O
118
Zwanenburg (nu Schoolsteegbosjes) werd in gedeelten aangekocht. Het
boerderijtje Klein Zwanenburg (nu manege van Laar) werd verworven in
1889. Dit stamt van oorsprong af van de heerlijkheid Zwanenburg, waar
een aantal jaren geleden opgravingen plaatsvonden. In 1905 werden wat
aansluitende percelen toegevoegd, die afkomstig zijn van de heerlijk
heid Wildenburg. Eén van de aantrekkelijkheden die mede leidde tot het
besluit van aankoop door Mr.A.J. de Beaufort is "de oudheid", de his
torie en de verschillende eigenaren. Voorts zijn de kavelvormen van de
verschillende percelen gedurende 3 eeuwen nauwelijks gewijzigd.
Aan de aankleding van de bossen werd de uiterste zorg besteed, waarbij
de uitoefening van de jacht uiteraard een belangrijke rol speelde.
Wat was nu het funktionele van de hakhoutbossen
De uitoefening van de jacht eiste een goede bebossing voor het behoud
van de wildstand. We noemen dat tegenwoordig faunabeheer, omdat in fei
te de uitoefening van de jacht maar op bescheiden schaal gebeurt. Voorts
was het zeer belangrijk voor brandhout, takkenbossen voor de bakkers.
Oude Leusdenaren herinneren zich nog wel de houtmijten van Willem van
de Berg (Willem van Steven) in Hamersveld en van de fa. Jan Veenendaal
in Leusbroek. Veel essenhout ging naar Bunschoten en Spakenburg voor
fuikenstokken voor de vissers. Voorts werd het voor boerengeriefhout
gebruikt. De beter gesitueerden konden zich voor heiningen en paalhout
al naaldhout veroorloven van de Treek, doch de kleinere boer deed het
wel met elzen- en essenhout. Bekend uit de dertiger jaren zijn de pu
blieke hoütverkopingen, die o.a. in De Mof werden gehouden, op grote
biljetten aangekondigd en rechtsonder: "zegt het voort".
Gecreosteerd hout kwam later op de markt en is nu op elk bedrijf ge
meengoed geworden. Een zeer belangrijk afzetgebied vormde even voor de
tweede wereldoorlog en vlak daarna, de inpolderingswerken van de toen
malige Zuiderzee. Enorme hoeveelheden rijshout werden verkocht t.b.v.
zinkstukken bij dijkenaanleg. Een aantal jaren daarop volgende was er
totaal geen vraag naar hakhout totdat er weer een markt ontstond bij
de papier- en vezelindustrie. Door de stijgende energieprijzen is er
de laatste jaren weer een enorme vraag naar haardhout, aanvankelijk beuk,
doch nu naar alle soorten hout.
De houtwallen langs de landerijen, dienden behalve voor de bescherming
van het wild, als windkering voor het vee en beschutting tegen de zon.
Dit laatste wordt door sommigen wel eens in twijfel getrokken, doch met
name de hete zomer van 1976 bewees het nut van schaduw onder houtwallen.
119
De oevers langs watergangen bleven in stand door de beworteling, totdat
de machinale reiniging intrede deed. Langs beplante oevers is het on
mogelijk te werken met graafwerktuigen. Dit geeft wel eens zorgen,
want een landgoed gerangschikt onder de NATUURSCHOONWET, mag voor het
uitrooien geen toestemming verlenen aan pachters, ofschoon er wel eens
begrip bestaat voor de klachten.
Veel hakhoutbossen o.a. ook de bosjes op Zwanenburg zijn in het begin
van deze eeuw bijgeplant, ingeboet, zoals dat in vaktermen heet, ten
einde ze weer in de oude glorie te doen herstellen. Voor het grootste
gedeelte gebeurde dat door eigen personeel, terwijl iedere ambachtsman
Obie gedurende de wintermaanden werkeloos was, en er geen of nauwelijks
steunmaatregelen bestonden, er ook zijn arbeidsterrein kon vinden.
Tegenwoordig wordt daar wel eens smalend over gesproken, uiteraard was
de beloning niet hoog, maar dat gold voor ieder, zodat het niet helemaal
terecht is deze handelswijze te projecteren op deze tijd. Daarnaast moet
u zich voorstellen dat enkele tientallen jaren later, aanbiedingen wer
den gedaan door de Ned. Heide Mij., Grontmij e.d. om in het kader van
de werkverschaffing de bossen te ontginnen. Daarvan werd op "De Boom"
nauwelijks gebruik gemaakt. Ik meen dat dit slechts gebeurd is op com
plexen nabij de hofstede Hardeveld aan de Postweg.
Zoeven noemde ik terloops de Natuurschoonwet waaronder het landgoed
is gerangschikt. Deze wet dateert van 1928 en beoogde het in stand hou
den van bossen en natuurgebieden, o.a. door toepassing van een reduktie
op de Vermogensbelasting. Vóór de tweede wereldoorlog werd daarvan door
landeigenaren op zeer bescheiden schaal gebruik gemaakt. Na de oorlog
kwam hierin een radikale ommekeer. De kosten van exploitatie gingen
stijgen, de waardering van het onroerend goed ging drastisch omhoog,
"kortom het werd een zeer moeilijke zaak om een landgoed te blijven ex
ploiteren. Vele landgoederen, waaronder ook "De Boom", werden gerang
schikt onder deze wet. waardoor de fiscale druk wat werd verlicht. Daar
stonden echter wel een aantal zaken tegenover, want de fiscus gaf de
reduktie ook weer niet helemaal cadeau. Dat was in de eerste plaats de
openstelling, via uitgifte van wandelkaarten. Iedere Nederlander was
zo langzamerhand wel lid geworden van Natuurmonumenten die een gidsje
van NSW-terreinen uitgaf en dat nog doet, met het gevolg dat men genood
zaakt was deze kaarten zonder vergoeding door heel Nederland te ver
zenden wanneer men er om vroeg. Voorts had men de verplichting het land
goed in stand te houden zoals de wet dat voorschreef en dat geldt heden
ten dage nog.