Paedagogische Schets.
Voor de Jeugd.
Tentoonstellingen
LAREN. 15 Aug.15 Sept Tentoonstelling
van werken door S. Garf in den Kunsthandel
Rogmans en Vos.
LAREN. 31 Mei1 Sept. Kunsttentoonstel
ling in Hotel Hamdorff.
BLARICUM. Tentoonstelling van weef-
naald- en kantwerken.
LAREN. Atelier Jacob Faassen, Nieuwe
weg. Tentoonstelling van werken van
Gooische schilders.
III.
ledereen kent natuurlijk wel van dicht
bij of van hooren zeggen, het „zich eruit
liegen" op het raport bij den kapitein,
kanker, die de verhouding tusschen meer
deren en minderen in den dienst steeds
vertroebelt. Naar mijn ervaring is er
maar een héél, héél enkel die niet liegt,
als er maar een kansje is, dat hij daardoor
ten paar dagen minder arrest zal kunnen
krijgen.
£00 deed ook Kees. Driemaal had hij mij
al voorgelogen, zoo grof als 't maar kon,
waarbij nog kwam, dat succesvol liegen
voor hem blijkbaar zoo'n gewoonte was
geworden, dat hij was gaan denken, dat
niemand hem te slim af kon zijn. Dat was
ik daa ook niet, daarvoor heb ik me te
veel aangewend om m'n mederacnschen
maar steeds weer vertrouwen te schenken
Moet ik dan toch bedrogen worden, dan
maar liever in vertrouwen, dan in wan
trouwen; ik word daa zelf tenminste niet
smoezelig en de fijnere puntjes stompen
niet te snel af. Welnu te slim af was ik
Kees niet, maar ik voelde, dat hij mij
trachtte te misleiden. Niettemin zei ik tel
kens na afloop vaa ieder verhoor: „dat
doet me pleizier Kees, dat je onschuldig
bent. De sergeant (die het rapport ge
maakt hud) heeft zich dan gelukkig ver
gist. Geen enkele jongen van mijn sectie
heeft ooit tegen me gelogen; jij bent wel
niet van mijn eigen sectie, maar waarom
zou je het doen. Jokken doen bange kin
dertjes, maar zoo'n kerel als jij is daar te
goed voor!"
Toch loog hy zooals boven gezegd drie
maal. Toen moest hij op zekere dag in de
zelfde week ten vierden male op het rap
port komen, omdat l.y den vorigen avond
een kwartier te laat wus thuis gekomen
Daar staat hij tegenover me, prompt in de
houding, maar net of 't hem moeite kost
stil te staau. Tegenover hem staat de ser
geant van de week, do rapportmnker, met
stalen gezicht en met het bewuste rapport
in de hand, 111 onbewegelijke houding, als
of het een krijgsraadzaak gold. ,,Wel
Mejer" zoo heette de laatste „wat
heeft Kees nu weer op z'n kerfstok?" „Een
kwartier na het avondappel binnengeko
men, luitenant!"
„Dat spijt me Kees. Nu zal je er wel
licht niet doorrollen, en dat vlak voor hot
Panschverlof? Hoe kwam dat?"
Alsof hy zich geen seconde langer kon
beheerschen, flapte hij het eruit. „Ik ben
met een meisje uit geweest!" Dat stond
niet in net rapport, was niet gesignaleerd
en had hij dus even goed kunnen verzwij
gen. Vanwaar dan ineens die ommekeer?
Waarom deelde hij dat nu zoo maar onge
vraagd uitzichzelf mee? En dat ondanks
dit feit steeds zeer zwaar gestraft werd en
ondanks het Pnasehverlof zoo nabij was?
En waarom keek hij mij 11a die openharti
ge bekentenis zoo gul vertrouwend en tri
omfantelijk aan?
