jong m
Hoe Kees gestraft werd
Gemengd Nieuws
door Lies Helgers.
Woedend was Kees. Nu kon hij niet eens
mei Wim mee gaan om plantjes te zoeken,
zoals ze afgesproken hadden De hele mid
dag moest hij op zijn kamer blijven en al
zijn huiswerk maken. Stel je dat eens even
voor! Met zulk mooi weer! Nu ja, hij was
wel stout geweest en vader had hem al
wel een paar maar gewaarschuwd, maar
toch.
slootje, waar allemaal dik kroos in lag
Daar stonden de mooiste bloemen en in het
water stonden prachtige, gele dotters. Hij
had er zich al zo op verheugd. Wim vond
het ook erg jammer, het was lang niet zo
leuk om in je eentje uit te gaan en ze
hadden het al een paar dagen geleden af
gesproken Met zijn elleboog op de venster
bank leunend, zijn hoofd in zijn hand, keek
Kees met een somber gezicht naar buiten.
Het was stom van hem, dat hij straf op
had gelopen. Hij had eerst nog aan vader
gevraagd of het niet hoefde voor deze keer.
omdat hij af had gesproken, maar vader
wilde er niets van horen. „Dan had je maar
moeten zorgen, dat je geen straf had gekre
gen»" zei hij.
Hij had al één vak van zijn huiswerk af.
Nu moest hij er nog een en dan nog al het
strafwerk „Als het maar niet zulk prach
tig weer was!" dacht hij Met regen was
het beter uit te houden op je kamer.
Met een zucht stond hij op en ging weer
aan zijn tafel zitten. Toen hij een poosje
rustig had doorgewerkt, hoorde hij plot
seling zachtjes roepen: „Kees! Pssst Kees,
waar ben je?"
Meteen stond hij aan het raam en zag
beneden in de tuin, achter een dikke boom
Hij keek eens naar buiten Wat zag hei
er allemaal fijn uit. Het leek wel of het
weer nog mooier was geworden nu hij bin
nen moest blijven. En Wim en hij hadden
zo'n mooi olaatsie gevonden, vlak bij een
Wim staan. „Wat kom je doen?" vroeg hij.
„Eventjes kijken of je misschien toch niet
naar buiten mocht", antwoordde Wim „Het
is zó prachtig weer. Ik dacht, dat je vader
je misschien toch wel had laten gaan
„Nee hoor, vader wil er niets van weten
Hy was zo vreselijk boos!" Wim keek te
leurgesteld. Hij had al gehoopt, dat ze toch
nog wel samen konden gaan „Jammer'
zei hij en daarna bleef het een hele tijd
stil.
„Zeg...." zei Wim eindelijk aarzelend,
„zou je niet toch mee kunnen gaan? Kan
je niet uit het raam klimmen, dan hoeft
niemand er iets van te merken."
„Nee," zei Kees, ,dat doe ik niet Dat
vind ik flauw en dan is vader helemaal
woedend als hij het merkt. Nee hoor, dat
doe ik niet!"
„Maar het is toch veel te mooi weer en
er staan zulke prachtige dotters, die kan
ik alleen niet eens plukken, want daarbij
moet iemand me vast houden. Ik zou maar
fijn meegaan."
„Nee, Wim", zei Kees nog eens, „ik doe
het toch niet." Maar in zijn hart dacht hij:
„Het zóu wel kunnen. Niemand zal het
merken, want ze komen toch niet op mijn
kamer. Vader heeft juist gezegd, dat er
niemand bij me mocht komen vanmiddag'
„Ach jó, waarom nu niet", hield Wim
vol. „Zó erg is het toch niet en zó stout
ben je ook niet geweest. Ik zou het vast
doen, als ik je was. Da» werk kan je altijd
nog wel maken en anders komen we weer
vroeg terug, dan kan je het nog voor het
eten doen!"
Kees aarzelde. Wim had wel gelijk
Waarom zou hij het eigenlijk niet doen
Hij kon best een beetje op tijd terug ko
men, het slootje was ook niet zo "er weg
Zou hy
„Goed, ik kom!" riep hij naar beneden
Wim's gezicht straalde meteen. Nu gingen
ze toch nog samen Dat was veel leuker en
het was toch ook zielig voor Kees om in
zijn kamer te moeten blijven, met dit weer.
