Paedagogische Schets. Voor de Jeugd. Tentoonstellingen LAREN. 15 Aug.15 Sept Tentoonstelling van werken door S. Garf in den Kunsthandel Rogmans en Vos. LAREN. 31 Mei1 Sept. Kunsttentoonstel ling in Hotel Hamdorff. BLARICUM. Tentoonstelling van weef- naald- en kantwerken. LAREN. Atelier Jacob Faassen, Nieuwe weg. Tentoonstelling van werken van Gooische schilders. III. ledereen kent natuurlijk wel van dicht bij of van hooren zeggen, het „zich eruit liegen" op het raport bij den kapitein, kanker, die de verhouding tusschen meer deren en minderen in den dienst steeds vertroebelt. Naar mijn ervaring is er maar een héél, héél enkel die niet liegt, als er maar een kansje is, dat hij daardoor ten paar dagen minder arrest zal kunnen krijgen. £00 deed ook Kees. Driemaal had hij mij al voorgelogen, zoo grof als 't maar kon, waarbij nog kwam, dat succesvol liegen voor hem blijkbaar zoo'n gewoonte was geworden, dat hij was gaan denken, dat niemand hem te slim af kon zijn. Dat was ik daa ook niet, daarvoor heb ik me te veel aangewend om m'n mederacnschen maar steeds weer vertrouwen te schenken Moet ik dan toch bedrogen worden, dan maar liever in vertrouwen, dan in wan trouwen; ik word daa zelf tenminste niet smoezelig en de fijnere puntjes stompen niet te snel af. Welnu te slim af was ik Kees niet, maar ik voelde, dat hij mij trachtte te misleiden. Niettemin zei ik tel kens na afloop vaa ieder verhoor: „dat doet me pleizier Kees, dat je onschuldig bent. De sergeant (die het rapport ge maakt hud) heeft zich dan gelukkig ver gist. Geen enkele jongen van mijn sectie heeft ooit tegen me gelogen; jij bent wel niet van mijn eigen sectie, maar waarom zou je het doen. Jokken doen bange kin dertjes, maar zoo'n kerel als jij is daar te goed voor!" Toch loog hy zooals boven gezegd drie maal. Toen moest hij op zekere dag in de zelfde week ten vierden male op het rap port komen, omdat l.y den vorigen avond een kwartier te laat wus thuis gekomen Daar staat hij tegenover me, prompt in de houding, maar net of 't hem moeite kost stil te staau. Tegenover hem staat de ser geant van de week, do rapportmnker, met stalen gezicht en met het bewuste rapport in de hand, 111 onbewegelijke houding, als of het een krijgsraadzaak gold. ,,Wel Mejer" zoo heette de laatste „wat heeft Kees nu weer op z'n kerfstok?" „Een kwartier na het avondappel binnengeko men, luitenant!" „Dat spijt me Kees. Nu zal je er wel licht niet doorrollen, en dat vlak voor hot Panschverlof? Hoe kwam dat?" Alsof hy zich geen seconde langer kon beheerschen, flapte hij het eruit. „Ik ben met een meisje uit geweest!" Dat stond niet in net rapport, was niet gesignaleerd en had hij dus even goed kunnen verzwij gen. Vanwaar dan ineens die ommekeer? Waarom deelde hij dat nu zoo maar onge vraagd uitzichzelf mee? En dat ondanks dit feit steeds zeer zwaar gestraft werd en ondanks het Pnasehverlof zoo nabij was? En waarom keek hij mij 11a die openharti ge bekentenis zoo gul vertrouwend en tri omfantelijk aan? Ik geloof, dat ik het begrepen heb wat er in hem omging en omgegaan was. Toen gaf ik hem een stevige vijf en een lichte straf en vroeg hem of wij samen goede vrienden zouden zyn. Op z'n antwoord „graag bedankte ik hem, waarop hij rechtsom keert op do