124
het jaar 1828 werd afgebroken, een sober vlakopgaand bouwsel. Aan
de oostzijde is duidelijk te zien hoe hier een schip op aansloot, dat
in de loop der eeuwen ook nog eens verhoogd moet zijn (2).
Oude documenten vertellen ons dat de kerk van Leusden in het dekenaat
van het Gooy lag Men trok toen andere grenzen. Gelukkig komt het land
rond Leusden beter naar voren in de levensgeschiedenis van Ansfried,
een man die uit het ruige ridderleven in het zuiden, werd beroepen tot
bisschop van Utrecht. De bisschoppen van Utrecht zullen tot 1528
practisch wereldlijke vorsten blijven, maar deze Ansfried nam zijn le
vensverandering heel ernstig. Zijn leven werd beschreven door Alpertus
van Metz. Het moet geschreven zijn enkele jaren na de dood van St.Ans
fried, dus na het jaar 1010. Mag Alpertus dan geen monnik uit Heiligen-^
berg geweest zijn hij kende de situatie. Hij wist van het komen van
Ansfried naar deze streek, hoe de bisschop verrukt was van de mooie om
geving en hier een klooster ging stichten voor zichzelf en zijn metge
zellen. Alpertus beschrijft poëtisch Ansfridus' liefde voor de mooie
omgeving waar hij een ruimte in het bos liet kappen op de top, waar hij
zich vestigde voor een paar jaar, waar hij goed was voor de mensen, de
zieken in huis opnam, waar hij zelfs voor de vogels zorgde in de koude
wintertijd en schoven koren liet plaatsen voor de voeding der dieren
in de kou.
Men wil een nieuwe hinnrafie zien verschijnen van de heilige want de ou
de, geschreven door Alpertus, is te poëtisch.
Intussen heeft prof. Post uitdrukkelijk op St.Aftsfried gewezen als een
man bij wie het christendom heroiek in praktijk gebracht werd. Hij geeft
een nieuw beeld van een heilige; een die niet uit is op wonderen.
De abdij van Leusden kreeg de parochiekerk toegewezen. Wat dit voor het
jonge christendom rond de oude Antoniuskerk heeft betekend, kunnen we
niet meer nagaan. We zien dat men protesteert als men de stoffelijke
resten van Ansfried gaat overbrengen van Leusden naar Utrecht. Ansfried
was de heilige van Leusden geworden.
Daar de bischop van Utrecht een wereldlijk vorst was geworden, koos hij
naast zich wijbisschoppen, die uittrokken om de kerken te wijden, de
kerkhoven in te zegenen en beelden toe te wijden. Vele van die wijbis
schoppen zijn nog door allerlei documenten bekend gebleven, maar lang
niet al hun activiteiten komen voor ons naar voren. We kunnen ook niet
opgeven welke wijbisschop de Ansfriduskerk van Leusden geconsecreerd
heeft.
De organisatie werd intenser, later zelfs overdadig en verstikte veel
geestelijk leven. Het bisdom werd ingedeeld in aartsdiaconaten, elf in
getal en één van die aartsdiaconaten werd het diaconaat van de Dom van
Utrecht. Dat was weer verdeeld in dekenaten. Het veertiende dekenaat
van het Gooi kent zijn parochiekerken en daar is dan Leusden er één van.
Zo kwam Leusden naar voren als een parochie in het dekenaat Gooiland,
dat een stuk was van het aartsdiaconaat de Dom van Utrecht, één van de
elf diaconaten uit de 12e eeuw. Dat bracht veel zorg mee en ook ver
plichtingen en betalingen voor installatie door de proost van de kerk
waaronder men viel, enz. Een geschiedschrijver heeft eens in die oude
installatierekeningen van de 15e eeuw nagegaan hoe die indelingen in
elkaar zaten. Hij vond de namen van de oude pastoors van Leusden.
Over het middeleeuwse Leusden zijn niet veel documenten overgebleven en
zo kunnen we over die 500 jaar parochieleven in Leusden niet veel ver
tellen. Men moet de algemene tijd benaderen en zien hoe het ging in het
Sticht, waar kerkbouwers als de bisschop Bernulphus actief waren, waar
het kloosterleven in de stad Utrecht verder tot bloei kwam. De opgra
vingen rond het klooster van Ansfried zijn misschien niet intens ge
noeg geweest, maar ook over de abdij, nadat de monniken vertrokken
naar de Paulusabdij in Utrecht, weten we niet veel. Een enkele naam van
een pastoor of vicaris in Leusden kan men vinden in oude documenten.
In het bestuursressort van Leusden vindt men de parochies Maarssen, Eem-
nes, Zeist, Uestbroek, Maarn, Bunschoten en in de stad Utrecht de wijk
Tolsteeg en de Buurkerk. Een geschiedschrijver vond de naam van een
pastoor van Leusden voor het jaar 1479 Hendrik Godefriedus van Loenen
en deze schijnt een Petrus de Venrode vervangen te hebben.
Van belang voor de geschiedenis van Leusden is natuurlijk de opkomst
van Amersfoort. In oude tijden zou het zo geweest zijn dat de parochie
Leusden ook Amersfoort en Hoevelaken omvatte. Leusden was de moederkerk.
De mensen van Amersfoort moesten naar Leusden gaan om de sacramenten
te ontvangen, hun kinderen te laten dopen en hun doden ter aarde te
bestellen.
Van de volgende pastoors zijn de namen behouden gebleven:
Zweder van Honsele, gestorven 1361
Gijsbert van Zijl, tot 1365 toen hij kanunnik werd in Keulen.
Gerardus van Marsum, na 1365
Er was een vicaris bij het Maria altaar. In 1571 is dat Jacob Vereen
en hij werd opgevolgd door Lamphridus üJillemse. In 1479 was er dan de
eerder genoemde pastoor Hendrik van Loenen. De laatste moet Joannes
Ameringe geweest zijn.