274
geving. Vooral door hun acties werden de warandes vanaf de 17de eeuw
één voor één opgeheven. De laatste verdwenen in het begin van de 19de
eeuw. De konijnen zelf hadden zich echter intussen zo goed aangepast
dat ze zich in het wild konden handhaven. In de 20ste eeuw begonnen
ze zich zelfs buiten de zandgebieden te verspreiden.
41
Afb.1Fragment van de kaart van de Leusderberg uit 1594 (kopie uit
1646; afgedrukt door Van Iterson, 1932).
Literatuur
Feen, P.J. van der. "Hoe en wanneer zijn wilde konijnen in Europa ver
spreid geraakt?" In: Biologisch Jaarboek 31 (1963), p. 237-243.
Iterson, UI. van. De historische ontwikkeling van de rechten op de grond
in de provincie Utrecht. Deel I. Brill, Leiden 1932.
Perks, lil.A.G. Hoe uit een Frankische villa een 20-eeuws landgoed ont
stond; Leusden den Treek en de Boom. Utrecht 1965.
275
Rentenaar, R. "De vroegste geschiedenis van het konijn in Holland en
Zeeland". In: Holland 10 (1978), p. 2-16.
Rijk, J.H. de. "Geschiedenis van het konijn oryctolagus cuniculus in
Nederland". In: Lutra 31 (1988), p. 101-131.
Water, J. vande. "Groot Placaatboek van Utrecht". Deel II. Van Poolsum,
Utrecht 1729.
Schoolmeester Casper Hopman diende Leusden meer
dan een halve eeuw
W.A. van de Wetering
Documenten uit het oud-archief geven ons enige informatie over het
onderwijs rondom 1800. In 1779 worden de geërfden van Leusden namens de
Staten van Utrecht opgeroepen om in de St.Joriskerk van Amersfoort te
delibereren en resolveren omtrent de bouw van een schoolhuis en de re
geling van een behoorlijk tractement voor een schoolmeester. Uit latere
gegevens blijkt dat er dan al wel onderwijs in Leusden wordt gegeven.
De bijeenkomst levert overigens niets op, er zijn althans geen stukken
die hierop wijzen.
Tien jaar later (1789) treffen wij aan de aanstelling door Isaac
Scheltus Otto zoon, Heere van Leusden c.s. tot aanstelling van Casper
Hopman tot koster, schoolmeester, voorzanger en doodgraver. Zijn vroom
heid en "naarstigheid" hebben bijgedragen tot deze benoeming. Bij de
komst der Fransen wordt hij afgezet, maar volgens zijn verzoek tot her
stel van het tractement in 1789 weer in zijn ambt hersteld.
Het schoolhuis voor het eerst vermeld in de erfpachtacte van 1799
F.C.C. Oettinger geeft in 1799 een stuk grond in erfpacht aan de ge
meente, groot één en veertig roede en gelegen aan de Hamersveldseweg
naast het land genaamd 'den Bogaart'. Op deze erfpachtgrond staat het
schoolhuis waarvoor jaarlijks een som van tien gulden vrijgeld moet
worden betaald. In dit eenvoudige onderkomen, de voorloper van de nog
bij velen bekende school op deze plaats (Schoolsteeg), gaf meester
Hopman zijn lessen. Alleen in de periode december tot juli wel te ver
staan. In de rest van het jaar hadden de agrarische belangen van de
ouders van de kinderen voorrang. In maart 1816 wordt aan de schoolop
ziener van het 3de district opgegeven dat 38 jongens en 22 meisjes on
derwijs ontvangen.