Ik geloof, dat ik het begrepen heb
wat er in hem omging en omgegaan
was. Toen gaf ik hem een stevige
vijf en een lichte straf en vroeg
hem of wij samen goede vrienden
zouden zyn. Op z'n antwoord „graag
bedankte ik hem, waarop hij rechtsom
keert op do plaats maakte, na mij eerst
1 og oen knipoogje te hebben toegelonkt
ui verdween, m'n goedo-oudo, trouwe
Meyer e enigszins beteuterd met mij alleen
latende. Met een meisje uitgeweest, eexi
kwartier te lu.it binnen gekomen, 4 maal
in één week op 't, rapport en dan maar 3
dagen kwartierarrest, dut had hij als
oude ijzervreter nog nooit beleefd. „Lui
tenant, heb ik goed verstaan," vraagt hy
schuchter. „Ju brave! Van jou heb ik veel
geleerd, maar laat nu het straffen maar
aun mij over. Ik ben dolblij dut die knaap
maar driemaal gelogen heeft. Zoo gauw-
gaat het meestal niet wanneer jo iemand
een ondeugd wilt nfleoren!"
„Nog iets van uwe orders, luitenant?'
„Dunk je Meyer! Prettige Zondag!" Hij
moest toch even glimlachen om die malle
luitenant, keek me nog even goedmoedig
vriendschappelijk aan, alsof hij wou zeg
gen: „toch ben je wel een geschikte
kerel, ik kan op jou toch niet boos wor
den," wenschte me eveneens een genoege
lijken Zondag, maakte inodol rechtsom
koert en verdween.
Kees moest daarna nog vele muien op
het rapport komen, maar op een leugen
heb ik hem nooit meer betrapt.
Dikwijls heb ik me afgevraagd, hoe dat
vreeselijke zich eruit liegen toch is ont
staan. „Sta je weer te liegen?" „Natuurlijk
bedje me weer!" „Ik zal het er wel
uitkrijgen!" „Kyk me eens aan!" en als
twee vijanden stonden ze tegenover elkaar
„Van jou komt nooit iets terecht! Als jij
niet doorloopend in de provoost zit, bon je
niet tevreden, hè?" En met grimmige blik
wordt getracht de schuldige moer en meer
te verharden en klein te krijgen. Wat een
kunst!
Maar eiliove! Waarom zou Jan de waar
heid spreken, nis hij toch altijd staat te
liegen? „U gelooft me toch niet, al spreek
ik de waarheid," hoorde ik zoo'n zekere
Jan eens zeggen. Waarom zou Piet hot
ook niet eens probeeren inindcr te krijgen,
wanneer hy vooruit weet, dat de waarheid
hem 4 dagen provoost kost? Waarom zou
Kees niet blijven liegen, als hij daarvan
voordeel kan verwachten en er toch niets
van hem terecht komt? En waarom kyken
we het kind recht in de oogen? Alsof wy
do waarheid or uit kilnhen kijken! Stum
pers! Geen oogen worden meer bedrogen
dan z.g.n. Argusoogen. Zij zien de buitent-
kant, maar de binnenkant? Malligheid!
Zij kyken de leugen er in! Als wij ook
maar één oogenblik denken: „hij zal wel
weer jokken", dan is het pleit al verloren.
Is dat een beroep doen op het edelste en
boste? Is dat het goede (wat er altijd is)
er uit halen? Is dat het vertrouwen trach
ten tc winnen? Wy innken het daardoor
immers dubbel moeilijk om waarheid te
.spreken. Met nauwelijks ingehouden boos
heid vragen wij vaak: „heb jij dat weer
gedaan?" en 't kincl leest in onze oogen
onze nietgoed-gezindheid en ziet al vooruit
de donderbui hangen, die zul losbarsten
zoodra het bekend heeft. Geen wonder dat
't zich verliardt en ontkent. Waaroin die
groote gestrengheid en zware straffen, in-
plaats van medevoelen. indenken, medelij
den en genegenheid.
Denk u maar eens goed in hoe moeilijk
we het een kind maken, wanneer we vra
gen of hij dit of dut gedaan heeft en het
weet daar staat een zware straf op. Laten
wc het kind suggcrceren, dat het te goed
is om te jokken en er met oaze straf al
tijd rekening mee houden, wanneer het
kind een overwinning op zich zelf be
haald beeft en waarheid heeft gesproken.