plaats maakte, na mij eerst 1 og oen knipoogje te hebben toegelonkt ui verdween, m'n goedo-oudo, trouwe Meyer e enigszins beteuterd met mij alleen latende. Met een meisje uitgeweest, eexi kwartier te lu.it binnen gekomen, 4 maal in één week op 't, rapport en dan maar 3 dagen kwartierarrest, dut had hij als oude ijzervreter nog nooit beleefd. „Lui tenant, heb ik goed verstaan," vraagt hy schuchter. „Ju brave! Van jou heb ik veel geleerd, maar laat nu het straffen maar aun mij over. Ik ben dolblij dut die knaap maar driemaal gelogen heeft. Zoo gauw- gaat het meestal niet wanneer jo iemand een ondeugd wilt nfleoren!" „Nog iets van uwe orders, luitenant?' „Dunk je Meyer! Prettige Zondag!" Hij moest toch even glimlachen om die malle luitenant, keek me nog even goedmoedig vriendschappelijk aan, alsof hij wou zeg gen: „toch ben je wel een geschikte kerel, ik kan op jou toch niet boos wor den," wenschte me eveneens een genoege lijken Zondag, maakte inodol rechtsom koert en verdween. Kees moest daarna nog vele muien op het rapport komen, maar op een leugen heb ik hem nooit meer betrapt. Dikwijls heb ik me afgevraagd, hoe dat vreeselijke zich eruit liegen toch is ont staan. „Sta je weer te liegen?" „Natuurlijk bedje me weer!" „Ik zal het er wel uitkrijgen!" „Kyk me eens aan!" en als twee vijanden stonden ze tegenover elkaar „Van jou komt nooit iets terecht! Als jij niet doorloopend in de provoost zit, bon je niet tevreden, hè?" En met grimmige blik wordt getracht de schuldige moer en meer te verharden en klein te krijgen. Wat een kunst! Maar eiliove! Waarom zou Jan de waar heid spreken, nis hij toch altijd staat te liegen? „U gelooft me toch niet, al spreek ik de waarheid," hoorde ik zoo'n zekere Jan eens zeggen. Waarom zou Piet hot ook niet eens probeeren inindcr te krijgen, wanneer hy vooruit weet, dat de waarheid hem 4 dagen provoost kost? Waarom zou Kees niet blijven liegen, als hij daarvan voordeel kan verwachten en er toch niets van hem terecht komt? En waarom kyken we het kind recht in de oogen? Alsof wy do waarheid or uit kilnhen kijken! Stum pers! Geen oogen worden meer bedrogen dan z.g.n. Argusoogen. Zij zien de buitent- kant, maar de binnenkant? Malligheid! Zij kyken de leugen er in! Als wij ook maar één oogenblik denken: „hij zal wel weer jokken", dan is het pleit al verloren. Is dat een beroep doen op het edelste en boste? Is dat het goede (wat er altijd is) er uit halen? Is dat het vertrouwen trach ten tc winnen? Wy innken het daardoor immers dubbel moeilijk om waarheid te .spreken. Met nauwelijks ingehouden boos heid vragen wij vaak: „heb jij dat weer gedaan?" en 't kincl leest in onze oogen onze nietgoed-gezindheid en ziet al vooruit de donderbui hangen, die zul losbarsten zoodra het bekend heeft. Geen wonder dat 't zich verliardt en ontkent. Waaroin die groote gestrengheid en zware straffen, in- plaats van medevoelen. indenken, medelij den en genegenheid. Denk u maar eens goed in hoe moeilijk we het een kind maken, wanneer we vra gen of hij dit of dut gedaan heeft en het weet daar staat een zware straf op. Laten wc het kind suggcrceren, dat het te goed is om te jokken en er met oaze straf al tijd rekening mee houden, wanneer het kind een overwinning op zich zelf be haald