2
3
Nieuwe aanwinsten
Beschrijving Leusdens archief, tot 1811, door Goos van Leeuwen en
Jan Verduin, geschonken door de auteurs
Genealogie Tolboom, door J.G.Tolboom, S.W. Tolboom - v.d. Burg,
aangekocht
Diverse wetenswaardigheden uit Achterveld
Diverse artikelen en foto's met betrekking tot het Achterveldse dorps-
gebeuren
Geschonken door de Heer J.M.Schouten.
Het bestuur bedankt de Heer Schouten voor de vele bijdragen aan onze
bibliotheek.
Jaarboek Oud-Utrecht 1989, 1990
Archeologische en bouw-historische kroniek van de Gemeente Utrecht
Abonnement
Hooikist
Geschonken door fam. Jansen-Stoutenburq
De inlandse tabaksteelt en Leusden
Dr. J.J. Herks
Het is merkwaardig dat een zo belangrijk middel van bestaan als de
inlandse tabaksteelt in onze omgeving vrijwel geen spoor heeft nage
laten. Vooral voor Amersfoort is de teelt van en de handel in tabak
de kurk geweest waarop de economie drie eeuwen dreefwat maar weinig
bekend is.
Door de ontdekkingsreizen naar Amerika in het einde van de vijftiende
en het begin van de zestiende eeuw kreeg de tabak in Europa bekendheid.
In de tuinen van Spanje en de Zuidelijke Nederlanden werd in die tijd
de tabak als sierplant en geneesmiddel geteeld. Langzamerhand kreeg de
tabak, ondanks strenge verbodsbepalingen, in de eerste helft van de
zestiende eeuw in onze gewesten vaste voet als genotmiddel.
De telers van de tabak in Amersfoort kwamen naar alle waarschijnlijk
heid uit Engeland en Schotland waar de teelt verboden was. Op grond
van een acte van 25 oktober 1625 is aannemelijk dat na dat jaar voor
het eerst tabak in Amersfoort werd verbouwd.
Waarom in Amersfoort?
In het begin van de zeventiende eeuw was er een teruggang in twee
belangrijke middelen van bestaan t.w. "de brouwnering" (brouwerijen)
en de textielnijverheid. Dit had tot gevolg dat de ondernemers nieuwe
mogelijkheden voor hun kapitaal zochten terwijl aan de andere kant
werkkrachten beschikbaar kwamen. Dit was vooral voor de tabaksbouw van
belang omdat die teelt zeer arbeidsintensief was. Bovendien was veel
ongeschoolde arbeid vereist waar vooral vrouwen, kinderen en zelfs
invaliden werk vonden.
Niet alleen de bovengenoemde vermogende kooplieden, waaronder een
aantal joden, maar ook de stedelijke overheid zocht nieuwe wegen
voor economische aktiviteiten. Zo hielden in de loop van de zeven
tiende eeuw ook leden van de vroedschap zich met de tabaksteelt bezig.
Dit had tevens tot gevolg dat de teelt en handel van de inlandse tabak
door het stadsbestuur werd gesteund, wat onder meer tot uitdrukking
kwam in zeer matige belastingen.
De grond in en om Amersfoort was geschikt voor de teelt, waarbij ook
grote hoeveelheden mest nodig waren. Via de Eem kon die mest worden
aangevoerd, terwijl de export via de Eem en de Zuiderzee kon geschieden.
Aanvankelijk werd de tabak binnen de stadsmuren verbouwd en had het
karakter van tuinbouw in kleine percelen. Maar al spoedig nam de vraag
toe zodat ook de teelt moest worden uitgebreid. Van 58 planters in
1636 nam het aantal tot 200 in 1750 toe.
Een probleem bij de teelt was dat de tabaksbladeren na de oogst ge
droogd moesten worden. Aanvankelijk geschiedde dat op zolders van
kerken, kloosters en kapellen en zelfs op de zolder van het stadhuis.
Later verrezen rond Amersfoort grote droogschuren "veele in lengte en
breedte als kerkgevaarten, ja sommige veel groter". Ook Leusden had
droogschuren. Een overblijfsel van een schuur bij "'t Spul" werd enige