42
"..waardoor tevens de te verwachten vermeerdering van het aantal leer
lingen, die tegemoet gezien kan worden wanneer de tegenwoordige onder
wijzer aan het hoofd van de school blijft staan...Maar ook het gebrek
aan licht en luchtverversing maken het vochtig en ongezond. Ongetwij
feld moet ook de invloed van het slechte en allerondoelmatige school
lokaal op den duur nadelig werken op de lust en de ijver van de wak
kere en ijverige tegenwoordige hoofdonderwijzer."
In februari 1867 was het plan voor uitbreiding van het schoollokaal
gereed. De schoolopziener was uiterst tevreden met het plan want het
lokaal zou nog groter worden dan door de inspecteur was aanbevolen.
Het vloeroppervlak zou worden uitgebreid van 57 tot 90 vierkante
ellen. Toch deed de schoolopziener voorzichtig nog een paar suggesties
"...en stelt voor beweegbare roosters in de muren te plaatsen. Indien
de kosten niet te hoog worden is het zeer wenselijk dat de stenen
vloer vervangen werd, zo niet geheel dan toch op een breedte van plm.
1.5 el voor de banken en tussen de klassen waar de onderwijzer zich
moet bewegen. Het is geen gezicht een onderwijzer op klompen in de
2de helft van de 19de eeuw...."
Zo was, in een paar jaar, het peil en de omvang van het onderwijs in
Stoutenburg met sprongen vooruitgegaan. De onderwijzer, inmiddels
bijgestaan door de kwekeling Jan Sukkel, kon nu op schoenen door de
klas lopen. De vreugde was echter van korte duur, de 'wakkere en
ijverige' hoofdonderwijzer overleed begin 1868.
Op 28 februari 1868 werd een advertentie geplaatst in 'de Tijd',
een Noord-Hollandse courant met de volgende inhoud:
"Een onderwijzer wordt gevraagd aan de Openbare School in de gemeente
Stoutenburg. Er is een vast inkomen van 460,.., een nieuwe wo
ning en tuin. De gemeente is 4/5 Catholiek. Het examen zal den 24
maart plaats hebben. Brieven met opgave godsdienst a/h bureau v/d
Courant."
Blijkbaar was er niet veel animo om hoofdonderwijzer in Stoutenburg
te worden, er meldden zich maar vier candidaten. De schoolopziener
was van oordeel dat het weinig uit zou halen een hernieuwde oproep
te plaatsen mits het gemeentebestuur meer voordelige voorwaarden zou
aanbieden.
Op 24 maart was de dag aangebroken waarop de aangemelde candidaten
een vergelijkend examen zou worden afgenomen. Precies om negen uur
arriveerde de schoolopziener. In het schoollokaal trof hij van Ruiten
beek en Kerkhof aan, beide wethouders, benevens verscheidene leden
43
van de gemeenteraad. Van de vier candidaten waren er slechts twee
verschenen. Al dadelijk werd de opziener verzocht het examen niet door
te laten gaan, aangezien men een Rooms-Catholieke hoofdonderwijzer
verlangde in de gemeente en de beide candidaten tot de Hervormde gods
dienst behoorden. De opziener maakte duidelijk dat hij daartoe niet ge
machtigd was. Jan Steenkamp antwoordde dat hij gewetensbezwaren had
tegen het benoemen van een niet Rooms-Catholieke hoofdonderwijzer en
verliet het lokaal, waarna de verdere leden van de gemeenteraad ver
klaarden dit examen niet te willen bijwonen en eveneens vertrokken.
Niettegenstaande het examen toch doorging weigerde de raad de benoe
ming.
Opnieuw werd een oproep geplaatst maar nu met een verhoging van de
jaarwedde tot 500 gulden en een toelage van 25 gulden voor een kwe
keling. Ditmaal kwamen vijf sollicitanten opdagen om een vergelijkend
examen te doen, waarvan G. Nijsen werd gekozen als de nieuwe hoofd
onderwijzer.
Was de vorige onderwijzer 'wakker en ijverig', de nieuwe deed niet voor
hem onder. Hij begon al dadelijk met klagen over de toestand van het
schoollokaal. Zijn voornaamste klacht was gebrek aan licht:
"Bij regenachtig weer is het zo donker dat noch de kinderen, noch de
onderwijzer voldoende licht hebben."
Ook was hij niet erg te spreken over de luchtverversing, er was lekkage
en de schoorsteen maakte, bij sterke wind, een hinderlijk geluid. Voor
de kwekeling had hij helemaal geen goed woord over. Volgens de onder
wijzer had deze weinig lust en totaal geen aanleg tot onderwijzer.
Gezien de kwekeling al ruim 15 jaar oud was, zou hij alle zeilen moe
ten bijzetten om op 18 jarige leeftijd examen als hulponderwijzer te
kunnen doen. Ofschoon de onderwijzer had aangeboden hem 's Zaterdags
gratis les te geven maakte hij daar geen gebruik van.
Over de Stoutenburgse kinderen was hij zeer tevreden. Die waren ijverig,
gehoorzaam en maakten goede vorderingen. Hij vond alleen jammer dat
hun gezichtsveld zo beperkt was. De meesten waren zelfs nog nooit in
Amersfoort geweest, ze konden zich geen denkbeeld vormen van een
stad, een straat met keien, gasverlichting, een flinke winkel en
meer dergelijke zaken. Waar zijn grootste klacht was dat de kinderen
te vroeg van school werden genomen. Op zijn aanmerkingen daarop bij de
ouders kreeg hij ten antwoord: "het is maar voor een boer."
In mei 1871na de jaarlijkse vermeerdering van het gezin van de onder
wijzer, kwam deze tot de ontdekking dat hij, met zijn gezin, van een jaar
lijks tractement van 500 gulden, nog verminderd met tien gulden bijdra-