Laten wij hof liever van jongs af aan
wennen om te zeggey als ze iets gebro
ken hebben, iets verlorey of gescheurd en
niet boos zijn wanneer zulks geschied is,
maar ons blij toonen dat zij openhartig
gesproken hebbejj. Waarheid spreken blijkt
hun dan een groote behoefte ey zij ade
men dan juist op. Opvoeden wil ook zeg
gen karakter versterken en wat mftken
wy sterker, wanneer wy de waarheid af
persen of hun voor aartsleugenaars uitma
ken? Waarom beschouwen wij het niet uls
vanzelf sprekend, dut ons kind waarheid
spreekt. Dat is toch zeker meer opvoe
dend!
Frans kwam op zekeren dag haastig
naar mij toegeloopen. „Luitenant ze hob-
ben op de chambree een ruit gebroken.
De sc-rgujjt van de week zegt dat ik het
gedaan heb, maar ik heb het niet ge
daan!" Ik zeer verbaasd: ..Muur jongen,
waarom zoo verontwaardigd oa waarom
zpo heftig verklaard, dat je het niet ge
daan bébt? Dat spreekt immers vanzelf.
Ik heb je fopb nooit gewantrouwd? Als
een van de jongens ÏPts gebroken heeft,
komt hij het immers altijd ,?elf zeggen en
waarom zou jy dat niet doen?''
Kijk] Dan is het heerlijk zoo'n glunder
gezicht te zi9», alsof hij zeggen wil: „Zie
je wel. In jou heb ik me niet bedmgen.
Jij gelooft me wel'. Vertrouwen ep warm
te wekken vertrouwelijkheid «n oprecht
heid in 'n Iffnd. Wantrouwen prikkelt tot
leugenachtigheid en barsch optreden roept
de zucht tot oppositie in hern wakker.
Wanneer een kind in dergelijke omstan
digheden tot ons komt. moeten wij het
rustig aanhooren en het gunstig oogenblik
afwachten om bewust op te voeden, be
tichten wij fcet onmiddellijk van onwaar
heid spreken, dan verbitteren wy het kind
en daarom is de kans op verbeteren op
dat moment althans, uitgesloten. Die
daarmee geen rekening houdey, lokkeu
niet alleen tegenspraak, maar ook leygen
uit.
Zoo deed ook sergeant K, Jleiy wgs ge
straft met 14 dagen kwartierarrest. Pret
tig vooruitzicht! Daarbij kwam, dat hij
naar zijn meening onrechtvaardig gestraft
was. Hij zon dan ook op wraak, niet zoo-
zoer op den kapitein, die hem dat koopje
geleverd bfld, maar op de eerste de beste,
die hy or tusscjjep kon nemen. De serge
ant X. was de gelukkige. II. maakte een
mooie stroopop en plaatste (p* voor de
kamerdeur van den niets kwayds yermoe
tienden sergeant, die rustig aun zijn tgfel
zat te schrijven. Wacht, dachjt H., als ik
nu flink klop, zal d» sergeant (Je .<Jeur
opendoen en de pop tegen zich aan krij
gen. Wat een lol! Een stuk of zes ander,e
jongens stonden op eonigon ufstand mee
te genieten. Eerste klop, „Binnen!" Dat
was de bedoeling niet. Nog eens geklopt,
iets harder. Luider klinkt het „binnen!"
Dan nog munr eens geklopt, nog wat for-
schor, zóó met de vuist. Ziet u de ser
geant wel zitten? Hij is stellig van plan
zoo op te vliegen, als een duiveltje uit een
doosje. Hein wordt zenuwachtig. Z'n pres
tige staat op het spel. Zijn kornuiten den
ken dat de mop mislukt en vuro» hem
aan. II. toch al kwaad vanwege de 14 da
gen arrest en nu nog meer geprikkeld
door het mislukken van z'n mop, draait
zich op zijn hielen om, kromt z'n ccnoi
been en geeft me toch een schop tegen dc
deur dat do ruiten er van rammelen. Op
hetzelfde oogenblik bijkans vliegt de deur
open enX krijgt de pop midden in
z'n gelant. Tableau! X is nijdig. „Dat
he(b jy natuurlijk gedaan Pietersen, is 't
niet, hè? Ik znTjeHij staat te
trillen op z'n onderdanen. De rest be
grijpt u wel. Ook wel donk ik, dat Hein
in z'n overprikkeling zei dat hij 't heusch
niet gedaan had eg ook vol hield dyt Jiij
onschuldig was en al maar brutaler wertj
naarmate X zich meer opwond. De leugen
wus al even dwaas als de vraag van X.
