch tegenover den luchtbeschermings
dienst staan. Zij beweren, dat, als er wer
kelijk oorlog komt, het voor een groote
mogendheid een klein kunstje zal zijn, een
klein land, zooals het onze, door middel
van gas te overmeesteren. Met een paar
bommen zou men zelfs een stad kunnen
„gassen". De praktijk heeft echter anders
bewezen en een feit is het, dat de burger
bevolking veel meer verwacht van een gas
aanval, dan er in werkelijkheid gebeurt.
De statistiek heeft uitgemaakt, dat het
sterftecijfer bij de gewonden, die door ko
gels of granaten getroffen zgn, 5 maal
grooter is dan bij de gaszieken. En als de
maatregelen, die de luchtbeschermings
dienst beoogt, voldoende toegepast kunnen
worden, d.w.z. als er voldoende menschen
zich opgeven voor de diverse groepen v.d.
luchtbeschermingsdienst, zal dit sterfte
cijfer naar verhouding nog meer terugge
bracht kunnen worden.
Nu is het hier de plaats niet al die maat
regelen der diverse groepen te bespreken.
Daar leent zich dit Eerste Hulphoekje niet
voor. Wij blijven dus op het E.H.B.O.-ter
rein, al kan het geen kwaad, gezien onze
opmerking in ons vorig hoekje betreffen
de het overbruggen van hiaten, dat andere
groepen, nota nemen van de maatregelen,
die E.H.B.O.-ers, als onderdeel v. d. lucht
beschermingsdienst, opgedragen worden.
Deze zijn als volgt:
In de eerste plaats wordt den getroffene
een gasmasker opgezet en wordt verwijderd
uit de met gas besmette atmosfeer.
De E.H.B.O.-ers zelf, voorzien van gas
masker, speciale kleeding en schoeisel, zul
len dan de patiënt zoo spoedig mogelijk
ontdoen v. d. kleedingstukken en 't schoei
sel, hetgeen kennelijk door gas is besmet.
Vervolgens wordt de getroffene zoo spoe
dig mogelijk vervoerd naar den dichtstbg-
zijnden geneeskundigen hulppost. Is die post
ver verwijderd of het aantal der te vervoe
ren lijders groot, dan worden deze voor-
loopig naar een plaats vervoerd, waar de
atmosfeer vrg is van gas. Indien mogelijk
late men ze in de openlucht, beschutte ze
echter goed tegen koude of regen. Ook zet
te men het gasmasker van den patiënt af.
Is het noodzakelijk, de patiënten tijdelijk
binnenshuis onder te brengen, worden ze
niet te dicht bg elkaar gelegd, de ventila
tie worde zooveel mogelijk bevorderd, knel
lende kleedingstukken worden losgemaakt
en zorge men voor 'n eerste eisch voor alle
gaszieken, zuivere fr. lucht, rust en warm
toegedekt. Voorzichtigheidshalve verdient
het aanbeveling een eventueel kunstgebit
uit den mond te nemen, voor het geval zij
bewusteloos raken.
Deze algemeene maatregelen worden ge
nomen in alle gevallen, onafhankelijk van
den aard van het gebezigde gas.
(Wordt vervolgd).
OPGERICHT 1899
Fa. J. C. Haks Dz. Directeur D. HOOLWERF
Telef. 692 Telef. 731
Kantoor Heuvelweg. 18
Begrafenissen - transporten - Crematies
Nadruk verboden.
IEDEREEN weet dat de bloemendragen-
Ide planten worden vermenigvuldigd
door zaden, die men na den bloei aan
de planten vindt, hetzij in zaaddoosjes, zoo
als bij de papaver, dan wel in vruchten zoo
als bij appels,, kersen, bessen. Velen weten
óók, dat deze zaden ontstaan na bestui
ving en bevruchting der bloemen. Alleen
het begrip bestuiving wordt wel eens ver
ward met bevruchting, dat het gevolg is
van een goede bestuiving, waarbij het
stuifmeel uit de eene bloem terecht komt
op den stempel eener andere bloem der
zelfde plantensoort.
Zoo heel oud is onze kennis omtrent dit
gebeuren in de natuur nog niet. Eerst in
1735 schreef de beroemde Zweedsche plant
kundige Linnaeus, die lang in ons toen
reeds op tuinbouwgebied vooraanstaande
land werkte, te Amsterdam zijn boek over
plantkunde, dat hij „Fundamenta botani
ca" noemde en dat aan veel strijd onder
geleerden een einde maakte.
Het is zeer interessant hoe deze be
vruchting tot stand komt, maar ik kan er
hier niet meer van zeggen, dan dat de in
houd van het stuifmeelkorreltje, dat op den
stempel tot ontkieming komt, door den
stijl in het vruchtbeginsel der bloem wordt
gevoerd en daar samensmelt met een ei
cel. Door herhaalde deeling en groei ont
staat geleidelijk één zaadje. Als we dus in
een vrucht of zaaddoos méér dan een zaad
je vinden, dan moeten er ook meer stuif-
meelkorrels op den stempel zijn gekomen.
Nog eigenaardiger dan dit gebeuren is
het feit, dat de plant, die later uit zoo'n
zaadje opgroeit, als twee druppels water
lijkt op de planten, waarvan het stuifmeel
afkomstig was en van die andere, waarop
dit ontkiemde en na vereeniging met de
eicel tot een zaadje uitgroeide. We betre
den hier het terrein der erfelijkheid, waar
omtrent juist ln de laatste 30 jaar zooveel
bekend geworden ia, dat er een geheele er
felijkheidsleer uit werd opgebouwd. Deze
blijkt niet alleen te gelden voor de planten,
maar in gelijke mate voor de dieren èn
voor de menschen. Veel, dat vroeger
vreemd moest worden gevonden en waar
voor men zeer eigenaardige verklaringen
had, werd nu verklaarbaar.
Hierdoor werd ook begrijpelijk, wat men
zag gebeuren, als een bloemkweeker het
stuifmeel van eene plant met b.v. roode
bloemen bracht op den stempel van een
na-verwante met witte bloemen. De zaden,
die na deze z.g. kruisbestuiving ontston
den, leverden planten met witte noch roo
de bloemen, maar b.v. gestreepte en ge
vlekte, die men bastaarden noemde. Maar
vreemd keek men vroeger op, als het vol
gende jaar de planten uit zaad van deze
bastaarden weer rood en ook wit bloeiend
waren, terwijl er ook afwijkingen van de
oorspronkelijke ouders bij waren, die later
uit zaad constant zouden blijken terug te
komen.
Bg de kruising waren dus eigenschappen
der ouders, resp. het rood en wit bloeien,
met het stuifmeel overgegaan en in de
eicel aanwezig geweest. Bij de bevruchting
waren zg vermengd geworden, zoodat
bastaarden ontstonden en toen deze zaden
voortbrachten, waren hierin de eigenschap
pen weer anders gegroepeerd. Dit ge
schiedt volgens een vaste wet, die de mon
nik Gregor Mendel omstreeks 1865 ont
dekte, zonder dat dit verdere gevolgen
had, totdat in 1900 deze ontdekking op
nieuw werd gedaan door drie botanici, n.1.
Hugo de Vries te Amsterdam, Correns in
Duitschland en Tschermak in Oostenrijk,
zonder dat deze samenwerkten. Zij noem
den de nieuw ontdekte regels ter eere van
Mendel de Mendelwetten. Hierop is sedert
1900 de geheele erfelijkheidsleer opge
bouwd.
(Vervolg zie pag 2, bijblad).