V
40
Openbare lagere School aan de Leusdense Grintweg te Oud Leusden
(thans Leusderweg gem. Amersfoort)
41
Geschiedenis van het onderwijs in Leusden
G. van Leeuwen
In het laatst van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw
was het met het onderwijs op het platteland maar droevig gesteld. Hoe
wel er in 1779 al plannen werden gemaakt voor "een Schoolhuis, en Wo
ning, mitsgaders een behoorlijk tractement voor een Schoolmeester te
Leusden", zou het nog 10 jaar duren voordat er een onderwijzer werd
aangesteld en 25 jaar voordat een schoolhuis kon worden gebouwd.
Voor de hele omgeving, te weten Oud-Leusden, Leusbroek, het Heetveld,
Hamersveld, Snorrenhoef en Stoutenburg was slechts die ene school,
voorzover men van een school kon spreken. Alleen gedurende de winter
maanden werd 'school gehouden'. Men kan zich nu moeilijk voorstellen
wat het voor de kinderen betekende om dagelijks vanuit die buitenge
bieden, onder alle weersomstandigheden, op klompjes, langs nagenoeg
onbegaanbare wegen, de school te bezoeken. Omdat er toen ook nog
geen sprake was van een leerplichtwet is het niet verwonderlijk dat
meer dan de helft van de plattelandsbevolking analfabeet was en van
de andere helft was menigeen al blij als hij zijn eigen naam kon
schrijven. Zelfs onder de Schepenen, de gemeenteraadsleden uit die
tijd, waren er die de notulen van de vergaderingen met een kruisje
ondertekenden.
De vakken, waarin werd onderwezen, bestonden alleen uit lezen,
schrijven en rekenen. De enige onderwijzer die de school bemande, was
tevens koster-voorzanger en doodgraver. Op 22 januari 1789 kreeg
Caspar Hopman, omdat deze post door het overlijden van Willem Schimmel
vacant was geworden, de aanstelling. Hierbij werd meer gelet op zijn
'vroomigheid en naarstigheid' dan op zijn kennis. De baten en
profijten waren niet anders als bij provisie. Ofschoon het niet bij de
aanstelling was overeen gekomen, werd aan de post van schoolmeester
een salaris verbonden van 32 gulden en 10 stuivers jaarlijks, welk
bedrag gezamenlijk door de verschillende gerechten moest worden
opgebracht, te weten: Leusden en Heetveld 6 gulden, Leusbroek
6 gulden, Hamersveld 6 gulden, Snorrenhoef vier gulden en 10
stuivers en Stoutenburg 10 gulden. Bovendien betaalde elke leerling
6 stuivers per maand, voor het tweede en derde kind uit hetzelfde
gezin waren de kosten 3 stuivers.