Den volgenden dag kreeg H. er 4 dagen
provoost bij. Van dat oogenblik af waren
hij en de sergeant gezworen vijanden.
Hoe zy vrienden hadden kunnen worden
en do gezagsverhouding gezond, inplaats
van vijandig? Mij dunkt, als X. zich be
heerscht had (moeilijk, dat is waar) en ge
zegd had: „Pietersen kom jij over een
uur of wat, voor je naar bed gaat eens
even bij me, jongen. Dat zal je nachtrust
goed doen!" Dau had hij kunnen zeggen,
nadat hij zich H.'s toestand had ingedacht.
„Jongen, dat was een leuke mop! Dat
deed me woer eens aan m'n eigen jeugd
denken. Maar zie je, wij hadden zulke
grappen altijd onder elkaar. In dienst is
het altijd gevaarlijk zoo iets met een
meerdere uit te halen: dat zou ik dua
maar niet weer doen!" Zouden zij dan
geen goede vrienden zijn geworden?
„Achteraf praten! Dat is gcmnkkclijk
genoeg, kunnen we allemaal wol!" Goed,
maar toch kan het geen kwaad zoo'n een
voudig geval eens te overdenken, het voor
en tegen te overwegen en met elkaar te
Inpraten on heelemaal achteraf praten
was het voor mij niet luister maar.
Ik was nog een broekje van een 2e lui
tenant. Sergeant-majoor IJ, 54 jaar, dien
de bij mijn compagnie. Wij waren niet al
te beste vrienden, verschilden te veel in
leeftijd en opvattingen. Wij bedoelden het
heiden goed. maar door z'n ouderwetsclie,
weinig plooibare begrippen van verhou
ding van meerderen tot minderen botste
hij nog al eens tegen me aan. Dat ver
veelde me wel eens. Op zekeren dag prik
kelt hij mij tot het uiterste, nadat hyt
weer eens voor de zooveolste maal een ste
vige middagborrel had gedronken. Geluk
kig hield ik me doodbedaard ijskoud
zouden do jongens zeggen wat hem
vermoedelijk nog meer van streek maakte.
Eindelijk Tlapt hij er uit: „al die klets
koek van u kan me geen lor schelen!"
Daarop antwoordde ik zonder me te be
denken: „Geef me de vijf kerel. Met jou
kan ik praten; maar vandaag liever niet
moor. Ga nu maar naar moeder de
vrouw!"
Denk eens aan. Dat had hem nu wel
niet zijn strepen kunnen kosten, maar
stellig een zware straf. Nu er niets ge
beurde, zijn wij vrienden geworden en de
rroegere terughoudendheid maakte plaats
voor wederzijdsehe wnardeering. Vreeselijk
eenvoudig! Is dat nu de moeite waard om
daarover in de courant te schrijven? Als
u het or mee eens zijt, missehion niet,
maar hIs u het er niet mee eens zijt, dan
dubbel en dwars. Maar fooi! Ik ben van
m'n onderwerp afgedwaald. Vergeef het
me maar. Een volgende maal kom ik op
het liegen nog wel eens terug.
LAND.
co doorilttco bij fklscn (Milclpt)n)
kunt gi| gcoiJikkclijk <n dadelijk
verhelpen met den alom gepreten
loopen akkers kloosterbalsem.
Een Amsterdamsche jongen
in 't Gooi.
Wat ia 't hier groot, was de eerste
opmerking die Piet maakte toen hy in de
tuin van z'n tante zat.
Is de tuin heelemaul fan u, tante?
Wat 'n hoop bloemeHoe hiete die
bloeme, tante?
Phloxen, delfiniums, papavers, gail-
lardia's en nog veel meer.
Au, phloxenHeb u geen fruch-
bome, tante?