beeft en waarheid heeft gesproken. Laten wij hof liever van jongs af aan wennen om te zeggey als ze iets gebro ken hebben, iets verlorey of gescheurd en niet boos zijn wanneer zulks geschied is, maar ons blij toonen dat zij openhartig gesproken hebbejj. Waarheid spreken blijkt hun dan een groote behoefte ey zij ade men dan juist op. Opvoeden wil ook zeg gen karakter versterken en wat mftken wy sterker, wanneer wy de waarheid af persen of hun voor aartsleugenaars uitma ken? Waarom beschouwen wij het niet uls vanzelf sprekend, dut ons kind waarheid spreekt. Dat is toch zeker meer opvoe dend! Frans kwam op zekeren dag haastig naar mij toegeloopen. „Luitenant ze hob- ben op de chambree een ruit gebroken. De sc-rgujjt van de week zegt dat ik het gedaan heb, maar ik heb het niet ge daan!" Ik zeer verbaasd: ..Muur jongen, waarom zoo verontwaardigd oa waarom zpo heftig verklaard, dat je het niet ge daan bébt? Dat spreekt immers vanzelf. Ik heb je fopb nooit gewantrouwd? Als een van de jongens ÏPts gebroken heeft, komt hij het immers altijd ,?elf zeggen en waarom zou jy dat niet doen?'' Kijk] Dan is het heerlijk zoo'n glunder gezicht te zi9», alsof hij zeggen wil: „Zie je wel. In jou heb ik me niet bedmgen. Jij gelooft me wel'. Vertrouwen ep warm te wekken vertrouwelijkheid «n oprecht heid in 'n Iffnd. Wantrouwen prikkelt tot leugenachtigheid en barsch optreden roept de zucht tot oppositie in hern wakker. Wanneer een kind in dergelijke omstan digheden tot ons komt. moeten wij het rustig aanhooren en het gunstig oogenblik afwachten om bewust op te voeden, be tichten wij fcet onmiddellijk van onwaar heid spreken, dan verbitteren wy het kind en daarom is de kans op verbeteren op dat moment althans, uitgesloten. Die daarmee geen rekening houdey, lokkeu niet alleen tegenspraak, maar ook leygen uit. Zoo deed ook sergeant K, Jleiy wgs ge straft met 14 dagen kwartierarrest. Pret tig vooruitzicht! Daarbij kwam, dat hij naar zijn meening onrechtvaardig gestraft was. Hij zon dan ook op wraak, niet zoo- zoer op den kapitein, die hem dat koopje geleverd bfld, maar op de eerste de beste, die hy or tusscjjep kon nemen. De serge ant X. was de gelukkige. II. maakte een mooie stroopop en plaatste (p* voor de kamerdeur van den niets kwayds yermoe tienden sergeant, die rustig aun zijn tgfel zat te schrijven. Wacht, dachjt H., als ik nu flink klop, zal d» sergeant (Je .<Jeur opendoen en de pop tegen zich aan krij gen. Wat een lol! Een stuk of zes ander,e jongens stonden op eonigon ufstand mee te genieten. Eerste klop, „Binnen!" Dat was de bedoeling niet. Nog eens geklopt, iets harder. Luider klinkt het „binnen!" Dan nog munr eens geklopt, nog wat for- schor, zóó met de vuist. Ziet u de ser geant wel zitten? Hij is stellig van plan zoo op te vliegen, als een duiveltje uit een doosje. Hein wordt zenuwachtig. Z'n pres tige staat op het spel. Zijn kornuiten den ken dat de mop mislukt en vuro» hem aan. II. toch al kwaad vanwege de 14 da gen arrest en nu nog meer geprikkeld door het mislukken van z'n mop, draait zich op zijn hielen om, kromt z'n ccnoi been en geeft me toch een schop tegen dc deur dat do ruiten er van rammelen. Op hetzelfde oogenblik bijkans vliegt de deur open enX krijgt de pop midden in z'n