230
De totstandkoming van de gemeente leusden in vogelvlucht
J.F. van Rooijen
De grenzen van de gemeente Leusden zijn niet zomaar uit de lucht ko
men vallen. \lijfentwintig jaar na de samenvoeging van de voormalige
gemeenten Leusden en Stoutenburg blikken we terug naar de totstand
koming van het Leusdens grondgebied. Hierbij probeer ik niet teveel
in herhaling te treden van hetgeen anderen hierover al gepubliceerd
hebben. Deze korte beschouwing kan worden gezien als een inleiding
op de hierna volgende artikelen over de gemeentelijke herindeling
van 1969.
Van gerechten naar gemeenten
Vóór de oprichting van gemeenten telde de provincie Utrecht tal van
gerechten, die elk een eigen bestuur en rechtsbedeling hadden. Vooral
in het westen van Utrecht gaf de bestuurlijke situatie een erg
versnipperd beeld. In de omgeving van Leusden zien we echter dat
er al vroeg sprake was van enige schaalvergroting: De oorspronkelijke
foto IV: het latere gemeentehuis
Archief: I. Renes
231
gerechten en buurtschappen Leusden (=0ud-Leusden en Heetveld), Leus-
broek, Hamersveld, Snorrenhoef en Donkelaar stonden eenuwenlang onder
één gemeenschappelijk bestuur. Zij waren tot één gerecht versmolten.
Bovendien fungeerde de schout van Leusden c.s. tevens als zodanig voor
Maarn en Maarsbergen. Dit schiep soms wat verwarring. Toen de Staten
van Utrecht in 1715 besloten de heerlijke rechten van Leusden c.s.
te verkopen, haastte de ambachtsvrouwe van Maarn zich dan ook om
duidelijk te stellen dat Maarn en Maarsbergen niet tot de nieuwe
ambachtsheerlijkheid van Leusden c.s. gerekend kon worden. Strikt
genomen viel ook Lockhorst als kleine zelfstandige heerlijkheid
buiten die van Leasden. Omdat dit zo'n klein gebied was, had het
echter al vroeg aansluiting gezocht bij het gerechtelijk bestuur
van Leusden c.s.
De heerlijke rechten van Asschat waren in 1647 in particuliere
handen gekomen. Het vormde dus een aparte heerlijkheid. Tot de
Franse tijd bleef Asschat een apart gerecht met een eigen bestuur.
Dit gold ook voor de aloude ambachtsheerlijkheid van Stoutenburg.
Het grondgebied van de huidige gemeente viel destijds dus uiteen
in drie delen: Leusden, Asschat en Stoutenburg.
Hoewel de Fransen met hun "Vrijheid, gelijkheid en broederschap"
niets moesten hebben van de voorrechten van de ambachtsheren,
gingen zij bij hun streven naar grotere bestuurlijke verbanden wel
uit van de grenzen van de ambachtsheerlijkheden. Leusden c.s. en
Asschat werden samengevoegd tot een nieuwe gemeente Leusden. De
ambachtsheerlijkheid Stoutenburg vormde een aparte gemeente, die
echter in 1812 werd samengevoegd met Hoevelaken. Dit laatste
was maar van korte duur. Met de totstandkoming van het Koninkrijk
in 1814 werden de provinciale grenzen hersteld, waardoor het
Utrechts Stoutenburg weer los van het Gelderse Hoevelaken kwam te
staan. Elders in de provincie werden in veel gevallen de aloude
gerechtelijke grenzen hersteld. Aan de nieuwbakken combinatie
Leusden-Asschat werd echter niet meer getornd.
In 1822 bleek bij het beschrijven van de grens tussen Leusden en
Stoutenburg verschil van mening te bestaan omtrent de toedeling
van de hofsteden Groot en Klein Hoolhorst. De inzet was maar een
klein oppervlak van zo'n 120 hectare. Omdat het hier een zaak betreft
tussen Leusden en Stoutenburg wil ik er hier toch even bij stilstaan.
Pikant detail is dat de landerijen van de Hoolhorsten eigendom
waren van de ambachtsheer van Leusden, Otto Scheltus. Zijn argument