51 De verdere ontwikkeling moet worden afgewacht. Wij hopen maar dat de historische betekenis van dit gebied geen geweld wordt aangedaan ter wille van enige vermeende praktische voordelen. Aankoop boekwerken etc, betreft de historie van Leusden Er is een begin gemaakt met de aankoop van boeken betrekking hebbende op het Leusden- se gebied. Door welwillende medewerking kwamen wij ook in het bezit van enige uit gaven, die al niet meer gemakkelijk te verkrijgen zijn. Gedenkschriften t.g.v. het honderdjarig bestaan der nederduitsch hervormde gemeente te Leusden 1928. Het verleden van de kerkgebouwen der herv. gemeente te Leusden door W. Bos c.s. uitgave 1978. Achterveld in woord en beeld door J.M. Schouten 1969, R.K. Parochie Achterveld door J.M. Schouten 1974, Achterveld het bekijken waard 1982 door J.J. Jehee en J.M. Schouten, Buurtschap De Hessen Achterveld door J.M. Schouten 1982, De parochiekerk van de H. Jozef door W. Jansen Em. Pastoor 1983, Leusden in vertellignen door J.M. Schouten 1977, en Leusden in pentekeningen door W.M.E. ter Horst-v.d. Rotte. Op 15 september 1986 komt de werkgroep Duiventoren bij Heiligenberg voor 1t eerst bijeen. De werkgroep bestaat uit de volgende leden van de Historische Kring Leusden: de heer Bos, Marieke Kruyt, Bart PeddemorsJan Jehee en Annelies Lakerman. Extern medewerker is Erico Oorthuis en vertegenwoordiger van Lions Leusden is Co Walraven. Leusden uit de brand Anderhalve eeuw gemeentelijke brandbestrijding, Amersfoort, 1986, 70 p., geill. Het leuke en het moeilijke van het schrijven van een boek voor de brandweer is het feit dat er door historici nog niet veel aandacht aan besteed is. Zelf stond ik dan ook helemaal blank tegenover de geschiedenis van de brandweer. Om in het gegeven tijdbestek van één winter klaar te komen, heb ik me voornamelijk beperkt tot Leusden en diens brandweer. Een algeheel beeld van brandbestrijding kan ik niet geven. Zelfs de Leusdense brandweer wordt niet in zijn totaliteit tot in alle détails beschreven. De bedoeling is slechts de belangrijke punten er uit te lichten, zodat de lezer een idee krijgt hoe de brandweer vroeger funktio- neerde en wat zijn belangrijkste evenementen waren. Een opsomming van alle branden vindt men niet, maar wel alle breekpunten in de brandweergeschiedenis en de essentiële kenmerken van elke periode in die geschiedenis. Voornamelijk heb ik me beperkt tot de Agenda van Leusden die hier op het gemeentelijk archief ligt. Deze is niet volledig en zelfs vraag ik me af of deze wel volledig en juist is. Vergelijking met ander materiaal, bijvoorbeeld uit het rijksarchief Utrecht, zou waarschijnlijk nog een schat aan brandweergegevens kunnen opleveren. Hoewel ik enigszins bronnentoetsing heb gepoogd, ontbrak mij de tijd om het systematisch aan te pakken. Op het moment dat het boekje uitkomt, beweer ik dus dat dit slechts een eerste stap in de richting van een brandweergeschiedenis is. Voor wie zin heeft, valt er nog heel wat vergelijkbaar voetenwerk te doen. Maar een indruk hoe men hier vanaf oude tijden tot nu toe te werk ging, krijgt men wel. Maar hoe oud is die brandweer nu eigenlijk? Velen stelden mij deze vraag reeds. Welnu, in 1827 nam koning Willem I (1813-1840) een Koninklijk Besluit dat alle gemeenten voortaan zelf over brandblusmiddelen moesten beschikken. Wat was hierop de reaktie van onze burgemeester? Hij schreef een jaar later een brief aan de Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht waarin hij vroeg om ont- iheffing van dit Koninklijk Besluit. Immers, zo stelde hij, wij zijn een kleine, ilandelijke gemeente met erg veel grondoppervlak en weinig huizen. We kunnen jlang niet alle mensen bereiken met een draagbare spuit, zoals die toen gangbaar was. Bovendien, wanneer we toch op tijd bij de brand aanwezig zijn, is er veelal geen water. Hele gedeelten van de gemeente hadden nauwelijks of geen water. Bovendien, vond hij de toestand, zoals