gelant. Tableau! X is nijdig. „Dat he(b jy natuurlijk gedaan Pietersen, is 't niet, hè? Ik znTjeHij staat te trillen op z'n onderdanen. De rest be grijpt u wel. Ook wel donk ik, dat Hein in z'n overprikkeling zei dat hij 't heusch niet gedaan had eg ook vol hield dyt Jiij onschuldig was en al maar brutaler wertj naarmate X zich meer opwond. De leugen wus al even dwaas als de vraag van X. Den volgenden dag kreeg H. er 4 dagen provoost bij. Van dat oogenblik af waren hij en de sergeant gezworen vijanden. Hoe zy vrienden hadden kunnen worden en do gezagsverhouding gezond, inplaats van vijandig? Mij dunkt, als X. zich be heerscht had (moeilijk, dat is waar) en ge zegd had: „Pietersen kom jij over een uur of wat, voor je naar bed gaat eens even bij me, jongen. Dat zal je nachtrust goed doen!" Dau had hij kunnen zeggen, nadat hij zich H.'s toestand had ingedacht. „Jongen, dat was een leuke mop! Dat deed me woer eens aan m'n eigen jeugd denken. Maar zie je, wij hadden zulke grappen altijd onder elkaar. In dienst is het altijd gevaarlijk zoo iets met een meerdere uit te halen: dat zou ik dua maar niet weer doen!" Zouden zij dan geen goede vrienden zijn geworden? „Achteraf praten! Dat is gcmnkkclijk genoeg, kunnen we allemaal wol!" Goed, maar toch kan het geen kwaad zoo'n een voudig geval eens te overdenken, het voor en tegen te overwegen en met elkaar te Inpraten on heelemaal achteraf praten was het voor mij niet luister maar. Ik was nog een broekje van een 2e lui tenant. Sergeant-majoor IJ, 54 jaar, dien de bij mijn compagnie. Wij waren niet al te beste vrienden, verschilden te veel in leeftijd en opvattingen. Wij bedoelden het heiden goed. maar door z'n ouderwetsclie, weinig plooibare begrippen van verhou ding van meerderen tot minderen botste hij nog al eens tegen me aan. Dat ver veelde me wel eens. Op zekeren dag prik kelt hij mij tot het uiterste, nadat hyt weer eens voor de zooveolste maal een ste vige middagborrel had gedronken. Geluk kig hield ik me doodbedaard ijskoud zouden do jongens zeggen wat hem vermoedelijk nog meer van streek maakte. Eindelijk Tlapt hij er uit: „al die klets koek van u kan me geen lor schelen!" Daarop antwoordde ik zonder me te be denken: „Geef me de vijf kerel. Met jou kan ik praten; maar vandaag liever niet moor. Ga nu maar naar moeder de vrouw!" Denk eens aan. Dat had hem nu wel niet zijn strepen kunnen kosten, maar stellig een zware straf. Nu er niets ge beurde, zijn wij vrienden geworden en de rroegere terughoudendheid maakte plaats voor wederzijdsehe wnardeering. Vreeselijk eenvoudig! Is dat nu de moeite waard om daarover in de courant te schrijven? Als u het or mee eens zijt, missehion niet, maar hIs u het er niet mee eens zijt, dan dubbel en dwars. Maar fooi! Ik ben van m'n onderwerp afgedwaald. Vergeef het me maar. Een volgende maal kom ik op het liegen nog wel eens terug. LAND. co doorilttco bij fklscn (Milclpt)n) kunt gi| gcoiJikkclijk <n dadelijk verhelpen met den alom gepreten loopen akkers kloosterbalsem. Een Amsterdamsche jongen in 't Gooi. Wat ia 't hier groot, was de eerste opmerking die Piet maakte toen hy in de tuin van z'n tante zat. Is de tuin heelemaul fan u, tante? Wat 'n hoop bloemeHoe hiete die bloeme, tante? Phloxen, delfiniums, papavers, gail- lardia's en nog veel meer. Au, phloxenHeb u geen fruch- bome, tante? Nee, Pipt.Pie koopen we volgend jaarNiet alles togelijk, Verom nipt? Omdat hef te duur is. Binne fruchbome duur, tante? Ja zeker, Verom neem u dan geen zaadjes? Zaadjes uit 'n appel of peer? Daar kom- me home fan. Wis u dat niet? Jawol, maar dat duurt zoo lang. Ik koop liever boomen. Mag ik nou de kippe foere, tante? Nee Piet, nou niet. 