Heel voorzichtig klom Kees uit zijn raam
De kamer naast de zijne had een balkon
netje en daar kon hij zich aan laten zak
ken. Het laatste eindje moes1, hij gewoon
loslaten en dan zorgen, dat hij niet al te
gek neerkwam. Hij had t al meer gedaan
en wist hoe het moest. Een minuut later
stond hij naast Wim en vlug slopen ze weg
over de schutting en het bos weggetje op
Ze liepen zo hard ze konden Kees had he
lemaal geen spijt, hij vond het zelfs erg
leuk, nu hij het eenmaal gedaan had
Ze liepen een stuk door het bos en kwa
men toen aan „hun" slootje. Er waren weer
veel nieuwe dotters bij gekomen. De kan
ten zagen helemaal geel. En er stonden ook
mooie irissen Ze sprongen eerst over het
slootje heen Wim stapte net met zijn voet
in het water maar ze lachten er om en lie
pen weer verder. Eerst wilden ze de iris
sen plukken en dan daarna alle dotters
Ze plukten een grote bos. Het was
prachtig, lichtblauwe met heel teerwit. een
öeetje donkerder blauw en een paar lila
en paarse. Ze hadden erg veel plezier
„Wat ben ik blij, dat ik weg ben gegaan"
zei Kees. „Stel je nu eens voor, dat ik al
die tijd op mijn kamer had moeten werken.
Dit is heel wat leuker!"
Nauwelijks had hij het gezegd, ot zijn
voet schoot uit en meteen zakte hij in het
water Hij gaf een schreeuw van schrik
Wim stond er met open mond bij en ver
gat van zenuwachtigheid om zijn hand uil
te steken, zodat Kees dieper en dieper
zonk.
„Help, help!" riep Kees hard. „Ik kan
hier niet staan, het is allemaal modder, ik
zak nog dieper! Help ik zit vast in het
kroos!" Toen sprong Wim naar voren. Hi.i
leunde zo ver hij kon over de kant en stak
Kees zijn hand toe Maar Kees lag net
zó. dat hij de hand van Wim niet kon pak
ken Alleen zijn hoofd stak nog boven wa
ter uit Hij hapte naar lucht, want het
kroos belette hem om goed adem te ha
len.
„Help, hij verdrinkt!!" gilde Wim. Hi.i
begon hard te huilen en rende langs de
sloot om een tak te zoeken, die hij Kees
toe zou kunnen steken. Wanhopig keek hij
om zich heen en naar het weggetje of er
niemand aan kwam, die hem kon helpen
Kees gilde zo hard hij kon Hij kon zich
bijna niet bewegen, zo vast zat hij in de
waterplanten.
Eindelijk, daar kwam in de verte een
man met een fiets Wim zwaaide en riep
De man zag het zeker, want hij begon in
eens harder te fietsen en een ogenblik la
ter stond hij al aan de kant van de weg
Hij was met één sprong over de sloot,
duwde Wim op zij. ging op zijn knieën lig
gen en greep met zijn lange armen naai
Kees. Hij kon juist zijn haar aanraken En
op het ogenblik, dat Kees helemaal ondei
zou zakken, greep hij hem beet en begon
hem stukje voor stukje naar boven te trek
ken Hij zakte zelf half in het water, maai
daar lette hij niet op Eindelijk lag Kees
weer op het droge Hij bleef een hele poos
liggen, want hij was doodmoe, van de in
spanning en de angst. Hij huilde in een
stuk door en hij zag er zo vreselijk vies uit
Vol modder en kroos Wim bedankte den
vreemden man en zei, dat Kees vast ver
dronken was. als hij niet was gekomen
Kees kon nu ook weer iets zeggen Hij be
dankte den meneer hartelijk en vertelde
hoe het gekomen was.
„Nu moet je piet verder praten", zei de
meneer. „Je gaat achter op mijn fiets zit
ten en ik zal je gauw naar huis brengen.
Je vriendje moet maar gaan lopen."
Wat schaamde Kees zich vreselijk! Dat
kwam er nu van, dat hij stilletjes wegge
lopen was. Wat zouden vader en moeder
nu boos zijn!
Een kwartiertje later stond een heel vie
ze en heel berouwvolle Kees voor de deur
en durfde niet naar moeders verschrikte
gezicht te kijken. De man vertelde precies
aan moeder hoe het gebeurd was en zei
toen: „Hij moet maar gauw in bad en dan
in bed. want hij kon wel eens kou gevat
hebben." Moeder bedankte den man heel
erg Ze had tranen in haar ogen, want ze
begreep heel goed. dal Kees aan een groot
gevaar ontsnapt was. Ze vroeg verder niets,
stopte hem in bad en bracht hem daarna
een glas warme melk. 's Avonds moest
Kees alles aan vader vertellen. Dat hij uit
het raam geklommen was en het hele ver
haal van de sloot. Vader keek hem heel
ernstig aan en zei toen: ,Ik zal je geen straf
meer geven, want je bent al genoeg ge
straft door je angst, dat je zou verdrinken.