Nee, Pipt.Pie koopen we volgend
jaarNiet alles togelijk,
Verom nipt?
Omdat hef te duur is.
Binne fruchbome duur, tante?
Ja zeker,
Verom neem u dan geen zaadjes?
Zaadjes uit 'n appel of peer? Daar kom-
me home fan. Wis u dat niet?
Jawol, maar dat duurt zoo lang. Ik
koop liever boomen.
Mag ik nou de kippe foere,
tante?
Nee Piet, nou niet. 't Is nog te vroeg
Hoe vin je 't hier nou, Piet?
MoaiIk blyf vyf weke.
0 ja? Als je dan maar zoet bent, en
gehoorzaam. En wat beter leert spreken,
niet zoo Amsterdamsch.
Bij ons praoten ze allegaor so. Riej
praoten ze weer heel apders.
- Ja, en als jp hier bent, njoet je lee-
ren pr.atei» zooal's >yij..
AyIs duf blomkool, tanfe?
Wat?
Die groote witte bloeme un die boom.
Nee, Piet, dat is vlier.
Auik doch dat 't blomkool was.
Bloemkool moet je zeggen.... Lu9 je
wel bloemkool?
Jao.
Ja tante, moet je zeggon. Altyd met
twee \yoorden spreken. Begrijp je?
- Jyojao tanteMag ik nou
de kippe fopfp, tpntp?
Nee Piet, nief yoor van avont|.
AJleep nmor '9 yves, tante?
Ep 's morgens.
Vèfom niet djkwplser, d#n logge ze
meer oier.cn, tapte.
Dat geloof ik niet, Piet?
Binne hier fooi fogcls, tante
0 ja, een heolbocl,
Hoe liiete die?
Vinken en inusschen en lijsters en
spreeuwen en nachtegalen. Bij juJlio in
Amsterdam zijn alleen maar vinkics, hè?
Nei, hij ons binne ook feel fogels. Ik
hob wel is 'n nachtogaal gesien bij ons in
de straat,
O ja? En hoe zag die d'r wU
Nou, bruin, en 'n stompe kop baj-ie
net as 'u goudfiseh.
Zoo. Ik denk dat 't 'n sperwer ge
weest is.
Nei, 't was 'n nachtegaal, 'n 6perwer
heb ik ook wel Is gesien,... die is weer
nnders.
Dat leer je zeker allemaal op school,
he?
Jao.
Hoe lang ben je al op school?
Ik weet niet.... al so langmaor
nou mocli ik niet van de dokter.
noe oud bpft je eigenlijk?
Ach jaor.
Odan ben je zeker el tweo jaar
op school, he?
Jao.
Ja tante, moet je zeggen. Dat heb ik
toch al gezegd. Ben je dat nou al weer
vergeten?
Jao.jao tante.
Zoo is 't goedVin je dat geen
mooie bloomen, Piet?
Welleke?
Die oranje daarDat zijn lelies.
Leellies? Ik dach dat 't wortels
waren.
Wortels groeien onder de grond.
Auau tanteMoch ik nou de
kippe foere, tante?
A. v. P.
Het keverhuisje.
(Vervolg)
„Zalig", murmelde hg, „zalig, o wat
krijg ik .hiér een slaap van!" En suf van
g"luk, liet hij zich achterover tusscheu de
blaadjes zinken en viel opnieuw in slaap,
llotseling werd hij met een schok wakker.
„Wut was dat!? Een geraas, een verblin
dend licht, viel soms de hemel in? 't Kon
best, dat de zon b.v. uaur beneden was ge-
vullen, niet waar? Hy herinnerde zich in
dit kritieke moment het gezegde van een
grooten kever uit de buurt: „Droom ik, of
waak ik? t Beste was in zulke gevallen
toch altijd maar de ouwe regel, die al z'n
soortgouooten goed kennen: oogen dicht,
pooten stijf tegen je lyf en doodstil liggen
(als je tenminste overrompeld wordt, wat
de beste kever overkomen kan). Pidie
deed aldus en wachtte af. Daar klonk een
hooge menschelyke stern: „Oh zeg, kom
eens gauw, er ligt er een in, een dikke,
kyk 'es, éénig, hij is netjes in 't bedje
gaan liggen!" En een andere antwoordde
opgewonden: „Ja, wat leuk, maar zeg, hij
heeft vun de dekens gegeten!" „O nee
maar", giechelde de eerste weer: „kijk
eens, hij heeft hi hi, hy heeft ook wat
in zn bed gedaan." „Foei, ajakkes, maar
toch grappig, dat hy 't verder zou goed
Ingrepen heeft, h'è, wat ligt hij duar mop
pig, echt of hy slaapt!"
