Tweede Blad behuorende bij het nummer van VRIJDAG 28 NOV. 1924 ERFGOOIERS Nota van de vertegenwoordigers «lor Gooische Gcmoenlelxsturi-ii, die z.'t.ting hebben in hot. Bestuur van Stad en Lande van Gooiland', omtrent de door Stud en Lande van Gooiland te voeten grondp li- tic k. Le grondslagen terzake van den verkoop van gronden, zooals cl'e door het Dage- lijkseh Bestuur van Stad en Lande zijn a meng? stel d en ter vaststelling en over weging aan het Bestuur zijn aangeboden, bobben de vertegenwoordigers van de Goo.'srdvc Gernopntebcst u ren, die zitting 1;ebben in het bestuur van Stad en Lande, aanleiding gegeven die voor de toekomst zoo belangrijke aangelegenheid gemeen schappelijk te bezien en zij veroorloven zich hierbij over te leggen do beschouwin gen, waartoe de boütudeen'ing van even- becloel i vraagstuk hun aanleiding heeft gegeven. In de eerste plaats wenschen zij de op merking te maken, dat zij er zich vol komen mee kunnen vereenJgen. ja zich er in verheugen, dat het dagolijksch bestuur door de vaststelling dier grondslagen ge toond heeft, met hen van oordeel te zijn, dat inzake grondverkoopen in de toekomst eene vooraf vastgestelde lijn moet worden gevolgd. Tot heden toch geschieden de verkoopen van grond door Stad en Lande niet volgens een vasten regel. Vaak hing «le verkoop van liet toeval af, waarbij al dan niet tegenwoordigheid van enkele le den van liet bestuur een belangrijke rol speelde. Waar liet Dagelijksch bestuur, dat met gegadigden onderhandelt, thans geenerlei zekerheid heeft, dat zijne vooi stellen t'Ut grondverkoop door het. Bestuur van Stad en Lande worden aanvaard, blij ken de zeer tijdroovendo besprekingen van den Voorzitter of wel van het Dagelijksoh Bestuur van Stad en Lande met. gegadig den dikwijls onvruchtbaar te zijn. lief ge mis aan systeem weerhoudt hier boven dien eene exploitatie, zooals die b.v. plaats heeft, in gemeenten, welke een behoorlijk ingericht, grondbedrijf bezitten Daann verandering te brengen achten zij wen- sc hél ijk, doch zien tevens de noodzakelijk heid in om eerst nader te overwegen, welk standpunt, men dient, in te nemen ten op zichte van den verkoop van grond door Stad en Lande. Zij zijn van meening, dat het Gooi in het. algemeen zeer veel voordeel heeft ge trokken van de omstandigheid, dat zijne uitgejjajrekt© bosch- en hc.degrrnden nage noeg alle in het bezit waren van Stad en Lande, waardoor do versnippering er van veel langzamer heeft plaats gehad, dan. indien bedoelde gronden geheel in parti culiere handen zouden zijn geweest. Door liet bewaren van het, natuurschoon, als ge volg clier omstandigheid, heeft het Gooi als woonoord blijvend de aandacht getrok ken van een deel van de Amsterdamse!) bevolking, en zijn dus de belangen van Gooiland in het algemeen met het. oog op liet landbouwbedrijf wat mede volgens artikel 3. 2 der Erfgooierswet. het doel van Stad en Lande is bevorderd. Zij zijn van oordeel, dat men bij den verkoop van1 giv nd er rekening mede moet houden, dat de opbrengst- van gron,I- vorkoopon niet genoemd wordt in hetgeen artikel 4 van genoemde wet omschrijft als de geldmiddelen der Vereeniging. liet is bekend, dat- men in vroegere jaren, met name vóór do inwerkingtreding dor Erf- gooiorswot, zich daaraan niet -stééds heeft gestoord, en m<yi meermalen overg'ng tv t verkoop van grond, teneinde met het pro venu de nadeelige saldi der rekenuig ovef die jaren „weg te werken". De omvang