Ik denk niet, dat je nog eens zo ongehoor
zaam zult zijn."
Kees durfde niets te zeggen, maar hij
nam zich plechtig voor om nooit meer zo
ondeugend te zijn. Hij had nu gezien, wat
daarvan kwam!
EEN PLANTFNATLAS.
Op het ogenblik maakt men in Duits
land een atlas, waarop precies is aangege
ven op welke plaatsen en in welke gebie
den bepaalde planten groeien. Je kunt dan
direct op die kaart zien. waar een plant
groeit. Er zijn nu al 500 plantkundigen mee
bezig en 1000 gewone mensen, die aange
boden hebben om mee te helpen. Iedere
medewerker heeft voor elke plantensoort
in het gebied waar hij werkt een bepaalde
bladzijde uit te w'prken en op le schrijven.
In het geheel heeft hij 400 of 800 van zul
ke bladzijden te maken
Een ontdekkingsreiziger heeft aan de
kust van Indochina een vissersvolk ontdekt,
dat vanaf hun geboorte tot aan hun dood
op het water leeft Ze zijn er trots op, dat
ze nog nooit op het land zijn geweest.
DE NATIONALE JEUGDHULDE AAN
KONINGIN WILHELMINA TER
GELEGENHEID VAN HAAR
40 JARIG REGEERINGS-
JÜBILEUM.
Op den vooravond van den nationalen
feestdag, dus op den avond van Maandag
5 September, zullen als inzet van de offi-
cieele viering van het regeeringsjubileum
althans langs de geheele Nederlandsche
grens en kust op bepaalde afstanden en in
de provinciale hoofdsteden, vreugdevuren
ontstoken worden.
Voor het uitzoeken van de afstanden en
het bepalen van de juiste plaatsen, om zoo
veel mogelijk menschen naar die vuren,
waar wellicht ook nog redevoeringen ge
houden worden, te kunnen laten komen,
mocht ook steun worden ondervonden van
den A.N.W.B.
Dit zal het sein zijn, dat Nederland, en
in het bijzonder de Nederlandsche jeugd
zich voorbereidt op de plechtige herden
king van het regeeringsjubileum van H.M.
de Koningin.
Op den ochtend van den nationalen
feestdag, rekening houdend met kerkelij
ke samenkomsten ter plaatse, zullen in al
le gemeenten van ons land de jongeren
voor de raadhuizen, of anders op daartoe
geschikte plaatsen met vlaggen, banieren
en muziek samenkomen. Het ligt in de be
doeling dat de Burgemeester van elke ge
meente de gemeentevlag zal toevertrou
wen aan de verzamelde jongeren, waarvan
een deputatie met deze vlag naar Amster
dam zal gaan.
De deputatie zal voor de gemeenten met
10.000 of minder inwoners uit drie perso
nen bestaan, uit gemeenten boven de tien
duizend inwoners gaat voor elke volgende
tienduizend één persoon meer met de depu
tatie mede. Deze vlaggen worden per
auto's, liefst per open auto's uit alle plaat
sen van het lan,d naar Amsterdam ge
bracht, waar des avond de betooging van
Jong Nederland aan H.M. de Koningin op
den Dam plaats heeft. Behalve de gemeen-
tevlaggen zullen ook deputaties van vijf
leden van alle vereenigingen, die aan de
ze betooging mededoen, met hun vaandel
aanwezig zijn.
Zij scharen zich allen tegen het vallen
van den avond op den Dam, waarheen zij
met muziekcorpsen van jongeren, van een
bepaald punt van Amsterdam uit, opge
trokken zijn. Daar zullen zij op een gege
ven oogenblik, als de Koningin op het bal-
con van het Paleis verschijnt, uitdrukking
geven aan de trouw van de jeugd van alle
gemeenten van ons vaderland, door het
neigen van de vlaggen.