Pidictje, lievig geschrokken, hield zich
styf en werd by de woorden der twee kin
dertjes beurtelings bleek en rood, wat
echter bij een kever als hy niet opvalt.
„Keer hem eens om, toe, keer jy hem eens
orn, Jantje riep 't eerste stemmetje weer,
„voorzichtig, ja, hup, daar gaat hij!" en
meteen voelde Pidie zich omrollen. „Hou
me vast", zei hy by zich zelf, en sloeg z'n
oogjes ten hemel, „wat zal me nou overko
men!"
Maar t viel mee. ,,'t Is een mooie, zeg,
wat ecm dikkert, en wat glimt hij, hè? Ik
uil bom wel in oen doosje hebben, eigen-
lijk! „Hè nee. flauwerd, ik vind 't nou
ju.st zoo gezellig, dat hy in ons huisje is
gaan wonen; we hehBen 't immers voor
kevers gebouwd, en als er nou een in is,
ga jy hem er uit halen? wat pon onzin!"'
Zorgzaam werd Pidiotjo weer toegedekt
met frissohe blaadjes, oon klein stoeltje
vun luciferhoutjes naast z'n bed gozet, ook
een eikoldopje, en 't dak sloot boven'hem
weer t licht af. „Nou blyft ie meteen lek
ker droog, as 't rogent hè?" was 't laatste
wat hy hoorde, toen viel do stilte weer in.
Nog lang bloof Pidie in z'n ongemakke-
lyke houding liggen, tot hy zich eindoiyk
ontspannen durfde Hy was verbaasd,
maar bekommerde zich verder niet om 't
avontuur, waar hy niets van begreep,
maar zoo good van afgekomen was. En
torwyi Jantje en Pietje nog druk babbe
lend over 't gezellige keverhuisje dat ze
gebouwd hadden van takjes en mos. en
dat nu een bewoner gekregen had, ki'oop
1 idietjo welgèmoed zacht zoemend 't gaat
je uit en begaf zieh naar een mosplagje
vlak in de buurt, waur hg begroet wetrd
door een koor vai\ zwierende, gonzende
kameraden. „Zoo opscheppers!" snorde hy
met een oolgkc glimp jn z'n zwarte oogjes.
„Hoera, Pidie!" autwoorddon «e. En wol
dra wus de dikkerd opgenomen in 't
vriendeukringetje, waar een geplaag en
gegons was zonder eind. De goedmoedige
Pidie liet alles over zich heengaan tot hg
uit z'u doozol gowekt werd door een paar
flinke regendruppels, die weer uiT TTe
grgze lucht ka-amen neertikken. „Schui
len! vlug!" klonk 't overal.
"Hier jongens, ik weet een mooi schuil-
hoekje, riep Pidiotjo en mot yeol gejoel
en geduw volgde hom 'f jolige Iroepjcdoor
t donkoro gaatje. Even lator stroomde de
bui los, hevig, maar kort van duur. Juist
wilden zo wcor naar huiten, toon mot kor
te harde moppen op 't dakje getikt soheen
te worden. De slijnsten begrepen dadelijk
wat dat beduidde. „De specht!" sjirpten ze
boog, „de specht!, gauw loopen jongens,
loopen!" Links, rechts, pikto do harde
snavel, bedrijvig en parmantig. Links,
rechts blaadjes, 't oikedopje, rang, flang!