van het bezit van Stad en Lande is mede om ovengenoemde) reden in dem loop der jaren aanzienlijk, ja zelfs met meer dan de helft van den oorspron kei ijken, achter uit gegaan, en daartegenover heeft de Ver eeniging zich geen evenredig kapitaal g vormei. Wen-seht. men in de toekomst tot geleidelijken verkoop van grond over tc gaan, dan zal men daarbij eene vaste grondpolitiok moeten volgen, en, naar hunne meening, moeten letten op de om standigheid, dat de waarde der Gooische gronden automatisch stijgende is; liet. ge limiteerd zijn dor grondoppervlakte en de toeneming van de he\olking iu Nederland doen immers de behoefte aan grond in de toekomst- steeds grooter worden. Boven dien mag niet worden voorbijgezien het gevaar, dat- omzet van grond- in effecten bezit niet. zich brengt, dit n.l., dat de waarde van de met het provenu van den grondverkoop aangekochte effecten ver- mindring zal ondergaan hetzij tengevolge van daling van den effectcnkoens, hetzij door inflatie van den Nederlaivlschen gul den. vermindering, welke door de hoogere rente niet wórdt gecompenseerd. Het be lang. der Vereeniging wordt daarom naar hunne meening bevorderd door den ver koop barer gronden zooveel mogelijk te beperken. Zoodanige beperking behoeft echter, dat -spreekt vanzelf, geen verkoop van afzonderlijke losse stukken groncl, ge legen te midden van complexen, welke in voorgaande jaren zijn verkocht, in den weg te staan. Ten opzichte van den verkoop van p©r- oeelen grond, behoorend'e tot complexen weide, hoide en bosch, waarvan nog geen verkoop heeft plaats gevonden, dient o.i. eerst de Algemcene Vergadering eene principieele beslissing te nemen. Welis waar zoude het Bestuur eventueel gelei delijk tot den verkoop van d e complexen kunnen overgaan, omdat iu de Erfgooiens wet 1912 is voorgeschreven, dat het Be stuur de bevoegdheid heeft omroerende goederen ter waarde van ten hoogste f 6000.te verkoopen zonder de Alge- inecne Vergadering daarin te kennen, «Iwh in tlie lijn geredeneerd, wordt aan 'ten geest van de Erfgopierswet geweld aangedaan; niet echter, indien de ver koop van zulke perceolen grond geschiedt nadat de Algemcene Vergadering heeft verklaard gcene bezwaren tc hebben togen verkoop van het complex, waartoe die perceolen behooren. Bij de vaststelling van het verkavelingsplan zoude in do eerste plaats dan rekening moeten worden ge houden niet, de bestemming van den grond, Vorder zoude de bebouwing z odanig moe ten worden geleid, dat eene economische wegenaanlog verzekerd ware, en zouden de gedeelten, welke als iialiuirmohumen ten intact dienen to blijven, nauwkeurig omlijnd moeten warden. Vóórdat in bovenomschreven richting nadert» plannen worden uitgewerkt, be hoort naar hun oordeel, in principe te worden beantwoord de vraag, of gaande weg niet de tijd is gekomen, dat. het 1:0 heer en de verzorging van het. bezit Vara Stad en Lande onder de overheidstaak wordt begrepen, m.a.w. oJ het geenc'aan beveling verdient, dat. be/it aan de zes Gooische Gemeenten over te dragen. Zij moenen, dat. indien die Genieenten b.v. door ,de stichting eenor naamlooze ven nootschap gezamenlijk eigenaar werden van het geheel, een? g.ede exploitatie van dat bezit mogelijk wordt. Op zoodanige wijze verkrijgt men tevens de zekerheid, dat een belangrijk deel er van als natuur monument wordt gehandhaafd, en dat daarmede het algemeen natuurschoon van het Gooi wordt behouden. Zij hebben gemeend