Vooraf wordt dan als plechtige inzet
„Wilt heden nu treden" gespeeld en gezon
gen. Tot slot van de plechtigheid zal het
lste en 6e couplet van het Wilhelmus ge
zongen worden. Aan de vlaggen zal dan
een wimpel bevestigd worden, als herin
nering aan deze plechtigheid, en den vol
genden dag zal dan in elke gemeente de
vlag weer door de jeugd aan den burge
meester worden teruggegeven.
Aan deze betooging doet op deze wijze,
dus de geheele Nederlandsche jeugd me
de, door in elke plaats samen te komen, en
vandaaruit haar afgevaardigden te zen
den.
Dit is voor de jeugdvereenigingen een
geheel nieuwplan en in het kader der
feestelijkheden een tot dusverre nog nooit
voorgekomen plechtigheid.
De symboliek van deze betooging schuilt
hierin, dat op deze wijze de jeugd aan
haar nationale eenheid uiting geeft door
het brengen van de vlaggen van alle ge
meenten naar den Dam, ten aanschouwe
van H.M. de Koningin, aan Wie zij trouw
betoont.
(De Trom).
DE STOPZETTING VAN DE BACON-
BEDRIJVEN.
De Minister van Economische Zaken
geeft inlichtingen.
Een vergoeding zou in stryd zyn met het
principe der inschrijvingen.
Aan de Kamer wordt door den Minister
van Economische Zaken het volgende me
degedeeld, betreffende het adres van de
N.V. Eerste Geldersche Vleeschwarenfa-
briek te Vorden, en vijf andere vleeschwa-
renfabrieken, houdende verzoek te willen
bevorderen, dat adressanten alsnog recht
wordt gedaan en een vergoeding voor het
stopzetten van hun baconbedrijven wordt
uitgekeerd.
De door adressanten gegeven voorstel
ling, dat de Nederlandsche Veehouderij
centrale zich eenzijdig aan haar verplich
tingen tegenover de baconbedrijven zou
hebben onttrokken, kan niet als juist wor
den aanvaard.
Bij den aanvang der bemoeiingen met
den baconuitvoer werd verwacht, dat deze,
evenals de overige landbouwcrisismaatre
gelen, slechts van korten duur zouden zijn.
Vanzelfsprekend kwam zulks tot uiting in
de met de bedrijven aangegane overeen
komsten.
Toen evenwel bleek, dat de instandhou
ding van den baconuitvoer maatregelen
eischte van veel langeren duur dan aan
vankelijk was te voorzien en deze instand
houding bij voortduring belangrijke be
dragen uit het landbouwcrisisfonds vorder
de, behoefde het standpunt ten aanzien
van het baconvraagstuk algeheele herzie
ning.
Kon er aanvankelijk aanleiding bestaan
voor een vergoeding voor good-will of een
zeker exportrecht aan de gewezen bacon-
exporteurs, op den duur kwam elke grond
voor een zoodanige vergoeding te verval
len, om de eenvoudige reden, dat kan wor
den aangenomen, dat zonder de recht-
streeksche overheidsbemoeiing de bacon
uitvoer reeds lang tot het verleden zou
hebben behoord.
Het was dan ook mede op grond van de
overweging, dat onder deze omstandighe
den niet meer kon worden gesproken van
rechtmatige of billijke aanspraken der ba-
conzouters op een bepaald aandeel in den
nog overgebleven baconuitvoer, dat 's Mi
nisters ambtsvoorganger tot het houden
van inschrijvingen onder de bestaande
zouterijen kon overgaan, zulks met ingang
van de periode van 30 Maart 1936 tot 25
Juli 1936.
Bij de daaropvolgende inschrijvingspe
riode (26 Juli tot 31 October 1936) werd
aan de toen stilliggende baconzouterijen te
kennen gegeven, dat een vergoeding, ver
band houdende met deze stopzetting, niet
zou worden verleend.
Voor de periode van 1 November 1936
tot 2 Mei 1937 werd wederom een inschrij-
ving gehouden, waarbij aan de baconbe
drijven door 's Ministers ambtsvoorganger
werd medegeeld, dat hij zich voorstelde
nader te overwegen „aan die fabrieken,
welke niet voor een toewijzing in aanmer
king komen en indien na onderzoek de
noodzakelijkheid daartoe mocht blijken,
een voor elk geval afzonderlijk vast te
stellen vergoeding te geven."
Ongeveer terzelfder tijd werd nopens het
baconvraagstuk in zijn geheel het advies
ingewonnen van den Economischen Raad
en het lag dan ook in de bedoeling de be
slissing omtrent het al of niet geven eener
vergoeding over laatstgenoemde periode
te doen afhangen van de voor de bacon-
productie te treffen definitieve regeling.
