118
school had betrokken zou hij zijn aard verloochenen als hij niet, in
zijn jaarlijkse verslag, de nodige op- en aanmerkingen zou plaatsen,
hoewel hij moest toegeven dat zijn grootste grieven: gebrek aan lucht
en licht, nu niet meer opgingen. Maar nu klaagde hij dat 's zomers
de temperatuur in de school, ondanks de neergelaten gordijnen en het
openzetten van de ramen en ventilatiekokers, veel te hoog was. "Ook
is bij openstaande ramen alles, wat op de straatweg gebeurt, zo goed
te horen dat het stoornis geeft, vooral als bengels, die niet meer
tot de schoolbevolking behoren, plezier hebben door luid aanroepen
der leerlingen of brutale uitroepen of scheldwoorden aan het adres
van de meester hun moed, maar ook tevens hun onbeschoftheid willen
doen blijken."
Een paar jaar geleden nog vond hij het nodig dat de onderwijzers in
aparte lokalen les moesten kunnen geven. I\lu beschikte hij over een
school met drie lokalen zodat aan dit verlangen ruimschoots was
voldaan en nu zag hij daarin weer nadelen: "Jammer dat het werken in
verschillende lokalen een juiste controle onmogelijk maakt. Ik kan
de onderwijzer wel zien maar niet horen en dat is voor een jonge
onderwijzer zo dikwerf nodig. Immers, hoe zal ik nu beoordelen of hij
kinderlijk met de kleinen weet te spreken, of hij zich gemakkelijk
voor hen kan uitdrukken, of hij in zijn methode van een of ander
vak geen sprongen maakt enz. Dit euvel is een nadeel van de scholen
met afzonderlijke lokalen."
De nieuwe school had geen gunstige invloed op het schoolverzuim. Dflt
bleef hoog."In het byzonder wordt van het onderwijs in nuttige hand
werken door te weinig meisjes gebruik gemaakt. Ik acht dit onderwijs
voor de meisjes dringender nodig dan menig ander vak..."
Ook in zijn schoolverslag over 1897 bleef de voornaamste klacht van
de hoofdonderwijzer het schoolverzuim: "..In de maanden september en
october klimt het verzuim in de hoogste klassen tot 40%. Sommigen
blijven maanden achtereen weg om uitsluitend in de wintermaanden en
dan nog ongeregeld de school te bezoeken. Moge het zijne Excellentie
de Minister Borgesius gelukken die volkskanker wat te breidelen.."
(Minister Borgesius van het 'Kabinet van de sociale rechtvaardigheid'
had namelijk, naast verschillende andere sociale wetten, ook de leer
plichtwet ingediend die tenslotte in 1900, met een uiterst krappe
meerderheid, door de tweede kamer werd aangenomen). Over zijn onder
wijzer had het hoofd niets byzonders te melden, alleen: "..hij studeert
met ijver en stelt zich tevreden met het geringe amusement dat Stouten-
burg kan bieden."
119
In april 1898 deed de dochter van de heer Nijsen met succes examen
als onderwijzeres. Haar vader was van oordeel dat zij echter in de
praktijk nog veel te leren had en hoe zou zij dat beter kunnen dan
onder zijn leiding. Hij vroeg de burgemeester vergunning om haar als
kwekelinge op zijn school te mogen plaatsen. De burgemeester raadpleegde
de schoolopziener en deze wees op artikel 8 der schoolwet waarbij het
geoorlooefd was een gediplomeerde als kwekeling werkzaam te stellen.
Ter gelegenheid van de inhulidiging van Koningin Wilhelmina kreeg de
school een hele week extra vacantie, van 31 augustus t/m 6 september,
onder verplichting van de onderwijzers om op 5 september met de
kinderen die dag op de school feestelijk te gedenken. De kinderen
werden, van gemeentewege, onthaald en aan hen werd een herinnering
aan die dag uitgereikt. Van het Ministerie van Binnenlandse zaken
kreeg de school een portret van de Koningin en tevens 12 exemplaren
van een gedenkpenning, bestemd om uitgereikt te worden aan die leerlingen
die wegens gedrag en vlijt daarvoor in de eerste plaats in aanmerking
kwamen.
Waren het in zijn vorig jaarverslag de kwajongens die de ergernis van
de hoofdonderwijzer hadden opgewekt, in 1899 waren het de mussen.
"...Een grote last bezorgen de vogeltjes in de zomertijd. Mussen en
spreeuwen kiezen bij voorkeur het schoolgebouw als verzamelplaats
en de ruimte onder de dakpannen als een veilige plaats voor hun nest
jes. Bleef het daarbij, men zou misschien met genoegen hun vrolijk
gesjilp aanhoren, maar zij plaatsen zich ook vaak op de schuine
planken in de luchtkokers op de privaten geplaatst en maken de
privaten soms afzichtelijk onrein. Schoonmaken helpt gewoonlijk maar
voor korte tijd en kost nog veel moeite ook, want die stof is lang
niet gemakkelijk te verwijderen. Die vogels verdrijven zal wel on
mogelijk zijn doch een betimmering van de luchtkokers van binnen met
gaas zou dunkt mij voor die kwaal een geneesmiddel zijn..."
En zo z^jn we bij het jaar 1900 aangekomen en sluiten hiermee een
eeuw onderwijs in Stoutenburg af, die begon met een kleermaker die
gedurende de wintermaanden les gaf in een oude schuur en eindigde
met een school met drie lokalen en twee volwaardige leerkrachten
en met de vervulling van de vurigste wens van het schoolhoofd; de
invoering van de leerplichtwet.