in deze nota geen© beschouwingen tc moeten opnemen, be treffende de vraag, wat de rechten zijn der z«?s Gooische Gemeenten, rechten, welke met betrekking V-I de eigendom men van Stad en Lande in de wet vaag zijn omschreven. Het komt hun echter vooi', dat zeer wel een modus zal zijn te vindien, waardoor, in deze de belanden van de Gemeenten alsmede d;© der erf-' gooiers in gemeenschappelijk overleg werden verzorgd, en de zeer ingewikkel de. tot belangenstrijd aanleiding gevende procedure van de ontbinding van Stad en Lande, overeenkomstig de in de Erf- gO'ii'Cirswet neergelegde regelen, zal kun nen worden ontgaan. Zij stellen zich voor mot. deze nota eene basis te hebben gelegd voor bespreking in do Bestuursvergadering. Mede gelet op de bepalingen van artikel 33 en 34, juncto artikel 39 der Erfgooierswet achten zij het nuttig eene Commissie samen té stel len, welker taak in het voorafgaande door hen i«s bedoeld, waard «or eventueel cle in ovengenoemde artikelen bedoelde omvangrijke voorbereidende a-rbc.d ter zake eener cventueele ontbinding kan achterwege blijven. Door dc instelling dier commissie, bestaand© uit vertegen woordigers van de scharende- en niet- scharende erfgooier-s, alsmede van de be sturen der Gooische Gemeenten-, en onder leiding van den Voorzitter van Stad cn Lande, zal clan mogelijk een voorn tel kun nen worden geredigeerd, dat eene redelijke kans biedt voor eene goede oplossing. Dat de verkoop van grond gedurende do voor bereiding van bedoelde regeling tot het uiterste zal moeten worden beperkt, spreekt h. i. vanzelf. De vertegenwoordigers der zes Gooische Gemeentebesturen, dio zitting hebben in bet Bestuur van Stad en Lande van Gooiland, Hilversum; B. II. BAKKER. Bussum DE BORDES. Blaricum: .1. .T. KLAARENBEEK. Laren: II. VAN MS PEN. lluizen; I\ VEERMAN. Nnardeu; M. P. VAN WETTUM. 29 October 1924. Memorie inzake dc Nota «ld. 29 Oc tober 192/1. ingediend door de vertegen woordigers der Gemeenten in het Bestuur van Stad en Land van Gooiland ter zatce Ie door de Corporatie te voeren grondpo litiek. Een g:>ed begrip van d©- inged'cmlc No ta, vereischt, waar deze ten dcele afwijkt van het gedachte onderwerp, nam. rege ling van grondverkoopen, in de eerste plaats vermelding der geschiedenis van haar ontstaan. In de Bestuursvergadering van 24 Janu ari 1924 betoogde het lid 11. de Bordes de wenschlijkheid tot. principieele bespreking van grondslagen voor de verkoopen van gronden en verzocht hot Dagolijksch Be stuur daartoe stappen te nemeni, in den vorm van een uitwerking van gedachten, ter nadere bespreking, door het Bestuur. Door het Dagolijksch Bestuur werd dus danige uitwerking in den vorm van grondslagen op 12 Maart j.l. voorloopig vastgesteld en daarover daags daarna de beschouwingen van den voorsteller, het lid de Bordes, verzocht. Op 3 April j.l. werd bij hem op ant woord aangedrongen, waarop hij op 5 April d.a.v. deels, instemmend, deels on der zeker voorbehoud, antwoordde. Zulks gaf het Dagolijksch' Bestuur aan leiding hem op 15 April t<» verzoeken zijn bezwaren kenbaar te willen niaken en toen daarop geen antwoord inkwam, tot bijwoning van een zijner vergaderin gen uit to nootdotgen ter bespreking der wederzijdschc gedachten, cn wel v:or de vergaderingen van 5 Mei (nader gewijzigd in 6 Mei), 21 Mei en 30 Jum j.l., doch bleek hy de gelegenheid tc missen aan alle de gedane uitnoodigingen gevolg tc geven, waardoor de verdere behandeling