20 (oude leggers voor de belastingen) en dergelijke geschriften, tot 1600/1700 in oud Gothisch handschrift zijn geschreven, mooi om te zien, maar vooralsnog onleesbaar voor mij. Na 1600 verandert dit. In prachtig krullerig handschrift komt men in de oude acten al verschillende malen het woord "De Mof" tegen. Zo zien we dat in 1609 een zekere Brietgen Hendricx voor het eerst gemeld wordt als "weerdinne" van "De Mof". Het was kennelijk een wat wild en vermoeiend bestaan voor een vrouw, want zij houdt het niet lang vol en doet na 2 jaar in 1611 het bedrijf over aan Thys Hendricx (vermoedelijk een neef van haar) als "weerd". Wat zij in die tijd verkochten, sleten, is niet helemaal duidelijk. Wel weten we dat in 1626 een zekere Willem Moy zich als Brouwer-eigenaar meldt. En dat woord Brouwer maakt dat we even stil moeten staan bij het café-bedrijf in die tijd. De V.O.C. voer nog maar nauwelijks op het verre Indië. Koffie en thee waren daardoor nog onbekende dranken, die pas een halve eeuw later voorzichtig werden geïntroduceerd en die vooral in de eerste decennia nog werden be schouwd als een duivels vergif. "Bij de drinkers van dit afschuwelijke vocht wordt de geest uitgeschakeld, men raakt er aan verslaafd en verpaupert." Kortom, men reageerde zoals men dat tegenwoordig op marihuana, drugs e.d. doet (slechts met de verslaving had men, achteraf bezien, gelijk). Moot een café-bedrijf bleef niet veel anders over dan bier, of, bij een enkele ondernemende exploitant, een drank als "boerenjongens". Grote bierbrouwerijen waren er nog niet. Het brouwersbedrijf was zeer kleinschalig en werd (zoals in het geval van "De Mof") door de eige naar zelf beoefend, uitsluitend ter voorziening in eigen behoefte. Als hij eerlijk was, gaf hij aan de belastinggaarders op, hoeveel vaten hij brouwde en moest dan accijnzen hierover betalen. Bekend is echter dat omstreeks 1611 de kastelein van "De Mof" (nog steeds de familie Hendricx) in moeilijkheden kwam, omdat hij 2j vat bier verstopt had onder bossen rijzen "tegen het varkenshok aan" (misschien kwam dat de smaak ten goede!). Wie waren nu de klanten in die tijd? Echt niet de loslopende arbeiders die hun schamele weekloon gingen verdrinken (dat speelde pas goed in de beruchte industrialisatie-tijd rond 1850, "ach vader niet meer"). Men leefde in een tijd dat de hoog tepunten in het bestaan waren bepaald door: geboorte, doop, huwelijk en begrafenis. De meestal plechtige of feestelijke gelegenheid speel de zich af in en rond de kerk. Niet bij de arbeidersgezinnen met kleine behuizing, thuis. Na de kerk vertrok het gezelschap naar het 21 café en kreeg dan een "feestbier". Als men zich dan realiseert dat in die tijd de gemiddelde leeftijd nauwelijks 40 jaar was, bij een zeer grote kindersterfte, dan kan men zich indenken dat doopbier en begrafenisbier elkaar snel opvolgden. De gezinnen waren bovendien groot (15 kinderen waren geen uitzondering), zodat de kroegbaas, zelfs al schonk hij bijna uitsluitend bier, een redelijk welvarend bestaan had. "De Mof" vormde geen uitzondering op de regel. Regelmatig komen en gaan de verschillende eigenaren. Bij het doorbladeren van de oude "folianten" (op zichzelf een kurkdroge kost, humorloos nuchter neergeschreven) komen allerlei bekende namen uit deze streek terug (v.d. Wetering, Lagemaat e.d.) Nadat huis en land van "De Mof" in 1683 voor het kapitale bedrag van 810.- van eigenaar wisselden, werd echter daarna het huis kennelijk wat verwaarloosd. In 1750 komt het voor slechts 666.- bij Aart van de Wetering in handen. Het blijft kennelijk in die familie. Mees van de Lagemaath trouwt in 1809 met Maria van de Wetering. Ze hebben het kennelijk moeilijk want ze maken voor die gelegenheid een schuld van wel 1.000.- aan Mej. Alyde van Hensbergen en Jan Jacob Greven tegen 5 per jaar. Als borg werden verbonden: "hun personen en goederen, alsmede de huizing en herberg "De Mof" en de daggelders woning genaamd "De Keut". Het loopt goed met de zaak want een 50 jaar later (1868) is de prijs al aanzienlijk gestegen. De erven Anthony van de Lagemaath verkopen aan Gerrit van de Lagemaath de hele handel voor 6.200.-. En tenslotte, na nog enige wisselingen en erfenisoverdrachten, koopt op 18 september 1901 de burgemeester van Leusden, Arnoud Jan de Beaufort de herberg "De Mof" van Gezina de Kruyff, weduwe van Gerrit van de Lagemaath, voor het bedrag van precies 9.000.-, via Notaris Knoppers in Amersfoort. Kennelijk hield men toen van ronde cijfers en van afdingen. Ik neem tenminste aan dat 10.000.- gevraagd zal zijn, voordat het voor 9.000.- verkocht werd. De eerste jaren na 1800 vindt men de Beaufort-naam herhaaldelijk ge noemd. Men kan zich niet onttrekken aan het gevoel dat "De Boom" en "De Treek" in een soort familie-concurrentie-strijd zijn groot geworden. Op 12 juni 1807 werd de buitenplaats "Den Treek" incl. koetshuis en verdere behuizingen voor 9.700.- aan Willem Hendrik de Beaufort verkocht. In de acte staat vermeld dat W.H. op dat moment "gezond van lichaam, oordeel en verstand was, althans (wordt er voor alle ze kerheid aan toegevoegd) zoals uiterlijk bleek."

Historische kranten - Archief Eemland

Historische Kring Leusden | 1992 | | pagina 12