't Is nog te vroeg Hoe vin je 't hier nou, Piet? MoaiIk blyf vyf weke. 0 ja? Als je dan maar zoet bent, en gehoorzaam. En wat beter leert spreken, niet zoo Amsterdamsch. Bij ons praoten ze allegaor so. Riej praoten ze weer heel apders. - Ja, en als jp hier bent, njoet je lee- ren pr.atei» zooal's >yij.. AyIs duf blomkool, tanfe? Wat? Die groote witte bloeme un die boom. Nee, Piet, dat is vlier. Auik doch dat 't blomkool was. Bloemkool moet je zeggen.... Lu9 je wel bloemkool? Jao. Ja tante, moet je zeggon. Altyd met twee \yoorden spreken. Begrijp je? - Jyojao tanteMag ik nou de kippe fopfp, tpntp? Nee Piet, nief yoor van avont|. AJleep nmor '9 yves, tante? Ep 's morgens. Vèfom niet djkwplser, d#n logge ze meer oier.cn, tapte. Dat geloof ik niet, Piet? Binne hier fooi fogcls, tante 0 ja, een heolbocl, Hoe liiete die? Vinken en inusschen en lijsters en spreeuwen en nachtegalen. Bij juJlio in Amsterdam zijn alleen maar vinkics, hè? Nei, hij ons binne ook feel fogels. Ik hob wel is 'n nachtogaal gesien bij ons in de straat, O ja? En hoe zag die d'r wU Nou, bruin, en 'n stompe kop baj-ie net as 'u goudfiseh. Zoo. Ik denk dat 't 'n sperwer ge weest is. Nei, 't was 'n nachtegaal, 'n 6perwer heb ik ook wel Is gesien,... die is weer nnders. Dat leer je zeker allemaal op school, he? Jao. Hoe lang ben je al op school? Ik weet niet.... al so langmaor nou mocli ik niet van de dokter. noe oud bpft je eigenlijk? Ach jaor. Odan ben je zeker el tweo jaar op school, he? Jao. Ja tante, moet je zeggen. Dat heb ik toch al gezegd. Ben je dat nou al weer vergeten? Jao.jao tante. Zoo is 't goedVin je dat geen mooie bloomen, Piet? Welleke? Die oranje daarDat zijn lelies. Leellies? Ik dach dat 't wortels waren. Wortels groeien onder de grond. Auau tanteMoch ik nou de kippe foere, tante? A. v. P. Het keverhuisje. (Vervolg) „Zalig", murmelde hg, „zalig, o wat krijg ik .hiér een slaap van!" En suf van g"luk, liet hij zich achterover tusscheu de blaadjes zinken en viel opnieuw in slaap, llotseling werd hij met een schok wakker. „Wut was dat!? Een geraas, een verblin dend licht, viel soms de hemel in? 't Kon best, dat de zon b.v. uaur beneden was ge- vullen, niet waar? Hy herinnerde zich in dit kritieke moment het gezegde van een grooten kever uit de buurt: „Droom ik, of waak ik? t Beste was in zulke gevallen toch altijd maar de ouwe regel, die al z'n soortgouooten goed kennen: oogen dicht, pooten stijf tegen je lyf en doodstil liggen (als je tenminste overrompeld wordt, wat de beste kever overkomen kan). Pidie deed aldus en wachtte af. Daar klonk een hooge menschelyke stern: „Oh zeg, kom eens gauw, er ligt er een in, een dikke, kyk 'es, éénig, hij is netjes in 't bedje gaan liggen!" En een andere antwoordde opgewonden: „Ja, wat leuk, maar zeg, hij heeft vun de dekens gegeten!" „O nee