Toen op grond van het advies van den
Economischen Raad ten slotte nadat
noodgedwongen opnieuw een inschrijving
was gehouden met ingang van 1 No-
waarbij tot het z.g. vergoedingsstelsel, zij
het op een geheel nieuwe basis, werd te
ruggekeerd, kon de Minister geen vrijheid
vinden over het tijdvak van 1 November
1936 tot 2 Mei 1937 alsnog een vergoe
ding aan een of meer der toen stilgelegen
hebbende bedrijven te verleenen, omdat hij
zulks met het principe der inschrijving in
strijd achtte.
Adressanten gronden hun bezwaar te
gen deze beslissing op den in het adres
weergegeven inhoud van de missive van
15 October 1936, No. 27079, afdeeling
Landbouw-crisis-aangelegenheden. Deze
hield echter geen andere toezegging in dan
dat terzake nog een beslissing zou worden
genomen.
Het beroep van adressanten op een clau
sule van eenige op dat tijdstip reeds langs
beëindigde overeenkomst geschiedt naar
's Ministers meening eveneens geheel ten
onrechte.
Voorts voeren zij aan, dat bij de in
schrijving voor de periode van 2 Mei tot
30 October 1937 door 's Ministers ambts
voorganger wel een vergoeding voor de
ingevolge die inschrijving stop 'te zetten
bedrijven werd toegezegd.
Afgezien van het feit, dat, indien hieraan
eenige billijke aanspraak voor een overi
ge inschrijvingsperiode zou kunnen wor
den ontleend, zulks evenzeer voor alle an
dere gehouden inschrijvingen zou gelden
hetgeen adressanten blijkbaar zelf niet
rationeel achten geschiedde deze posi
tieve toezegging, waaraan achteraf geen
gevolg behoefde te worden gegeven, om
dat alle inschrijvingen gegund werden,
louter om de toen te verwachten, zeer
scherpe onderlinge concurrentie onder de
deelnemenden eenigszins te temperen, zoo
dat- daaraan geen principieele beteekenis
mag worden gehecht.
Op grond van vorenstaande overwegin
gen kan de Minister in de door adressan
ten aangevoerde gronden geen aanleiding
vinden op de onderhavige afwijzende be
slissing terug te komen.
ZIJN ER NOG MEER DIESELTREINEN
NOODIG
De Spoorwegcorrespondent van het Utr.
Dagblad schrijft het navolgende:
Als straks de 100 nieuwe Diesel-electri-
sche rijtuigen, waarvan de aanschaffing
onlangs werd aangekondigd, in gebruig
genomen zijn (waarmede wel een goed
jaar zal heengaan) zullen van de rond 2500
personenrijtuigen, dan in totaal aanwezig
800 motorrijtuigen zijn (D.E., electr. en
Diesel-mechanische), waaronder gerekend
worden 155 electrische aanhangrijtuigen.
De vraag rijst nu voor welke lijnen zal
men die 20 D.E. vijf-wagentreinen bestem
men? Ofschoon daaromtrent nog geen ze
kerheid bestaat, ligt het voor de hand, dat
zij allereerst gebruikt zullen worden voor
de verbindingen met het Noorden, Oosten
en Zuiden. Immers naar Groningen, Twen
te en Maastricht rijden Diesel- en stoom
treinen, welke laatste belangrijk meer tijd
noodig hebben om hun bestemming te be
reiken dan de eerste. Het spreekt dus van
zelf, dat men de voorkeur geeft aan het
snelste boven het minder snelle vervoer
middel. Het zal dus wel de bedoeling zijn
deze snel-sitoomtreinen zoo spoedig mo
gelijk door D.E.-treinen te vervangen. Be
halve sneller zijn deze treinen ook meer
comfortabel, want pnder meer is het van
belang, dat in deze treinen, die een paar
uur onderweg zullen zijn, restauraties zul
len komen, zelfs iets meer uitgebreid, dan
die in de nieuwe electrische treinen, zoo
dat men er behoorlijk zal kunnen lunchen.
Dit verkort de reis en wint voor den han
delsman tijd uit.
NEDERLANDSCHE VRIJWILLIGERS
IN SPANJE.
De Wet op het Nederlanderschap.