Als door een tooverslag waren alle insec
ten verdwenen. Alleen Pidiètje, die alweer
in slaap gesukkeld was. zat er nog. „Hóé
hèc," zei hy, „bedaard aan, straks ging 't
veel kalmer, hoe kan dat toch?" En hy
wuifde met z'n hakopoot, alvorens hem hij
de andere vijf over z'n buikje te vouwen,
En bijna had de specht, die met z'n spot
tende blik 't verfomfaaide huisje inspec
teerde, hem aan z'n lange, scherpe snavel
goprikt, als niet eon dappere snuittor Pi-
dietje gegrepen en meegesleurd had. Toen
de eerste schrik voorbij was, rolden alle
kevers en torren door elkaar van 't lachen
om die malle Pidie, die zoo vreemd uit
den droom geholpen was en nog steeds zoo
dwaas rond keek.
Het beste bereiken zal niet gaan,
doch we streven er naar. Help ons
neem een abonnement of stuur uw
advertentie.
getVhs aardappelen, dan kan men eerst
eggeh, daarna ploegen, vervolgens weer
eggen voor den zaai. In plaats van het
aardappelland te eggen, kan men ook den
cultivator gebruiken. De grond mag niet
al te los gemaakt worden met het oog op
het gevaar voor uitwintercu van het ge
was. Inzonderheid bij gerst in de rijente
aan tc bevolen. Dit verhoogt de win-
tervastheid, voorkomt het legeren en ver
mindert het gevaar voor roest. De grond-
bewerking voor rogge hebbe ten doel, dat
»ij diep kan wortelen. Is de akker in den
regel behoorlijk diep bewerkt, dan is een
bijzondere bewerking i^iet noodig; in hei
tegenovergestelde geval verdient het aun-
beveling den ondergrond los te maken
niet te koeren door middel van de 011-
dergrondsploeg; bij het gebruik hiervun
blijft dus de ondergrond ook beneden, al
leen wordt de bouwvoer verdiept. Breng
den mest niet te diep weg; strooi dien uit
bij het voorlaatste ploegen; als ge 3-maal
ploegt, dus bij de 2e maal; ploegt ge 2
keer, dan reeds bij het stoppelploegen.
Denk er aan: rogge houdt van bezakten
grond; tusschen hot ondcrploegen van de
mest en het zaaien moet derhalve eenigen
tijd verloopen. Wij kunnen thans bij de
grondbewerking van het roggeland niet
langer stilstaan, alleen herhalen we: er
mogen onder de bouwvoor geen harde la
gen blijven fitten, en „bonken" moeten
inet eon diepgaande eg naar boven wor
de gehaald en worden fijn gemaakt. In
den hof: 't Is nu een geschikte tijd orn
vele vaste planten, die 's wintere buiten
overblijven, te verplanten of te scheuren,
b.v. 't welriekend viooltje. Niet verplunte
violen bloejen in 't voorjaar niet zoo rijk
als de wel verplante. Na het scheuren zet
men ze op eenigen afstand op pollen na
te voren den grond goed gemest te heb
ben, tenzij deze in beste conditie mocht
zyn. Eenige bedekking in den winter is
wenschelijk, omdat ze na verplanting al
toos gevoeliger zijn. Ook de Primula-Veria,
't voorjaar om haar bloemen zeer ge
zocht, scheurt men thans. Geef acht op
uw Zonale (Geranium) perken, de eene
bloem groeit harder dan de andere, zoodat
het perk licht wat onregelmatig wordt en
dient opgeknapt te worden. Dun moeten
de potten er worden afgenomen en op
nieuw worden aangebonden; men neme de
wortels onder aan den pot weg, eveneens
de gele bladeren en uitgebloeide bloemen,
begiete de planten goed, ook met sterk
verdunde gier, en plaatse duarna de plan
ten weer op het perk: de groote in het
midden de kleine aun den kant. Zij gauu
dan opnieuw groeien en bloeien. Snyd
vanj de oude aardbeiplanten do bladeren
bij den grond af, verwijder de zij ranken;
schoffel de bedden eens goed, hark ze uit,
ge zult dan de planten na een poo9
weer jong blad zien maken. Ge hebt on
zen raad gevolgd en einde Jul,i begin
Augustus wortelen gezaaid? Dan staan ze
nu zeker al flink boven den grond en
moet ge dc bedden wieden en vervolgens
losmaken; tevens de planten uitdunnen,
hetwelk nog noodiger is dan in den zo
mer, omdat ze behoorlijk ruimte moeten
hebben oin vóór den winter nog geschikt
worden voor 't gebruik. Wied ook de
laatst gezaaide bedden: Spinazie, velddla,
enz., en gebruik bij droog weer den schof
fel. In den nazomer wordt het schoffelen
en wieden dikwijls nagelaten; dit is ver
keerd, want inen krijgt daarvoor in het
volgend voorjaar weer zooveel te meer on
kruid in de bedden, dus ook meer werk.
