6
7
Kinderen telden hierbij voor een halve eenheid. Die consumptiegoede
ren bestonden uit de dagelijkse levensmiddelen, aangevuld met de genot
middelen koffie, thee, tabak en sterke drank, alsmede het verbruiks-
artikel zeep en de brandstof turf. Die turf zal in flsschat nauwelijks
zoden aan de dijk hebben gezet, men stookte de ovens en de heerd bij
voorkeur met hout.
Suiker, hoewel een luxe-artikel, werd kennelijk niet belast. De nieuwe
schaal liep af van classis 1 naar classis 16. Daaronder was een vast
minimumtarief voor de allerarmsten, welk tarief op 2 stuivers per
week werd gesteld.
De rangen en standen in 1748, ingedeeld naar de gezinshoofden
A - De Heer - Johannis Jonas. De totale omvang van zijn gezin bestond
uit 8 persoRBn met inbegrip van twee kinderen van boven de tien jaar,
twee meiden en één knecht (2). Het dienstpersoneel werd bij de aanslag
voor de consumptiegoederen tot het gezin gerekend. Ook als we dit
doen lijkt het aantal volwassenen nog niet te kloppen, er is er één te
veel. De eenvoudige verklaring zou kunnen zijn dat één van de groot
ouders bij de kinderen was ingetrokken. Johannis hield twee paarden
van 'plaisir' (3) en was in classis 9 ingedeeld.
B - 10 boeren - Deze yormden een vrij homogene groep. Er waren in
totaal 67 gezinsleden, met 17 kinderen boven de tien jaar en 19
kinderen onder de tien jaar. Vrijwel op elke boerderij was dienst
personeel in de vorm van inwonende meiden of knechten; dat
personeel werd bij het bepalen van de classis tot het gezin gerekend.
Alle boeren waren pachtboeren. Het aantal koeien per boerderij
varieerde van 3 tot 6 stuks (4). Er was één boer met classis 13,
er waren twee boeren met de classis 14 en de overige zeven waren van
de classis 15.
C - 7 daghuurders - Wij zeggen 'dagloners'. Deze groep bevatte
vier keuterboeren, die zich denkelijk tevens als 'daghuurder'
beschikbaar hielden. De gezinnen van de daghuurders telden in
totaal 19 personen, waaronder 6 kinderen onder de tien jaar. Meiden
en knechten ontbraken uiteraard; het ontbreken van kinderen van boven
de tien jaar zou er op kunnen wijzen dat deze kinderen zich elders
als aankomende meid of knecht hadden verhuurd.
Eén van de daghuurders bezat twee koeien en er waren drie daghuurders
met elk één koe. De daghuurders werden in de laagste classis onderge
bracht, echter met één uitzondering. Deze moest het vaste tarief van
de armen opbrengen, de reeds eerder genoemde wekelijkse twee stuivers.
D - 6 armen - Wél met een vaste woonplaats en een gezin, in totaal
24 personen met 9 kinderen onder de tien jaar. Kinderen boven de tien
jaar ontbreken ook hier. Drie gezinnen telden elk drie volwassenen,
daar zullen dus grootouders hebben ingewoond. De kleermaker Govert van
den Broek maakte deel uit van deze groep en heeft zijn achternaam onge
twijfeld aan zijn stiel te danken gehad. De gezinnen betaalden alleen
armentarief
E - De allerarmste: 'De wed. Teunis Cornelis verklaard alleen te sijn
en geen huishoudinge te hebben en niets te konnen betalen.
In totaal 119 personen, maar op dat getal moet men zich niet blind
staren. De kinderen boven de tien jaar waren kennelijk vrij mobiel en
tevens waren de allerarmsten niet erg honkvast: 'Bij Willem Peterse
zijn twee slaapers welke dan daar, dan op een anders woonen en waar
zij maar werk konnen krijgen en geen blijvende plaats hebben.'
De erven en woningen
Als voornaamste bron hebben wij de 'Nieuwe Blaffert van Asschat' van
1753 gehanteerd. (5) Aanvullende gegevens zijn geput uit het 'Quohier
van Enkelt en dubbelt Huysgeld En Haardstede Geld In den Geregte
van Asschat' van 1771 (6).
De 'Nieuwe Blaffert van Asschat' (afb. 3) is een register, waarin
per boerderij de eigenaar en de pachter ('bruijker') wordt vermeld,
alsmede de totale hoeveelheid grond, de in cultuur gebrachte hoeveel
heid grond, het aantal haardsteden en ovens, aangevuld met alle belas
tingbedragen, die op basis van deze gegevens werden opgelegd. Tevens
worden de eigenaars, 'bruijkers' en pachtbedragen ten tijde van de eerste
blaffaard (denkelijk rond het jaar 1536) genoemd. Zo'n verzamelregister
werd globaal eens in de vijftig jaar vernieuwd.
De door ons gehanteerde blaffert dateert uit 1753; er zijn dan sinds
de mislukte belastinghervorming een vijftal jaren verstreken. In het
woningbestand zullen gedurende die vijf jaren nauwelijks veranderingen
zijn opgetreden. Door het Quohier uit 1771 te raadplegen hebben we dit
eventuele schoonheidsfoutje kunnen ondervangen.Het Quohier vermeldt
de eigenaars van de boerderijen, het aantal haardsteden en ovens per
boerderij en de bijbehorende belastingaanslagen. Het voor ons doel
belangrijke aanhangsel somt de nieuwbouw op vanaf het jaar 1723.