dezer aangelegenheid vertraagd werd. Tn dc Béstuursveiigadering van 17 Juii j.l. zei.de het lid de Bordes toe .in den aan vang van September een nota nopens deze zaak tc zullen indienen. Instede daarvan kwam een brief van hem in d.d. 9 Sep tember j.l., meldende, dat hij overleg met de overige Gemeentelijke vertegenwoordi gers had noodig geacht en zij een gezamen lijke Nota zouden indienen. Op 30 October j.l. werd de bedeelde No ta. gedateerd daags te voren, ontvangen. Uit een en ander moge blijken, dat noch dc drang tot hel vaststellen van grond slagen voor grondverkoopen, noch do ver traging in de behandeling daarvan, van het Dagolijksch Bestuur zijn uitgegaan. Het Dagelijkseh Bestuur reserveert zich dan ook zijn oordeel omtrent dc wcn-schclijk beid van zoodanige vaststelling. Met. voldoening werd kennis genomen van do verklaring der Gemeentelijke ver tegenwoordigers in hunne Nota, ,,da1; liet Gooi zeer veel voordeel heeft getrokken van dé omstandigheid, dat zijne uitge strekte bosch- eii heidegronden nagenoeg alle in het bezit waren van Stad en Lan de, waardoor do versnippering er van veel langzamer heeft, plaats gehad, dan, indien bedoelde gronden geheel in particul.ero handen- zonulen zijn geweest. Door het h. - waren van liet natuurschoon, als gevolg dier omstandigheid, beeft het. Gooi als woonoord blijvend dc aandacht getrokken van een deel der Amstcitlaftychê bevol king, en zijn dus de belangen van Gooi- land in het algemeen met het oog op het landbouwbedrijf wat mede volgens Ar tikel 3, 2 der Erfgcbierswct het doel van Stad en Lande is bevorderd." WeHswaar is voor een klein deel do juistheid van het hierboven door de Ge meentelijke vertegenwoordigers betoogde aanvechtbaar, omdat. Stad en Lande se dert de 10e eeuw wein >g of geen bosch bezat en omdat de stelling dat de zoo g.roote t-:«evloeiing van opwoners het al gemeen belang van Gooiland mot het oog op het landbouwbedrijf bevordert, oen vraagpunt vormt, doch de kern van hot betoog: volmondige erkenning, dat het bestaan van Stad en Land? in hooge mate het Goc'i cn zijn bewoners ten goede kwam, i-s een ongezocht pleidooi voor het ongestoord voortbestaan der aloude corpo ratie, van te meer belang, waar in het verder© deel der Nota dat voortbestaan wordt bedreigd en de Gemeentebesturen als de meer gewenschte beheerders van de gronden worden aangeduid. De vraag rijst hoe deze verrassende te genstelling te verklaren is cn op welke gronden de laatstgenoemde meening be rust, motieven daartoe worden ju dc Nota niet aangetroffen. De tegenstelling kan bezwaarlijk grond vinden in handelingen door Stad en Lande verricht. Weliswaar wordt betoogd, dat in vroegere jaren Stad! en Lande zich van een groot, deel van zijn toenmalig bezit ontdeed, doch, waarschijnlijk wegens be perkte studie der h.storie, wordt verzuimd daarbij t-e vernielden, dat dit vóór de Scheidingen met. het Domein in 1836 en 1843 geschiedde door het Landsbestuur, zonder medewerking, ja dikwerf onder protest, van Stad en Lande en dat bij ge noemde Scheiding, de Staat circa 8G(J TLA. aan zich hield. Na dc Scheiding niet. het Domein zijn door het vroegere Bestuur slechts kleinere oppervlakten vervreemd, en wel meestal aan de Gemeenten \vor lagen prijs, ter wijl bovendien sedert 1891 de beslissing daartoe uitsluitend bij de Burgemeesters en hun Gemeentebesturen berustte. Na optreden van het Bestuur ingevolge de Erf gooiers wet 1912. zijn van een