246
247
De urnen of potten in de grafheuvels werden gebruikt om er de crematie-
resten in te begraven. Behalve urnen werden er ook wel kleinere bekers
en schalen aangetroffen. Men veronderstelt dat hierin zaken aan de do
den werden meegegeven, waaruit valt te concluderen dat men in een voort
bestaan geloofde.
Handgevormd aardewerk. In 1925 tijdens opgravingen gevonden in de omge
ving van Oud-Vlooswijck. (foto: museum Flehite Amersfoort, nr. 8124)
Een aantal heuvels werd nog in de vorige eeuw onderzocht door een aan
tal Amersfoortse heren, onder wie de om zijn geschiedschrijving "Amers
foort 777-1580" bekende pastoor W.F.N. van Rootselaar. Hun vermoeden
dat het om grafheuvels ging, werd weldra bevestigd door het opgraven
van enkele urnen. In hun enthousiasme besloten zij een oudheidkundige
vereniging op te richten, alsmede een museum in de stad Amersfoort. Zo
ontstonden de vereniging Flehite en het gelijknamige museum. Toen de
vereniging honderd jaar later jubileerde, werd de palenkrans van een
grafheuvel gelegen bij het recreatieterrein schuin tegenover Café Berg-
zicht aan de Doornseweg opnieuw aangebracht.
Het eerste wetenschappelijke onderzoek werd in de jaren vijftig verricht,
toen onder leiding van prof. dr. P.J.R. Modderman twee grafheuvels wer
den afgegraven en gerestaureerd. In één van deze heuvels werd zowel een
kist als twee urnen aangetroffen uit verschillende perioden, met crema-
tieresten. Eén van de urnen was volkomen gaaf. Zij was beschermd geble
ven door een zwaar stuk eikehout, dat er over heen was gelegd. Beide
urnen dateren van ongeveer 1400 voor Chr. en behoren tot het type van
de zogenaamde Hilversum-cultuur; dit naar een in 1889 bij Hilversum
gevonden urn. Eén van de kenmerken van dit type is een versiering
met een touwpatroon rond de hals. Dit wijst duidelijk op een invloed
uit Engeland. Verondersteld wordt dat rond 1500 v. Chr. vandaar mensen
naar onze streken trokken om zich hier te vestigen. Van deze immigran
ten werd door de inheemse bewoners het gebruik overgenomen de doden
te cremeren en de as in een urn te verzamelen, die vervolgens met een
grafheuvel werd overdekt. Soms werd de grafheuvel naar Engels gebruik
ook nog omringd met een wal en een greppel.
Hebben er vanaf de bronstijd voortdurend en aaneengesloten mensen ge
woond bij het oude Lisiduna Deze vraag is nog steeds niet met ze
kerheid te beantwoorden. Geleerden zijn er nogal eens vanuit gegaan
dat de gebieden ten noorden van de Rijn in de eerste eeuwen van onze
jaartelling onbewoond zijn gebleven. De Romeinen hadden immers na de
verpletterende nederlaag, hen in het jaar 9 door Arminius bij het
Teutoburgerwoud toegebracht, bepaald dat een strook van 50 mijl on
bewoond moest blijven. Niettemin hebben de opgravingen van de jaren
tachtig aangetoond dat er ook in deze periode nederzettingen bestaan
hebben. In de ijzertijd (vanaf 700 v. Chr.) was er in elk geval een
boerendorp; dit bleek uit grondsporen van een aantal boerderijen.
Die grondsporen ontstonden doordat het hout van de palen die de boer
derij droegen, wegrotte, maar in het zand een verkleuring achterliet.
Zo ziet de opgraver na eeuwen waar de palen gestaan hebben en kunnen
deskundigen een boerderij reconstrueren.
Met de komst van de Romeinen, rond het begin van de jaartelling, re
kent men de prehistorie als afgesloten. Voortaan zijn er immers ge
schreven bronnen beschikbaar Toch is men voor wat betreft Leusden
nog voor eeuwen op archeologische bronnen aangewezen. Dank zij opgra
vingen bij Oud-Leusden is bekend geworden dat er rond het jaar 200
weer een aantal boerderijen en schuren hebben gestaan. Ook werd een
wat raadselachtige greppelstructuur aangetroffen die vermoedelijk
bij een wachttoren behoorde. Omdat er ook geimporteerd Romeins aarde
werk is gevonden, moeten er ook handelscontacten met andere delen van
het Romeinse Rijk bestaan hebben. Daar woonden in tegenstelling tot in
onze nederzetting echte Romeinen. Wie precies in ons gebied woonden
blijft onzeker. Misschien waren het nakomelingen van de bewoners van