maar", giechelde de eerste weer: „kijk eens, hij heeft hi hi, hy heeft ook wat in zn bed gedaan." „Foei, ajakkes, maar toch grappig, dat hy 't verder zou goed Ingrepen heeft, h'è, wat ligt hij duar mop pig, echt of hy slaapt!" Pidictje, lievig geschrokken, hield zich styf en werd by de woorden der twee kin dertjes beurtelings bleek en rood, wat echter bij een kever als hy niet opvalt. „Keer hem eens om, toe, keer jy hem eens orn, Jantje riep 't eerste stemmetje weer, „voorzichtig, ja, hup, daar gaat hij!" en meteen voelde Pidie zich omrollen. „Hou me vast", zei hy by zich zelf, en sloeg z'n oogjes ten hemel, „wat zal me nou overko men!" Maar t viel mee. ,,'t Is een mooie, zeg, wat ecm dikkert, en wat glimt hij, hè? Ik uil bom wel in oen doosje hebben, eigen- lijk! „Hè nee. flauwerd, ik vind 't nou ju.st zoo gezellig, dat hy in ons huisje is gaan wonen; we hehBen 't immers voor kevers gebouwd, en als er nou een in is, ga jy hem er uit halen? wat pon onzin!"' Zorgzaam werd Pidiotjo weer toegedekt met frissohe blaadjes, oon klein stoeltje vun luciferhoutjes naast z'n bed gozet, ook een eikoldopje, en 't dak sloot boven'hem weer t licht af. „Nou blyft ie meteen lek ker droog, as 't rogent hè?" was 't laatste wat hy hoorde, toen viel do stilte weer in. Nog lang bloof Pidie in z'n ongemakke- lyke houding liggen, tot hy zich eindoiyk ontspannen durfde Hy was verbaasd, maar bekommerde zich verder niet om 't avontuur, waar hy niets van begreep, maar zoo good van afgekomen was. En torwyi Jantje en Pietje nog druk babbe lend over 't gezellige keverhuisje dat ze gebouwd hadden van takjes en mos. en dat nu een bewoner gekregen had, ki'oop 1 idietjo welgèmoed zacht zoemend 't gaat je uit en begaf zieh naar een mosplagje vlak in de buurt, waur hg begroet wetrd door een koor vai\ zwierende, gonzende kameraden. „Zoo opscheppers!" snorde hy met een oolgkc glimp jn z'n zwarte oogjes. „Hoera, Pidie!" autwoorddon «e. En wol dra wus de dikkerd opgenomen in 't vriendeukringetje, waar een geplaag en gegons was zonder eind. De goedmoedige Pidie liet alles over zich heengaan tot hg uit z'u doozol gowekt werd door een paar flinke regendruppels, die weer uiT TTe grgze lucht ka-amen neertikken. „Schui len! vlug!" klonk 't overal. "Hier jongens, ik weet een mooi schuil- hoekje, riep Pidiotjo en mot yeol gejoel en geduw volgde hom 'f jolige Iroepjcdoor t donkoro gaatje. Even lator stroomde de bui los, hevig, maar kort van duur. Juist wilden zo wcor naar huiten, toon mot kor te harde moppen op 't dakje getikt soheen te worden. De slijnsten begrepen dadelijk wat dat beduidde. „De specht!" sjirpten ze boog, „de specht!, gauw loopen jongens, loopen!" Links, rechts, pikto do harde snavel, bedrijvig en parmantig. Links, rechts blaadjes, 't oikedopje, rang, flang! Als door een tooverslag waren alle insec ten verdwenen. Alleen Pidiètje, die alweer in slaap gesukkeld was. zat er nog. „Hóé hèc," zei hy, „bedaard aan, straks ging 't veel kalmer, hoe kan dat toch?" En hy wuifde met z'n hakopoot, alvorens hem hij de andere vijf over z'n buikje te vouwen, En bijna had de specht, die met z'n spot tende blik 't verfomfaaide huisje inspec teerde, hem aan z'n lange, scherpe snavel goprikt, als niet eon dappere snuittor Pi- dietje