58 belangrijke lijnen zelf aan te leggen. De exploitatie zou wel in handen komen van particulieren. Op 26 september 1863 richtte een aantal zakenlieden de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen MESS op om de exploitatie van de aan te leggen lijnen op zich te nemen. Daarmee hadden de reeds bestaande maatschappijen er een ernstige concurrent bijgekregen. In snel tempo werden nadien ook buiten het westen van ons land nieuwe spoorlijnen aangelegd, die meestal in exploitatie kwamen bij de MESS. Voorbeelden waren Arnhem - Deventer - Leeuwarden, Maastricht - Eindhoven - Breda en Rotterdam - Breda. Inmiddels was er nog een spoorwegmaatschappij opgericht, namelijk de Nederlandsche Centraal Spoorweg Maatschappij (NCS), die zich belastte met de aanleg en exploitatie van de spoorlijn van Utrecht via Amersfoort naar Zwolle. Deze lijn werd geopend in 1864. Ook de HIJSM zat niet stil en deze maatschappij opende in 18Z4 de spoorlijn tussen Amsterdam en Amersfoort. Deze lijn werd later doorgetrokken naar Apeldoorn, Zutphen en Winterswijk met een aansluiting op het Duitse spoorwegnet. In 1880 kon gesteld worden, dat het spoorwegnet in Nederland zich uitstrekte van de Dollard tot de Schelde. Behalve een moordende concurrentie tussen de diverse spoorwegmaatschappijen was er ook sprake van een onsamenhangend spoorwegnet, dat weinig planmatig was ontstaan en aan willekeurige invloeden zijn groei te danken had. Dit leidde uiteraard ook tot een financiële verzwakking alle exploitanten. De regering bezat niet voldoende bevoegdheden om in te grijpen, zodat concurrentie de noodzakelijke sanering tot stand moest brengen. De eerste maatschappij die niet langer tegen de concurrentie van de Staatsspoorwegen was opgewassen, was de Nederlandsche Centraal Spoorweg Maatschappij. De NCS kwam in 1885 in handen van de MESS, in 1890 gevolgd door de Nederlandsche Rhijnspoorweg Maatschappij. Toen waren er nog maar twee grote maatschappijen over, de MESS en de HIJSM. De eerste wereldoorlog bevorderde noodgedwongen de samenwerking tussen deze beide maatschappijen, doordat de regering door de mobilisatie grote bevoegdheden kreeg op vervoersgebied. Een en ander leidde in 1916 tot een belangengemeenschap tussen beide maatschappijen, die op 1 januari 1917 in werking trad. Ook na 1918 werd deze samenwerking voortgezet en zo groeiden beide maatschappijen steeds meer naar eikaar toe. Dat groeiproces werd in 1937 voltooid door een fusie, waaruit de NV Nederlandse Spoorwegen ontstond. Voorgeschiedenis van de lijn Amersfoort-Kesteren In 1873 dient de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid bij de Tweede Kamer der Staten Generaal krachtens de Spoorwegwet van 1860 een wetsontwerp in voor de aanleg van een aantal nieuwe spoorlijnen. Daarbij werd onder andere voorgesteld een 59 spoorlijn aan te leggen van Amersfoort via Woudenberg, Veenendaal en Rhenen naar Kesteren. In Kesteren zou de lijn aan moeten sluiten op de reeds in aanleg zijnde spoorlijn Dordrecht - Eist - Nijmegen. Door deze nieuwe spoorlijn zou Amsterdam een goede verbinding met Duitsland krijgen. Vervolgens ondernemen verschillende instellingen pogingen om de lijn een ander tracé te geven, door hun eigen gebied. Zo vraagt de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Nijmegen aan de Tweede Kamer om een spoorlijn van Amersfoort via Veenendaal en Wageningen naar Nijmegen. Dit zou niet alleen een kortere verbinding geven van Amsterdam met Nijmegen en het Duitse achterland, maar zou ook voor het lokale vervoer belangrijk zijn. De KvK wijst daartoe op de belangrijke fabrieksplaats Veenendaal, op Wageningen en op Valburg (centrum van de Betuwse tabakshandel), Ook het college van Burgemeester en Wethouders van Amerongen richt zich tot de Tweede Kamer. Zij merken op, dat het wetsontwerp bedoeld is om het centraal gelegen Amersfoort te verbinden met de spoorlijn Geldermalsen - Eist. Naar hun mening verdient dan een lijn Amersfoort - Woudenberg - Maarsbergen - Amerongen - Tiel de voorkeur boven die via Rhenen. Gewezen wordt op eerdere plannen voor een noord- zuidverbinding door een lijn Maarsbergen - Amerongen - Tiel - 's Hertogenbosch. Toen werd bij amendement de voorkeur gegeven aan de lijn Utrecht - Culemborg - 's Hertogenbosch. Ongetwijfeld is aan de plannen voor een spoorlijn via Amerongen een grondig onderzoek voorafgegaan, zodat mag worden verondersteld dat geen strategische- of technische bezwaren aanwezig waren. Voorts wordt gewezen op de vaste bodem bij aanleg over Maarsbergen en Amerongen, terwijl die bij de nu in het wetsontwerp voorgestelde lijn deels uit veengrond bestaat. In de Tweede Kamer stellen sommige afgevaardigden een oostelijker tracé van de spoorlijn voor, maar daarbij blijkt onder meer, dat het Ministerie van Oorlog overwegende strategische bezwaren heeft tegen een spoorlijn ten oosten van de Grebbelinie. De spoorlijn dient ten westen van deze linie te blijven. Uiteindelijk neemt de Tweede Kamer het wetsvoorstel tot aanleg van een spoorlijn Amersfoort - Kesteren nog in 1875 ongewijzigd aan. Diverse problemen voor de aanleg van deze spoorlijn, zoals de wijze waarop de spoorlijn Utrecht - Arnhem van de NRS moet worden gekruist (bij De Haar) en de aansluiting bij Kesteren op de in aanleg zijnde Betuwelijn van de MESS, moeten dan nog worden opgelost. Ook was nog niet bepaald, welke maatschappij de exploitatie van de spoorlijn Amersfoort - Kesteren zou worden toegewezen. De HIJSM, die reeds de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort exploiteerde, had grote belangstelling voor een spoorlijn naar Nijmegen met aansluiting op het Duitse spoorwegnet, maar ook de Staatsspoorwegen zagen grote mogelijkheden in deze lijn.

Historische kranten - Archief Eemland

Historische Kring Leusden | 1992 | | pagina 5