In de meloen- en komkommerbakken, wel
ke thans reeds opgeruimd kunnen worden,
kan inen nu uitstekend postelein zaaien,
't zy voor direct gebruik of wel voor den
inmaak. Daarna goed omspitten en voch
tig muken. Wie bakken en ramen bezit,
kan ook den geheelen winter door krop
sla hebben. Het zaad (broeigeel kropsla)
zaaie men onder glas; in zuivere aarde,
anders vallen de plantjes weg. Wanneer
de plantjes twee blaadjes hebben, zet men
ze op de bakken. De grond zij niet alleen
zuiver, maar ook goed vochtig!
ONZE NATUURRUBRIEK
SPORT
(2p helft Augustus)
Nadruk vefbod(?n.
De graanoogst ondervond in de eerste
helft veel tegenstand door het natte weer.
Zoo voorspoedig het met den hooibouw
ging, zoo traag kon men opschieten met 't
koren, dat op vele akkers al begon uit te
loopen. Zulk zaad is natuurlijk voor den
zaai niet geschikt. Overigens valt de
zaadopbrengst der rogge, ofschoon het ge
was niet te dik stond, wel mee; de aren
zijn yrij goed gelpden. Ofschoon we nog
ocnigc weken yóór den zaaitijd Eijn yan
hot wintergraan (wïntergenst eind Sept.,
winterrogge van begin tot half October),
moet do voorbereiding der akkers nu reeds
zoo mogelijk geschieden. De gerst stolt
hooge eischen, vooral op zwaren grond
na vaste stoppols, in welk geval men het
best doet 3-maal te ploegen. Was 't voor-
Voetbal.
L.F.C. III (Laren)Pluvius II A'dam
2—0.
Zondagmorgen 11 uur ving een vriend
schappelijke wedstrijd aan tusschen Laren III
en Pluvius (A'dam) II. De elftallen stellen
zich op als volgt;
Laren
Kaarsgaren,
Gerard Wortfcl, H. Delvendiep,
G. Kok, Jan Maas, L. A. Baylé.
H. Lamme, W. Hilhorst, J. Valk, L. Baylé,
G. Hoffman.
E. de Muinck, W. Würdeman, C. Bak,
Strik, H. Hulstede,
Bartels, J. v. d. Hoek, C. Hanse,
Broekhuis, Pasma,
De Muinck.
De eerste aanvallen zijn voor Laren. De
gastfrceren brengen den bal voor het vijande
lijke doel, waar Hoffman het leder voor het
inschieten heeft entrapt mis, waardoor
het Amsterdamsche heiligdom aan een zekere
doorboring ontkomt.
Pluvius antwoordt met eenige aanvallen,
waarbij een uitval tot voor doel op het laatste
momfcnt wordt weggewerkt door Wortel.
Dan is het weer Laren dat komt opzetten.
De bal wordt vlug combineerend naar voren
gespeeld. De vijandelijke keeper loopt ge
vaarlijk ver uit. Hoffman heeft den bal voor
het intrappen en schtet naast
Pluvius gaat nu beter aanpakken. Herhaal
delijk zet ze op en dringt de gastheeren terug.
Doch in vele gevallen mist de voorhoede der
gasten d<e vlugheid in de critieke oogenblikken
om de kansen te benutten. Een prachtkans van
Würdeman gaat naast Een schot van Pluvius
zal zitten. Wortel in het doel «laat den bal
terug. De penalty voor Pluvius wordt door
deze niet genomen.
Met de rust is de stand 0—0.
Na de wisseling gaat het spel gelijk op en