gegrepen en meegesleurd had. Toen de eerste schrik voorbij was, rolden alle kevers en torren door elkaar van 't lachen om die malle Pidie, die zoo vreemd uit den droom geholpen was en nog steeds zoo dwaas rond keek. Het beste bereiken zal niet gaan, doch we streven er naar. Help ons neem een abonnement of stuur uw advertentie. getVhs aardappelen, dan kan men eerst eggeh, daarna ploegen, vervolgens weer eggen voor den zaai. In plaats van het aardappelland te eggen, kan men ook den cultivator gebruiken. De grond mag niet al te los gemaakt worden met het oog op het gevaar voor uitwintercu van het ge was. Inzonderheid bij gerst in de rijente aan tc bevolen. Dit verhoogt de win- tervastheid, voorkomt het legeren en ver mindert het gevaar voor roest. De grond- bewerking voor rogge hebbe ten doel, dat »ij diep kan wortelen. Is de akker in den regel behoorlijk diep bewerkt, dan is een bijzondere bewerking i^iet noodig; in hei tegenovergestelde geval verdient het aun- beveling den ondergrond los te maken niet te koeren door middel van de 011- dergrondsploeg; bij het gebruik hiervun blijft dus de ondergrond ook beneden, al leen wordt de bouwvoer verdiept. Breng den mest niet te diep weg; strooi dien uit bij het voorlaatste ploegen; als ge 3-maal ploegt, dus bij de 2e maal; ploegt ge 2 keer, dan reeds bij het stoppelploegen. Denk er aan: rogge houdt van bezakten grond; tusschen hot ondcrploegen van de mest en het zaaien moet derhalve eenigen tijd verloopen. Wij kunnen thans bij de grondbewerking van het roggeland niet langer stilstaan, alleen herhalen we: er mogen onder de bouwvoor geen harde la gen blijven fitten, en „bonken" moeten inet eon diepgaande eg naar boven wor de gehaald en worden fijn gemaakt. In den hof: 't Is nu een geschikte tijd orn vele vaste planten, die 's wintere buiten overblijven, te verplanten of te scheuren, b.v. 't welriekend viooltje. Niet verplunte violen bloejen in 't voorjaar niet zoo rijk als de wel verplante. Na het scheuren zet men ze op eenigen afstand op pollen na te voren den grond goed gemest te heb ben, tenzij deze in beste conditie mocht zyn. Eenige bedekking in den winter is wenschelijk, omdat ze na verplanting al toos gevoeliger zijn. Ook de Primula-Veria, 't voorjaar om haar bloemen zeer ge zocht, scheurt men thans. Geef acht op uw Zonale (Geranium) perken, de eene bloem groeit harder dan de andere, zoodat het perk licht wat onregelmatig wordt en dient opgeknapt te worden. Dun moeten de potten er worden afgenomen en op nieuw worden aangebonden; men neme de wortels onder aan den pot weg, eveneens de gele bladeren en uitgebloeide bloemen, begiete de planten goed, ook met sterk verdunde gier, en plaatse duarna de plan ten weer op het perk: de groote in het midden de kleine aun den kant. Zij gauu dan opnieuw groeien en bloeien. Snyd vanj de oude aardbeiplanten do bladeren bij den grond af, verwijder de zij ranken; schoffel de bedden eens goed, hark ze uit, ge zult dan de planten na een poo9 weer jong blad zien maken. Ge hebt on zen raad gevolgd en einde Jul,i begin Augustus wortelen gezaaid? Dan staan ze nu zeker al flink boven den grond en moet ge dc bedden wieden en vervolgens losmaken; tevens de planten uitdunnen, hetwelk nog noodiger is dan in