-5- dorp afgevuurd, omdat Duitse soldaten zich hier hadden genesteld; hierbij loopt de school fikse schade op. In de tweede helft van april 1945 is Achteveld niemandsland, de ene dag in het bezit vain onze bevrijders, de Canadezen en de volgende dag zijn de Duitsers er weer. PRINS BERNHARD IN DE SCHOOL Cp 28 april 1945 zijn er besprekingen in de school met betrekking tot de noodzake lijke voedselvoorziening van hongerend West-Nederland. Twee dagen later vervolg van de eerdere besprekingen en ook kemt nog ter sprake de overgave van de Duitse leger macht van het ingesloten West-Nederland. De besprekingen worden gevoerd onder meer door Prins Bernhard, de staf-chef van Montgomery, Generaal De Guingand, Generaal Gallcway, drie hoge Russische Officieren namens de Geallieerden, de Duitsers Reichsccrmissar Seyss Inquart, Generaal Blasccwitz, Dr. Schwebel, Dr. Stökl en meerderen. Vele uren van (voor)besprekingen zijn er in de Achteveldse School en enkele dagen later worden in korte tijd de voorwaarden getekend in hotel "De Wereld" te Wageningen. Daar was ook aanwezig de Canadese Generaal George Kitching. Op 3 mei 1985 was hij even bij de Achteveldse School cm herinneringen op te halen. DE MOESPOT "De Sint Josephschool wordt opgeheven, in die zin dat er een nieuwe school wordt gebouw!. De gemeente Leusden besluit cm enkele lokalen te laten afbreken en in de overige vijf lokalen zal een jeugdcentrum kernen.. Ze zal de naam krijgen van "De Moespot". Pastoor Moes was de eerste steenlegger, een pot is een verzameling van o.a. eten, dus Moespot. Burgemeester Rademaker mocht een sleutel opdiepen uit de melkmoespot en na enig knoeiwerk kon "De Moespot" in gebruik worden gencmen. Over de monumentale Sint Josephschool, over De Moespot is nog heel veel te schrijven, zelfs een boekwerk, maar de lezer van nu kan zijn gedachtengang laten gaan: het is misschien een onmisbaar gebouw midden in het hart van Achteveld. J.M. Schouten SPROKKELS In de Hervormde kerk te Leusden-Zuid, meestal de Dorpskerk genoemd, bevindt zich een behoorlijke archiefruimte. Het materiaal is geordend en geïnventariseerd. Voor een goed begrip moet wel bedacht worden, dat alle stukken vanaf 1828 betrekking hebben op de Dorpskerk, die in dat jaar gebouwd is. De stukken van vóór 1828 slaan -6- op de kerk (en de nu nog bestaande toren) van Oud-Leusden, naast de huidige Alberts Corner aan de Dodenweg. Het oudste stuk van het archief is een kopie van het "reglement van de costerije tot Leusden", gedateerd 17 maart 1667. De eerste zin luidt: "Ordre ende Reglement Nopens T begraven van de dooden op den kerekhove ende in de kerek van Leusden mitsgaders t Loon van de Coster en doodgraver aldaer". Uit het stuk blijkt, dat de geldelijke zorgen van de kerkmeesters jaarlijks toe namen, erriat de onkosten van reparatie en onderhoud van de kerk en de toren steeds hoger werden. Men had al verscheidene malen de tekorten ongeslagen over de "opge- setenen des Carspels van Leusden". Men vond het juister cm nu een tarieflijst samen te stellen voor de kosten bij be graven en het loon van de koster, tevens doodgraver. Het stuk is goedgekeurd door de Staten van Utrecht, nadat eerst advies was gevraagd bij de "Camer van Financie". Het stuk is gepasseerd bij Cornelius Sinapius, schout van Leusden, Hoogland, Duist, Haar, Zevenhuizen en Asschat en Daniel Schut, schout van Stoutenburg. Het reglement is ondertekend "tehuyse van Willem Buys, coster van Leusden". Hierbij enkele bepalingen, die vanaf 1667 in Leusden golden. Voor elke inwoner van Leusden, die IN DE KERK begraven werd, moest het loon van de koster voor het luiden van de kerkklok, 12 stuivers, betaald worden. Op het kerk hof was dit 6 stuivers. Voor niet-ingezetenen werden de tarieven verdubbeld. Voor "kinderen onder den arm gedragen" werd het tarief gehalveerd. Met kinderen onder de arm gedragen werden bedoeld heel jonge kinderen, waarvan het kistje klein genoeg was cm door één man gedragen te worden. Men bedenke, dat de kindersterfte en vooral de babysterfte, in die tijd erg hoog was. Bij begraven in een "Kerckegrafstede" (waarschijnlijk grafkelder) was men vier gulden verschuldigd, als vreemdeling zes gulden. De koster ontving voor het delven van het graf een bedrag van 30 cent tot 3,60, afhankelijk van de te graven diepte en plaats (in de kerk of op het kerkhof). De laatste bepalingen luidden: "Dat hij (de koster) inde winter als het gevrosen heeft sal genieten van ider graf op t kerekhof te openen 6 Sts. (stuivers) meer. Bide opdat alle Opgesetenen van het Carspele van Leusden hiervan kennisse mogen hebben en weten mogten w^rna hun te reguleren soo is geordonneert in de kerek ende op een bordeke buyten de Kerek geostigeert te worden". Anno 1985 wordt er op dit kerkhof nog steeds begraven. Zelfs nog iri de kerk, zij het dat de kerkmuren van weleer slechts aangegeven worden door paaltjes, die met koorden aan elkaar verbonden zijn. W. Bos

Historische kranten - Archief Eemland

Historische Kring Leusden | 1985 | | pagina 4