bezit totaal groot circa 3400 II.A. vrijwillig vervreemd/: in 1916: 8.40.05 II.A. 1917: 0.95.GO 1918: 0.01.65 1919: 0.42.20 1920: 5.46.31 1921(4.61.17 1922: 6.56.25 1923: 13.96.82 totaal circa 41 H.A., en in- 1920 circa 31 H.A. onteigend werden ten bate van de Gemeente Hilversum. Bovendien behoort in aanmerking genomen te worden, dat van de verkookte 41 TI.A. ruim 20 H.A. (1916 7,93,70 II.A. aan do H.IJ.S.M., 192 11.35,30 aan de Gemeente Hilversum, 1923 I.55,15 H.A. aan en Staat der Nederlan den) vervreemd zijn ouder feitelijke be dreiging met. -enteigening, zoodat de vrije verkoopen in een- tiental jaren tot circa 20 II.A., nog geen 6/10 percent der totale oppervlagte, beperkt, zijn. Ook die zorg voor het natuurschoon cn natuurmonumenten, kan niet gezegd wor den hij Stad cn Lande in slechtere banden tc liggen dan bij de Gemeentebesturen. Waar Stad en Lande toch nog geen schen ding op dit gebied pleegde cn bij hare be sluiten cl© behartiging van het schoon© in het oog hield, kan zulks niet steeds van de Gemeenten getuigd worden; Huizen brak zijn schilderachtige eeuwenoude mo len af, cn vergroef dó Molenberg. Hilver sum stond toe, dat zijn twee molens, waar van een uit het begin der 10c eeuw, ver dwenen, het kocht schoonc bosschen en stelt, fraaie natuurstukken daarvan te koop voer huizenbouw. Buss urn deed even zoo met de meest nabij haar kom gelegen deelen van het landgoed Bantam. Er bestaat dan ook geen reden om van de zijde der Gemeenten betere behartiging van dit doel tc verwachten dan van het Bestuur van Stad en Lande, waarin trou wens alle Gooischo Gemeenten hun in vloed uitoefenen en kunnen waken tegen schending van het natuurschoon, terwijl overigens wanneer een Gemeente van oor deel is een bijzonder belang bij een stuk natuurschoon tc hebben, het den weg kent om zich daarvan te verzekeren, mits het de daarvoor vereischte offers \vl brengen. Gingen do gronden van Stad en Lande in handen der Gemeenten over. zoo zoude gaandeweg zekor een niet onbelangrijk deel daarvan voor bouwcx-ploitutie worden bestemd', welnu de voordeden daaruit vloeiende, kunnen evenzeer de rechtmatige eigenaresse ten goede komen, ten bate harer leden, welke zoodra de in behande ling zijnde Wetswijziging vaststaat, allen van die stijgende voordeden kunnen ge nieten. Dat. die voordeden een stijgend ka rakter dragen, wordt, in (le onderhavige Nota erkent, waar zij zegt „dat de waarde der Gooische gronden automatisch stijgen de is." Er schijnt dan ook geen geldend nictlef aanwezig om beheer en eigendom der gronden van Stad cn Lande uit handen van die overheid naar de Gemeen tel ijk© over te brengen, behalve een geldelijk voordeel voor de Gemeenten, waartegenover uiteindelijk staat een groot nadeel voor de corporatie en hare leden. Alvorens de verdere hoofdpunten in be schouwing te nemen, zij er op gewezen, dat de stellers der Nota zich vergissen in zake de wettelijke omschrijving der geld middelen van Stad en Lande. ITet art.kei 4 dor Wet luidt: „De geldmiddelen der vereeniging wor den verkregen onder meer uit retribution, buren, pachten, renten, boeten, erfstellin gen, legaten en schenkingen; voorts kun nen omslagen over «Ie- loden worden ge- beven." Mitsdien een ni< t limitatieve opsomming, in hoofdzaak van jaarlyksche inkomsten, waarender renten, en volgt daaruit, mede in verband met het gestelde sub 3 van Ar tikel 23 vrij «luide]ijk, dat de Wetgever heeft gód&oht .aan renten