Het lid der Tweede Kamer, den heer
Van der Goes van Naters, heeft vragen
gesteld betreffende de toepasselijkheid van
het bepaalde 'bij artikel 7, eerste lid, onder
No. 4, der Wet op het Nederlanderschap
en het ingezetenschap op de Nederland
sche vrijwilligers in den Spaanschen bur
geroorlog en de repatrieering dier vrij
willigers luidende:
1. Is de Regeering van oordeel, dat art.
7 sub 4 van de Wet op het Nederlander
schap van toepassing kan zijn op de Ne
derlandsche vrijwilligers in den Spaan
schen burgeroorlog, en zoo ja, welke is
dan de opvatting omtrent die toepasse
lijkheid ten aanzien van:
a. vrijwilligers, geïncorporeerd in de
Spaansche regeeringslegers;
b. vrijwilligers der internationale bri
gade;
c. vrijwilligers aan de zijde der opstan
delingen.
2. Is de Regeering niet van meening,
dat, ongeacht eventueele toepasselijkheid
van bovengemeld wetsartikel op een of
meer categorieën vrijwilligers, hun repa
trieering op gelijken voet als door de na
dere bij de non-interventie-overeenkomst
betrokken staten behoort te worden bevor
derd, zoodra de thans in voorbereiding
zgnde regeling omtrent de terugtrekking
der vrijwilligers van kracht zal zijn gewor
den?
Op deze vragen heeft de Minister van
Buitenlandsche Zaken, mede namens den
Minister van Justitie thans als volgt ge
antwoord:
ad. 1. In concrete gevallen zijn de onder
a en b gestelde vragen, gelet op de uit
komsten van het ingesteld onderzoek, be
vestigend beantwoord. Hoe ook in abstrac-
to de positie van vrijwilligers van Neder
landsche herkomst in de legers van gene
raal Franco ware te beschouwen, in de
practijk heeft zich nog geen geval voor
gedaan, waarvan de omstandigheden vie
len te toetsen aan het bepaalde bij artikel
7, eerste lid, onder 4, der wet op het Ne
derlanderschap en het ingezetenschap.
ad. 2. Door Harer Majesteits gezant te
Londen is in de plenaire zitting der non
interventie-commissie op' 5 Juli j.1. in
stemming betuigd met de door die com
missie ontworpen regelen nopens de te
rugtrekking van in Spanje strijdende per
sonen, die op het oogenblik van hun dienst
neming de Spaansche nationaliteit niet
bezaten.
DE OUDERCOMMISSIES.
Samenstelling en bevoegdheid zullen
worden gewijzigd.
Op de vragen van het lid der Tweede
Kamer, den heer Van Sleen, betreffende
het bevorderen van een spoedige totstand
koming van een Algemeenen Maatregel
van Bestuur, regelende de inrichting, de
samenstelling, de bevoegdheden en de wij
ze van verkiezing van de oudercommissies
en de ouderraden heeft de Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ge
antwoord, dat aan een duidelijker om
schrijving van de taak en de bevoegdheden
der oudercommissies en ouderraden inder
daad dringend behoefte bestaat.
Vermits in het vroegere art. 20 der La
ger-Onderwijswet 1920 was bepaald, dat
bij Algemeenen Maatregel van Bestuur de
inrichting, de samenstelling, de bevoegd
heden en de wijze van verkiezing van de
in dit artikel genoemde oudercommissies
worden geregeld, den Onderwijsraad ge
hoord, heeft de Minister er prijs op ge
steld ook omtrent den inhoud, dien de
nieuwe Algemeene Maatregel van Be
stuur, vereischt in het thans geldend art.
20 derde lid, dier wet, zou kunnen bevat
ten, een voorstel van de afdeeling voor het
algemeen vormend lager onderwijs en het
bewaarschoolonderwijs van den Onderwijs
raad te ontvangen.
Na de inwerkingtreding van de wet van
22 Mei 1937 welker artikel 7 het gewij
zigd artikel 20 der Lager-Onderwijswet
1920 bevat, heeft de Minister zich dan ook
met een verzoek om een voorstel, als bo
venbedoeld, tot de vooinoemde afdeeling
van den Onderwijsraad gewend. Op 15 Ju
li 1938 heeft deze afdeeling aan zijn ver
zoek gevolg gegeven.
In het vorenstaande is de oorzaak ver
meld, waarom nog geen uitvoering is ge-
gegeven aan art. 20, derde lid, der Lager-
Onderwijswet 1920.
De Minister hoopt thans een spoedige
totstandkoming van den bedoelden Alge
meenen Maatregel van Bestuur te kunnen
bevorderen.