134
vattingen over het funktioneren wan de staat, de overheid, die door
de Bourgondische partij -de Kabeljauwen- werd vertegenwoordigd, en
de Hoekse, gevormd door de lagere adel en gegoede burgerij.
David van Bourgondië had een moeilijke regeringsperiode, vaak kon hij
niet in Utrecht wonen, maar verbleef hij in Wijk bij Duurstede. In 1483,
het jaar dat de Grift klaar was, woonde hij weer eens tijdelijk in Ut
recht. Na veertien dagen was hij er al weer weg; door de Hoekse partij
naar Amersfoort gestuurd, gezeten op een mestkar. Uiteindelijk werd hij
weer in Utrecht geïnstalleerd door Max. van Oostenrijk.
De Grift wordt niet goed onderhouden en 1545 geeft keizer Karei V
toestemming om de Davidsgrift uit te diepen en tevens te verlengen.
Het octrooi dat Karei V verleent aan een vereniging van geërfden
bepaalt: "Sovelen goede, stocke schuttingen ofte verlaten te stellen,
dat 't water van de hooge veenen den voorse van Rhenen en van Wagening-
en niet meer en overvalle ofte beschadige, dan 't tot nog toe gedaan
heeft." Kien bouwt nu ook het Rijnschut, op de plek waar nu de Grebbe-
sluis ligt. In het gebied rondom Rhenen wordt veel turf gewonnen en
die turfwinning heeft zo'n omvang dat in 1549 het dorp Veenendaal ge
sticht wordt. Door dit dorp loopt dan een vaart, waarover de turf per
schuit tot aan de sluis in de Grebbe wordt gebracht, door welke men bij
laag water in de Rijn vaart.
In het jaar 1549 verleent Karei V een vergunning aan Gillebert van
Schoonebeecke uit Antwerpen tot expl oitatie van de venen ten Noord
westen van Veenendaal. Tevens krijgt hij toestemming tot het graven van
een kanaal voor afvoer van water en turf naar de Lunterse beek. Deze
Gillebert van Schoonebeecke was een rijk koopman, die vele bedrijven
in Antwerpen bezat. Voor een van deze, een steenfabriek, had hij brand
stof nodig, wat hij dus van ver moest halen. Voor het vervoer van turf
had hij een kanaal nodig en daarvoor werd de Schoonderbeecksche Grift
die liep van de Vendel bij Veenendaal tot de Rode Brug beneden Geerest^
in Woudenberg gegraven. Het gedeelte bij Veenendaal heet nu Broekersloot,
het gedeelte bij Woudenberg is thans bekend onder de naam Woudenbergse
Grift.
In het jaar 1560 wordt er een verbinding tot stand gebracht tussen
beide Griften, waardoor een Rijn-Eemverbinding tot stand is gekomen.
Om toezicht te houden op alle werken, dijken, dammen, griften etc.
wordt in 1563 door Philips II een "Collegie van Veenraden" ingesteld.
Dit college moest jaarlijks een schouw doen.
door mevrouw Gierman
135
De moeilijkheden tussen het Zuidelijk en Noordelijk deel van de vallei.
Na herhaalde doorbraken van de Grebbedijk, wordt in 1599 besloten de
verbinding tussen de beide Griften weer af te dammen. De stad Amersfoort
staat namelijk herhaaldelijk onder water. In 1599 stroomde het water
met zoveel kracht naar Amersfoort, dat het wachthuis en de brug aan de
Slijkpoort, waar nu de Amersfoprtse kei staat, instortten. Ook de
doorbraken in 1643 en 1651 berokkenden de stad grote schade. Hierdoor
ontstonden gespannen verhoudingen tussen de bewoners van het Zuidelijk
deel van de vallei en die van de benedenstroomse gebieden. Na de
Grebbedijkdoorbraak van 1651 besloten de Staten van Utrecht octrooi
te verlenen tot het leggen van een Slaperdijk. Deze dijk wordt beschre
ven als: "beginnende omtrent den Dwarsweg tot aan de grote Haar van
Renswoude en voorts van Wolshaar langs Veltjensgraaf tot aan de Rens-
woudschesteeg, en soo veel verder als sulks noodig en raadsaam sal wor
den bevonden." Door de aanleg van de Slaperdijk werd de Gelderse val
lei in twee delen verdeeld, waardoor het Zuidelijk gebied, dat vroeger
voornamelijk op de Rijn kon afwateren, maar door de verlaging van deze
landen ten gevolge van de vervening en de verandering in de Rijn-
waterstand dit niet meer kon, zijn afwateringsmogelijkheden in Noorde
lijke richting in gevaar zag gebracht. Dit was de oorzaak van vele
twisten die in 1711 zo hoog opliepen dat bij een nieuwe Grebbedijkdoor
braak, de Geldersen dreigden de hele Grebbedijk te slechten. Daarop
werd onderhandeld, en dit resulteerde in 1714 in een conventie, waarin
een poging gedaan werd de zaken te regelen. Kien zou de Grebbedijk ver
zwaren, door de Slaperdijk werd een "waterlosinge" gemaakt, die de
waterafvoer naar de Noordelijk gelegen gebieden zou regelen. Deze re
geling scheen zeer bevredigend op papier, maar in de praktijk bleven
er moeilijkheden. Vooral bij een krachtige Noord-westelijke wind werd
iet water in de Eem en de haar voedende beken opgestuwd tot een peil,
waarbij natuurlijke afstroming niet meer mogelijk was. Viel er dan ook
nog flink wat regen, dan ging de waterstand snel omhoog en werden de
heulen in de Slaperdijk gesloten. De landen boven de dijk konden dan
hun overtollig water niet lozen. De strijd liep meermalen hoog op,
in 1816 werden de heulen door de bovenslaperdijkse ingelanden ver
nield, terwijl in 1829 alleen de inzetting van troepen kurassiers
de vernieling wisten te voorkomen.
door mevrouw Gierman