276
277
In conflict met het gemeentebestuur
Eveneens in 1816 komt naar buiten dat burgemeester Van Oven wel van de
meester af uil. Hij verzoekt Hopman ontslag te nemen omdat er al meer
dan een jaar niets aan het onderwijs is gedaan. I\la het ontslag uil de
gemeente uel een jaarlijkse gratificatie toekennen. Als Hopman direct
uil tekenen ontvangt hij voor 1816 50,-. De meester antwoordt hierop
dat hij uel het hele jaar les uil geven, als er maar een bestaan op is;
100,- per jaar zou al mooi zijn. Hij schrijft al meer dan 49 jaar
s winters de school bediend te hebben en dat de gemeente er altijd
tevreden mee was. Burgemeester Van Oven uas dit in ieder geval niet en
sommeert Hopman alvast per 1 mei 1817 het schoolhuis te verlaten. Dit
alles onder voorbehoud van goedkeuring door de provincie uiteraard.
Het zelfde geldt voor het aangezegde ontslag met toekenning van een
jaarlijks pensioen van 25,-. In de toelichting voor de provincie
wordt zelfs gesproken van een school waar slechts zedeloosheid ge
leerd wordt aan de kinderen zodat de ouders ze liever thuis houden.
Het ontslag moet worden ingetrokken
Al de aanduidingen ten spijt, besluiten de Gedeputeerde Staten van
Utrecht toch dat het aangezegde ontslag strijdig is met het bestaande
schoolreglement en Casper Hopman blijft dus in functie. De onvolkomen
heden zijn er door het gemeentebestuur waarschijnlijk ook te dik opge
legd en men ontkomt niet aan de indruk dat persoonlijke tegenstellingen
hier een belangrijke rol hebben gespeeld.
Kort daarna moeten er vragenlijsten worden ingevuld op verzoek van de
schoolopziener. Wij komen hieruit meer te weten over de financiële
positie van de onderwijzer. Het schoolgeld, zes stuivers per maand per
kind, is voor hem bestemd. Voor 30 kinderen gedurende de wintermaanden
betekent dit 50,-. Daar komt nog bij 40,- voor zijn functie als
koster etc. en 65,- pensioen als gaarder/ontvanger. Van het rijk of
de gemeente ontvangt hij niets. In totaal ontvangt hij dus 155,-.
Met zijn bezigheden in het andere halfjaar (tabaksbouw) zal hij de
200,- wel gepasseerd zijn. Ter vergelijking: de gehele Leusdense be
groting voor de gewone dienst bleef beneden de 2000,- waaronder voor
de secretaris 150,- en voor de veldwachter 120,-.
In het tweede gedeelte van de vragenlijst wordt gevraagd aan te geven
hoe de toestand verbeterd kan worden.Meestal betreft het financiële
zaken. Burgemeester Van Oven formuleert het als volgt: een voorwerp
tot deze plaats kan een gemiddeld inkomen bereiken van 275,- inclusief
de wedde als koster enz. en met inbegrip van de schoolgelden die aan de
meester toevallen". Dit alles dan uitgaande van circa 100 kinderen. Op
de vraag of dit alles genoegzaam wordt beschouwd overeenkomstig het ge
wicht en de belangrijkheid van de post, wordt ontkennend geantwoord.
Hiervoor zou 450,- wenselijk zijn. De gemeente geeft aan niet meer te
kunnen doen dan per maand 50,- a 60,- op de begroting te plaatsen.
Als oplossing wordt genoemd de schoolgelden door indeling in klassen
te verhogen tot twee stuivers per kind per week gemiddeld, geheel toe
komende aan de onderwijzer. Op deze wijze kan samen met de stijging van
het aantal kinderen een behoorlijk inkomen worden bereikt.
Nog op hoge leeftijd voor de klas
Na alle verwikkelingen wordt het rustig rond meester Hopman die in
functie blijft, terwijl inmiddels burgemeester Van Oven het veld ruimt.
In de begroting van 1819 treffen wij een tractement van 25,- aan
met de toevoeging dat dit bedrag ook "ter aanmoediging voor het geven
van meerder onderwijs" is bedoeld. Dit is eveneens in 1821 het geval.
Hopman heeft de naar onze normen pensioengerechtigde leeftijd dan al
ruim gepasseerd.
In 1825 vinden er belangrijke wijzigingen plaats. Het schoollokaal en
de meesterswoning worden verbeterd, waarvoor 1200,- is uitgetrokken.
Aannemer Rijk Harskamp uit Scherpenzeel voert dit uit voor 1700,-.
Het bedrag boven de begroting wordt hem in vijf termijnen van 100,-
met rente uitbetaald. In het verslag over 1825 wordt verder vermeld
dat de schoolmeester alhier al meer dan vijftig(jaar dit beroep
uitoefent. "Zijnde hij niet meer in staat is volledig onderwijs te
geven, is bij het gemeentebestuur geresolveerd aan dezelve een assis
tent toe te voegen". Deze treedt in functie na het gereedkomen van ëe
verbouwing in het begin van 1826. Gedurende een tweetal jaren wordt
van Rijkswege aan Casper Hopman een tractement toegekend van 150,-
per jaar. Het is niet bekend of dit tractement verlengd is. In de
stukken vinden wij in ieder geval niets terug. Vermoedelijk laat de
oude meester het werk in het nieuwe schoollokaal nu wel grotendeels
over aan zijn assistent. Ule moeten er wel van uitgaan dat hij nog wel
het schoolhuis bewoont. Volgens het verslag uit 1827 is de nieuwe
assistent-schoolmeester zeer geschikt, maar tot het laatst blijft
Hopman in de ambtelijke stukken aangeduid als de Leusdense onderwijzer.
Op 2de kerstdag 1829 overlijdt Casper Hopman, volgens aangifte voor
burgemeester Carel van Diepenheim Scheltus, oud 77 jaar, van beroep
onderwijzer en wonende te Hamersveld. Het laatste ambtelijke bericht