u.l effectenbe zit verkregen, in hoofd/aak uit verkoop van gronden. Niemand zal toch de op- orengst uit. den verkoop van kapitaalsob jecten, als geldmiddelen in den zin van het bovenbedoelde artikel kunnen beschou wen. Grondverkoop is in casu feitelijk niet andere dan kapitaalsverandering, Wat overigens over effectenbezit wordt «ongevoerd, is aan eenige bedenking on- derhevig. Nu volgens de deskundigen de kans op inflatie van den gulden vrij wei voorbij is, zooals mede uit dc stijgende waarde van ons betaalmiddel op de inter nationale geldmarkt blijkt, mist dat deel van het betoog met den aankleve van dien waarde; evenzeer dagen© wat over dab. van effecten worut gezegd. Vanzelf spre kend is zelfs bij «le meest solied'- beleg- g ng, dc- waarde van een ef.ect aan eenige wisseling onderhevig. Stad en La mie on dervond daarvan in haar bezit, tot no* toe geen nadeel, maar bij ©en meer lang durige belegging speelt dit, in verband met dc uitlotingskansen. een onderge schikte rol en schijnt het. wel eigenaar dig, dat juist vertegenwoordigers van Ge meenten vrees toonen voor belegging in solied geachte (o.m. gemeentelijke) leenin gen. Overgaand© tot becshouwing der beidé oplossingen in de Nota aangeduid, zij iikI klem aangevoerd, dat de gedachte om de Algemcene Vergadering van leden princi pieel over de grondverkoopen beneden f 5000.-tc doen meespreken een voilkomcn miskenning der Erfgooierswet 1912 en in lijnrechten strijd daarmede is. Behalve d© letterlijk© bepalingen van sub 3 van Artikel 23, juncto Artikel 29 (lier wet, verzet zich daartegen dc geheel© geest daarvan. In herinnering zij gebracht, dat in de Memorie van Toelicht'ng op het. Wetsont werp het volgende voorkomt: „tj 5. De titels III cn IV van het ont werp regelende de samenstelling en werking der organen, waardoor het vereenigingslcven zich voortaan zal heb ben te openbaren. Van deze beide, de algemcene vergadering en het bestuur, vormt de eerste een instituut, dat in eene. op moderne voet te schoeien vereeniging niet mag gemist, al ontbrak tot dusver zoodanig© medewerking der belanghebben de erf gooiers zelve. Intusschen meenden de ondergeteeken- (len hier met de noodigc behoedzaamheid te moeten tcwerkgaan en niet te mogen voorstellen, aan dc algemecne vergadering absolute macht te geven, waardoor hij en toevallige meerderheid van zekere groep van belanghebbenden «1© gronden der erf- gvoiers aan hu-noie historische bestemming weldra zouden kunnen worden onttrokl en In overeenstemming inet. de historische lijn is de eigenlijk© sou vore in.' te it bij dit Ontwerp dan ook gelegd in de banden van het bestuur en bij de regeling der macht- verhouding van beid© organen aan «le al gemcene vergadering het toezicht op het geldelijk en ander beheer van het bestuur toegekend en hare medewerking gevor derd bij besluiten, die het vermogen der vereeniging in sterke mate kunnen aan tasten, dceh overigens alle optreden der vereeniging naar binnen cn naar buiten aan dat bestuur zelfstandig in handen ge geven. De taak der algemeene vergadering is alzoo begrensd in de haar met nam© gegeven bevoegdheden, terwijl hui ten deze limitatieve opsomming slechts de bevoegd heden (instellen van onderzoek e.d.), die daaruit, logisch voortvloeien, haar kunnen toekomen. Bij dezen stand van zaken schijnt geen bezwaar tc bestaan, om allen l«?den. zonder onderschotel van schar.ena© of nict-scharende erfgcoiers, .gelijk stem recht te