den zo mer, omdat ze behoorlijk ruimte moeten hebben oin vóór den winter nog geschikt worden voor 't gebruik. Wied ook de laatst gezaaide bedden: Spinazie, velddla, enz., en gebruik bij droog weer den schof fel. In den nazomer wordt het schoffelen en wieden dikwijls nagelaten; dit is ver keerd, want inen krijgt daarvoor in het volgend voorjaar weer zooveel te meer on kruid in de bedden, dus ook meer werk. In de meloen- en komkommerbakken, wel ke thans reeds opgeruimd kunnen worden, kan inen nu uitstekend postelein zaaien, 't zy voor direct gebruik of wel voor den inmaak. Daarna goed omspitten en voch tig muken. Wie bakken en ramen bezit, kan ook den geheelen winter door krop sla hebben. Het zaad (broeigeel kropsla) zaaie men onder glas; in zuivere aarde, anders vallen de plantjes weg. Wanneer de plantjes twee blaadjes hebben, zet men ze op de bakken. De grond zij niet alleen zuiver, maar ook goed vochtig! ONZE NATUURRUBRIEK SPORT (2p helft Augustus) Nadruk vefbod(?n. De graanoogst ondervond in de eerste helft veel tegenstand door het natte weer. Zoo voorspoedig het met den hooibouw ging, zoo traag kon men opschieten met 't koren, dat op vele akkers al begon uit te loopen. Zulk zaad is natuurlijk voor den zaai niet geschikt. Overigens valt de zaadopbrengst der rogge, ofschoon het ge was niet te dik stond, wel mee; de aren zijn yrij goed gelpden. Ofschoon we nog ocnigc weken yóór den zaaitijd Eijn yan hot wintergraan (wïntergenst eind Sept., winterrogge van begin tot half October), moet do voorbereiding der akkers nu reeds zoo mogelijk geschieden. De gerst stolt hooge eischen, vooral op zwaren grond na vaste stoppols, in welk geval men het best doet 3-maal te ploegen. Was 't voor- Voetbal. L.F.C. III (Laren)Pluvius II A'dam 2—0. Zondagmorgen 11 uur ving een vriend schappelijke wedstrijd aan tusschen Laren III en Pluvius (A'dam) II. De elftallen stellen zich op als volgt; Laren Kaarsgaren, Gerard Wortfcl, H. Delvendiep, G. Kok, Jan Maas, L. A. Baylé. H. Lamme, W. Hilhorst, J. Valk, L. Baylé, G. Hoffman. E. de Muinck, W. Würdeman, C. Bak, Strik, H. Hulstede, Bartels, J. v. d. Hoek, C. Hanse, Broekhuis, Pasma, De Muinck. De eerste aanvallen zijn voor Laren. De gastfrceren brengen den bal voor het vijande lijke doel, waar Hoffman het leder voor het inschieten heeft entrapt mis, waardoor het Amsterdamsche heiligdom aan een zekere doorboring ontkomt. Pluvius antwoordt met eenige aanvallen, waarbij een uitval tot voor doel op het laatste momfcnt wordt weggewerkt door Wortel. Dan is het weer Laren dat komt opzetten. De bal wordt vlug combineerend naar voren gespeeld. De vijandelijke keeper loopt ge vaarlijk ver uit. Hoffman heeft den bal voor het intrappen en schtet naast Pluvius gaat nu beter aanpakken. Herhaal delijk zet ze op en dringt de gastheeren terug. Doch in vele gevallen mist de voorhoede der gasten d<e vlugheid in de critieke oogenblikken om de kansen te benutten. Een prachtkans van Würdeman gaat naast Een schot van Pluvius zal zitten. Wortel in het doel «laat den bal terug. De penalty voor Pluvius wordt door deze niet genomen. Met de rust is de stand 0—0. Na de wisseling gaat het spel gelijk op en

Historische kranten - Archief Eemland

Eemnesser Courant | 1924 | | pagina 2