die was, prima geregeld. Voor de enkele brand die er in zijn gemeente plaats vond, waren er drie handbrandspuiten in partikulier bezit en werd het echt te gek, dan kwam de Amersfoortse brandweer altijd. Hoelang die er over deed om te komen in die tijd zonder telefoon of auto, heb ik nooit becijferd. Toch werd in 1830 een draagbare handbrandspuit gekocht. Kompleet met 4 emmers en 2 lantaarns voor de somma van 89,61 V2 31 pit was de totale gemeentelijke brandblusvoorzieningIn januari 1834 schrijft de burgemeester dat hij ook over een geoefend team beschikt. Er is een smid, bij wie de spuit tevens gestald is en enkele van zijn buren zijn gezamenlijk getraind in de bediening van de spuit. Een lid van het gemeentebestuur is op ziener. Daarmee hebben we een kompleet brandweerteam. Het ontstaan van de gemeentelijke brandbestrijding kunnen we dus ergens tussen 1830 en 1834 stellen. Daarmee bestaat de brandweer ruim 150 jaar. Ruim genoeg dus voor een extra groot feest. Maar de houding van het 19e eeuwse gemeentebestuur verandert daarmee niet. Stelselmatig weert deze de vragen van de Staten van Utrecht over voorkómen van de branden af. Brand is niet te voorkómen. Nog in 1918 stelt de burgemeester uit die tijd dat brand voortkomt uit onvoorzichtigheid van de mens. Naast het hooipeilen en de aanplakbiljetten tegen hooibroei is er voor de overheid niet veel anders te doen bij brand dan die te blussen. In 1930 verandert het stand punt van onze plaatselijke overheid. Er komt voor het eerst een affiche, waarin gewezen werd op het gevaar van bosbranden. Bovendien werd een bescheiden geldelijke bijdrage geleverd aan een commissie ter bestrijding van bosbranden a één cent per inwoner. Nu gaat het niet om die ene cent per inwoner, maar om de veranderde houding van de overheid. Men verzucht niet langer: "er is toch niets aan te doen." Maar integendeel, men probeert uit te vinden of er misschien toch iets aan te doen is. En bovendien, doet men dit in samenwerkingsverband in een soort van regionale commissie. Er werd zelfs geld aan besteed. De houding is niet langer passief en afwerend tegenover nieuwe denkbeelden. t Het verhaal van de brandweergarages staat hier lijnrecht tegenover. In vroege jaren bouwde en vérbouwde men de garage's in heel wat kortere tijd dan men nu doet over plannen voor nieuwbouw. Maar daar moet ik wel even bijvertellen dat de garage's krap en minimaal gebouwd werden. De gemeenteraad had hierin blijk baar geen vooruitziende blik. Zo werd het in 1908 gebouwde brandspuitenhuis in 1921, 1926 en 1935 verbouwd. En het was al niet het eerste brandspuitenhuis! Bij iedere aanschaf van nieuwe apparatuur moest de berging vergroot worden. Alles paste blijkbaar steeds krap. Verwarming was er niet in. Over de gevolgen daarvan in de koude winters kent het boek ook leuke anekdote's. Pas in 1935 werd voor verwarming gezorgd, toen de bergschuur achter het gemeentehuis gepromoveerd werd tot brandweergarage en de oude garage berghok werd. Met de komst van de eerste brandweerauto in 1926 werd de brandbestrijding voor de eerste maal in Leusden fundamenteel gewijzigd. Men kon nu sneller bij de brand komen. Dit was reuze belangrijk, want stond een boerderij eenmaal goed in de brand, dan was er niet veel meer aan te doen. Rieten daken en hooiopslag bemoeilijkten het bluswerk aanzienlijk. Hulp aan buurgemeenten was nu ook veel meer mogelijk. De blusmethode zelf bleef tot in de jaren zestig fundamenteel gelijk. Met zijn allen ging men op de brand af en probeerde te blussen zo snel men kon. Natuurlijk was er wel opperbevel en leiding van bovenaf, maar de kameraadschap en de gezamenlijke krachtinspanning bj de brandbestrijding stond toch voorop. Leuke verhalen doen hierover ook de ronde. Hoe ieder zo snel moge lijk naar de brandweergarage rende of fietste na het brandweeralarm. Ze waren

Historische kranten - Archief Eemland

Historische Kring Leusden | 1986 | | pagina 3