38
twee maal dat jaar probeerde die zijn ambtgenoot over te halen op te
treden, maar zonder gevolg.
Het jaar daarop probeerde de burgemeester het nogmaals bij de school
opziener: "...Ik zou over dat onwettig school houden mijn beklag niet
niet doen als dezelve een half uur mijner gemeente verwijdert was...
en de burgemeester van Barneveld geen blijk geeft van daar tegen te
gaan. Het zou weinig baten.
Het schoolgeld was 25 cent per kind per maand. Dit geld was een deel
van het inkomen van de onderwijzer. Hij was echter verplicht kinderen
van behoeftige ouders gratis les te geven, iets waar Stephanus
blijkbaar niet erg veel zin in had. Het was namelijk aan het provinci
aal bestuur opgevallen dat het aantal behoeftige kinderen die de
school bezochten, in verhouding met andere gemeenten, bijzonder laag
was hoewel Stoutenburg relatief meer behoeftigen telde. De burge
meester werd hierop en op de noodzakelijkheid van onderwijs, ook voor
die kinderen, gewezen: "....blijven intussen zo vele kinderen van de
noodzakelijke kundigheden verstoken dan missen zij de gelegenheid om
eenmaal nuttige en werkzame mensen te worden. Onkunde en onbekwaam
heid worden zodoende voortgeplant, deze brengen op hun beurt lediggang
en armoede voort en het gevolg is dat zulke verwaarloosden in het
einde ten last komen van de maatschappij die daarom, zowel in een
moreel als financieel opzicht al de nadelen te dragen heeft..."
Het was weer de burgemeester die moest trachten het een en ander
goed te praten en de goede hoedanigheid van de school en de onder
wijzer naar voren te brengen: het doen houden van een naai- en
breischool tot mindere lediggang der meisjes doch zonder enige lasten
voor de gemeente hetgeen al twintig maanden door de meestervrouw
menslievend behartigd wordt..." Hij nam meteen de gelegenheid waar
om nogmaals op de clandistiene school te wijzen: "....En wat nog tot
nadeel strekt van onze openbare school is dat op de grens van Barne
veld nog geen zes passen onzer grens en een kwartier gaans gelegen
van onze school zich een onwettig schoolhouder heeft neergezet..."
Ook dit had geen gevolg en aan het einde van het jaar waagde de
burgemeester nogmaals een poging bij zijn collega in Barneveld, wat
waarschijnlijk tevens de laatste poging is geweest want daarna vinden
we over dat onderwerp geen gegevens meer. Burgemeester van den Hengel
overleed, na een zeer werkzaam leven, op 1 mei 1848.
39
In 1858 werd een bepaling van kracht dat de onderwijzers moesten bij
dragen in het pensioenfonds en wel 2 van hun inkomen. Boven het
tractement moest ook worden opgegeven de inkomsten uit de schoolgelden
en de winst op de levering van schoolbehoeften. Het geraamde inkomen
van S. v.d. Hengel was 260 gulden.
Op 5 november van dat jaar bracht de schoolopziener een bezoek aan de
school van Stoutenburg. (*let veel genoegen zag hij het, naar omstandig
heden vrij ruime schoolvertrek, maar tot zijn leedwezen bemerkte hij
dat de onderwijzerswoning volstrekt niet op de naam van ruim aanspraak
kon maken maar integendeel zeer bekrompen kon worden genoemd. Voor
twee kinderen van de onderwijzer kon niet eens een ordentelijke slaap-
Afb. 2: Schoolinterieur met boekenborden, uit: Booy, E.P. de,
Weldaet der Scholen, Stichtse Hist. Reeks, dl 3, 1977