geven." Een dergelijk voorstel zoude niet door het Bestuur mogen worden gedaan, een dergelijk liesluit zoude verbindende kracht missen. Wat verder in deze over economische wegenaanleg era de bestemming van grond bij verkaveling wordt geschreven, is steeds- door Stad en Lande betracht en wel van- zelfsprekenT in overleg met het betrokken Gemeentebestuur, een andere gedragslijn in de toekomst is niet denkbaar en hehc-?it. geen regeling. De alternatieve gedachte in do Nota ont wikkeld, namelijk het overdoen der gron den aan de Gemeenten, mocht reeds ten dcele in deze Memorie behandeld woorden. Deze gedacht© is door de onderteekeaaren der Nota slechts in zeer beperkte mate uitgewerkt, eenige aanduiding nopens deir omvang, het hoe en cp welken grondslag ontbreekt geheel, waardoor een beoorilee- ling der uitkomsten niet- mogelijk is. Het ware meer gewenscht geweest hier omtrent enkele lijnen aan te geven, dan zich tc verdiepen iu niet. gedocumentceiyle beweringen, dat de exploitatie der groen den beter zal zijn in de banden d'i-r Ge meenten, de natuurmonumenten dan beter gehandhaafd zullen worden, en de Wet vaag is inzake de rechten der Gemeenten, welk© beide eerste beweringen hiervoren weersproken zijn en welke laatste bij aan dachtige lezing dor Wet wel moet blijken iedcrcn grond te missen. Wellicht ten overvloede zij er hier nog op gewezen, dat het recht der Gemeenten zich beperkt tot een erfrecht, hetwelk evenals elk erfrecht, pas in werking treedt na het. overlijden (in dit geval ontbinding) des erflaters. Te trachten thans hot bun eventueel .ko mend© rlecl der erfenis te verkrijgen, is te vergelijken mot ©en- bij testament be voordeeld persoon, welke reeds gedurende het leven van den erflater de beschikking over diens vermogen tracht tc verkrijgen. Er bestaat dan ook geen enkele fcite- lijkcn grond thans reeds naar een modus re eken of tot dat zoeken een commissie tc benoemen om tot een vervreemding van vle eigendommen van Stad en Lande aan de Gemeenten te geraken, welk? hand 1 ng een vervroegde ontbinding der corporatie zoude vormen cn als zoodanig in strijd is inet Artikel 39 der Wet en, gelet op de be slissing van Gedeputeerde Staten van Noordholland d.d. 12 October 1921 No 177, zeer vermoedelijk ook met het inzicht van liet Administratief Gezag. Het baart verwondering, dat dc verte genwoord grs dor plaatselijke Overbed in overweging geven een Modus te vinden waarbij opvolging der bij de Wet vastge stelde regelen worden ontgaan of geschon den en waarbij de, in de Wet op het stuk van ontbinding, beslissende stem der scharende leden wordt uitgeschakeld. Het opportuinstisch argument als zoude een ontbind'ngspnccdure in dc Wet ne- dergolegd een- bezwaarlijke zijn. mag nim mer een reden opleveren om die moeilijk heden schuwende, een uitweg te zoeken waarbij letter en geest der Wet. worden aangetast. Daarenboven is het zeer dc vraag ecncr- zijds of de thans voorgeslagen weg tot een zooveel ni'nder bezwaarlijke procedure zoude leiden en anderzijds is het aan ge n-eden twijfel onderhevig of de Gemeenten ieder voor zich daarbij zouden erlangen dat, waarop zij. bij ontbinding ingevolge dei Wet, recht hebben en ol niet op grond, van dit plan daaraan argumenten voor gemeentelijke grenswijziging zouden wor den ontleend ten nadeele van zusterge- meentcn-, - Evenzeer in -strijd met den geest der Wet is het reeds thans een commissie, als bedoeld in dc Nota, t© doen optreden. Zulks vormt «»en vooruitloopcn op een toe stand welke eerst in 1927 kan bestaan; wanneer dan en eerst dan liet Be stuur priac.picel mocht besluiten ingevol ge suli 1 van Artikel 33 der Wet een voor stel tot ontbinding tc doen, bestaat er aanleiding ccn voorloopig plan daartoe door een comm.