134
onder water en gelet op de peilstift in de gevelsteen van de Dorpskerk
kan worden aangenomen, dat het water in Leusbroek en Hamersveld ander
halve tot twee meter hoog heeft gestaan.
foto IV: De Slaperdijk bij Renswoude
Archief: J.Renes
Afvoer van het water
Naar aanleiding van een brief van de Burgemeester van Leusden en
Stoutenburg aan de Commissaris des Konings in de provincie Utrecht
omtrent de mogelijkheden van een spoedige afvoer van het onvertol-
lige water, werd door voornoemde Commissaris advies ingewonnen bij
de Ingenieur van de Waterstaat.
Het vrij ingewikkelde technische betoog van de Ingenieur komt er op
neer, dat volgens hem een keuze kan worden gemaakt uit twee mogelijk
heden:
135
1Het water uit het zuidelijk deel van de vallei via de heulen bij
de Rode Haan met mondjesmaat naar het noorden laten afvloeien en
wel zodanig dat de daargelegen beken en de Eem het water zonder
verdere overlast zouden kunnen verwerken. Het noordelijk deel van
de vallei zou dan snel droogvallen.
2. Het water uit het zuidelijk deel van de vallei via de bij de Rode
Haan gelegen militaire inundatiesluis snel naar het noorden laten
afvloeien, waardoor het noordelijk deel, met inbegrip van Leusden,
langere tijd onder water zou blijven staan.
De ingenieur kiest voor de tweede oplossing. Hij acht de eerste me
thode te langzaam en te gevaarlijk; de verwaarloosde heulen bij de
Rode Haan kunnen alsnog bezwijken en dan is men nog veel verder van
huis. Hij ziet dan ook een lichtpunt. Men mag aannemen dat het water
peil in de Rijn dusdanig zal gaan dalen dat men straks wellicht
2/3e deel van het overtollige water via de Grebbesluis op de rivier
zal kunnen spuien. Uit zijn betoog mogen we concluderen, dat de door
braak bij de Munnikeheul in de Slaperdijk inmiddels was gedicht.
De onwillige schuitenvoerder
üp 30 maart 1855 schrijft de Hoofdingenieur van de Waterstaat een
brief aan de Burgemeester van Leusden met de volgende inhoud:
"ik heb de eer Ued. Achtbare te berigten dat ik op gisteren met
de Officieren van de Genie welke gecommitteerd waren de aanvraag
wegens het digten der gaten in de Linie tusschen Bruinenburg en
Asschat te onderzoeken, gedurende omstreeks 1^ uur ben opgehouden
door de onwilligheid van de aangestelde Schipper bij het gat van den
□ud Leusder weg.
Ofschoon er onophoudelijk in tegenwoordigheid van een lid van het
bestuur geroepen werd; dat wij de menschen aan de overzijde van het
tweede gat zagen en hoorden spreken en de Schuit zagen varen, ver
waardigde de Schipper zich niet te antwoorden of ons te komen over
zetten. Daar deze zelfde onwilligheid den vorigen dag en denzelfden
morgen zelfs heeft plaatsgehad ten opzigte van het ten nutte van de
gemeente aan de kade bij Bruinenburg arbeidende werkvolk, welke naar
materialen wachtten; zoo neem ik de vrijheid Ued. Achtb. ook met
goedvinden van de Commissaris des Konings te verzoeken, gemelden