&sic tc doen samenstellen. Wenschen echter een of meer Gemeente) de ontbinding ter zijner tijd te bevorderen, dan wijst de Wet hun daartoe den weg en komt. het hoogst onraadzaam voor dat zuik voordel, waa.voor uit een oogpunt \an het belang van Stad cn Lande niets te zeggen valt. van Stad en Laudc zelf uitga. Een bijkomstig feit is, dat een thans tc benoemen Commissie zeer inogelyk n.ct do inzichten zal afspiegelen welke zullen hcerscben bij een na 1 Januari 1920 (cn nog in 1927) zittend Bestuur, opgetreden ingevolge de verkiez.ngen in 1925. Een gelijksoortig bezwaar is in ander verband zeer onlangs door een der ondertcekena- ren zelve der Nota met klem aangevoerd Do gedachten in de Nota belichaamd, hebben n et onwaarschijnlijk hun ontstaan te danken aan een zuTver gemeentelijk be lang- en zijn in lijnrechten strijd met de belangen der leden van Stad en Lande. Immers dc gemeenten, wier vertegenwoor digers in hunne Nota dc stijgende grond waarde volnxnd'g erkennen, zouden reeds nu, waarschijnlijk tegen een grooter of kleiner deel der hu.digc waarden, in het bezit komen van de zeer uitgestrekte op pervlakte gronden en uit de waardever meerdering en de bebouwing van een deel daarvan alle voordeden trekken, terwijl (le leden de voordeelen van alle stijging der grondwaarde en van part ec-leu ver koop zouden missen. Zulks levert een uiterst, belangrijk nadeel voor dc leden op, waarin zij, scharend of niet-scharend wan neer zij hun belangen begrijpen, nimmer kunnen treden. Wordt toch d© in behan deling zijnde Wetswijziging tot uitvoering gebracht, dan deelen alle leden bij voort- darring in de gekapitaliseerde voordeelen van de stijging der grondwaarde en in (lie der partieel© verkoopen van gronden. De strekking der Nota kan den schijn niet ontgaan, dat dc Gemeentelijke ver tegenwoordigers, betreurend© dat hunne Gemeentebesturen- door invoering der Wet het beschikkingsrecht verloren hebben, hetwelk zij in vroeger tijden over de eigen dommen van Stad en Lainle uitoefenden, dit beschikkingsrecht ton nadeel© der cor poratie en van har© leden, weder, langs anderen weg. naar zich toe pogen te trék ken, en daarbij uit het oog vcrl ezen, «lat zy leden zijn van het Bestuur van Stad en Lande, waarvan de te-Tangen ook aan hen zyn toevertrouwd; alleen dan kan het Ge meentelijk belang op den voorgrond ko men, wanneer dit door een handeling van Stad en Lande zoude worden geschon den. Dat zulk laatstbedoeld geval niet aan wezig is. blijkt èn uit de Nota zelve én uit het hiervoren aangevoerde Op grond van bet voorgaande wordt, ge lét. op de omstandigheden dat de 'n over weging gegeven gcdachtcngangen nóch strooken met letter en geest der Erfgooiers wet 1912, nóch bet belang van Stad pn Lande van Gooiland en zijne leden dienen, geadviseerd de voornemens in de Nota nedergeleg'd n;et te aanvaarden en de de zerzijds ontworpen hierbijgaande grond slagen voor verkoopen in overweging te nemen. Het Dag. Bestuur van Stad en- Lande van Gooiland. E. LUDEN. Voorzitter JAN L. VAN OS, Secretaris Hilversum, 20 November 1924.

Historische kranten - Archief Eemland

Eemnesser Courant | 1924 | | pagina 3