BeUendmakifig.
D.
232
om de hofsteden onder de gemeente Leusden te laten vallen was het
feit dat hier voor 1795 de reeële en oudschildslasten werden betaald.
Daartegenover stelde de schout van Stoutenburg dat de Hoolhorsten de
gemeentelasten altijd aan Stoutenburg hadden betaald, en dat de ge
noemde landen door de schout van Stoutenburg werden geschouwd. Boven
dien waren ook de verkopingen en transportakten voor hem verleden.
Dit alles had er in 1810 toe geleid, dat de Hoolhorsten bij de metingen
in 1810 "zonder eenige bedenkingen" onder Stoutenburg werden gere
kend. Maar het kan verkeren: de schouten en aanwijzers van Leusden en
Stoutenburg stonden nu lijnrecht tegenover elkaar.
Uiteindelijk werd het geschil met "Zijne Majesteit den Koning bij Hoogs-
deszelfs Besluit van den 26e October 1824 no 136" beslecht. Hierbij
werden de twee hofsteden Groot en Klein Hoolhorst definitief onder
Stoutenburg gebracht, terwijl daarentegen de (volkomen uit de lucht
gevallen) hofsteden De Mossel Leusdens grondgebied werd.
Het buurtschap Donkelaar maakte sinds mensenheugenis cjeel uit van het
gerecht Leusden c.s. Toch lag het niet helemaal voor de hand om bij de
oprichting van de gemeente Donkelaar onder Leusden te scharen: het
buurtschap lag namelijk los van de rest van de gemeente Leusden
ingesloten in Uoudenbergs grondgebied. Gedeputeerde Staten wilden
daarom in 1829 de gemeentegrens verbeteren. De gemeentebesturen
van Leusden en Woudenberg moesten zich maar eens buigen over een
voorstel tot ruiling van gronden. Hert 342 bunder grote Donkelaar
zou moeten overgaan naar Woudenberg, terwijl Voskuilen tufesen de
Voskuilerdijk en de Leusdense weg in sectie A voortaan tot Leusdens
grondgebied moest worden gerekend. Probleem hierbij was het verschil
in de hoogte van de verschuldigde buurtlasten en Slaperdijksgelden.
Dit was echter te ondervangen door bij het opleggen van de belasting
aanslagen de grenzen van voor de ruiling te blijven hanteren "tot
tijd en wijle op gronden van billijkheid en wederkeerig belang in
het dragen dier lasten verandering zal zijn of kunnen worden daar-
gesteld."
In October 1829 gingen de gemeentebesturen akkoord met de voorge
stelde grenswijziging met de daaraan vastgekoppelde belastingrege
ling. Bij Koninklijk Besluit van 16 januari 1830 nr 150 werd de
grenscorrectie goedgekeurd, maar het zou blijkens een gezamenlijke
bekendmaking van de gemeentebesturen nog tot 1 januari 1833 duren
eer de overgang van beide gebieden een feit was. Begin 1836 moest
er zelfs nog een nadere regeling worden getroffen voor een aantal
233
'i BESTUREN deb Gemeenten WOUDENBERG en L E U S D E N\
Gezien eene missive van Heeren Gedeputeerde Stalen der provincie Utrecht, in dato 31
Januarjj 1829 No. 24, aangaande de onregelmatige grensscheiding tusschcn beide genoem
de Gemeentendewelke met de aangenomen beginselen voor de Kadastrale delimilatie niet
kan bljjven bestaan.
Gezien derzelver resolutie daaromtrent genomen op den 26 October 1829, houdende
voorstelling aan Heeren Gedeputeerde Stalen voornoemd tol eene ruiling van grondgebied,
ten einde eene geregelde grensscheiding tusschen beide Gemeenten daarleslellcii, en wel in
maniere als volgt: dat de Buurt DONKELAARsectie H. op de kaart van Leutden
aan W oudenberg zoude overgaan, en daarentegen een gedeelte van Woudenberg, sectie
A., VOSKUILEN genaamd, loopende van No. 1 toten uiet 288ói« en van No. 382 tot
en met No. 400, gelegen tusschen den djjk en eenen weg van sectie A., aan Leutden zou
de worden afgestann onder bepaling echter dat de gedeelten grondgebied, die weder
zijds worden afgestaan, respectiveiyk in de betaling van Slaperdjjks-gelden en Buurtlas
ten, zullen gerekend worden te behooren onder de Gemeenten, waarin dezelve vóór de
ruiling gelegen waren, tot Ijjd en wjjle, op gronden van billjjkbeid en wederkeerig be-
lang, in het dragen dier lasten verandering zal zjjnof kunnen worden daargesleld.
Gezien Zijner Majesleils besluit van 16 Januarjj 1830 No. 150, houdende vaststelling
van de hiervoor omschreven voorgestelde ruiling van Grondgebied tusschen de genoemde
Gemeenten
Brengen de Gemeente Besturen voornoemd ter kennisse der belanghebbenden, dat, te
rekenen van den 1 Januarjj 1833, de hierboven omschreven ruiling van grondgebied zal
worden lot stand gebragt; en dal, van dien tjjd af aan, alle aaogiflen aangaande den
burgerljjken stand, de Nationale Militie, Schullerjj en wat dies meer zjj, zullen moeten
geschieden hjj de respective Besturen der Gemeenten waartoe die gedeelten der gemeen
ten bjj ruiling zullen zjjn overgegaan.
En op dat deze ter kennisse der belanghebbenden gerake, zal dezelve worden gedrukt
en aangeplakt waar dit te doen gebruikeljjk is. Mitsgaders een exemplaar aan elk der
belanghebbenden worden uitgereikt.
Woudenberg en Leutden den 20 November 1832.
Burgemeester en Assessoren der Burgemeester en Assessoren der
Gemeente LeundenGemeente W^oudenbera
C. v. D. SCHELTUS. LAGERWEIJ Mz.
Ter ordonnantie van dezelvenTer ordonnantie van dezelve)
W. POTHOVEN, Attestor. a. KOUOYS, Attestor.
s- L S.
Te Amersfoort, by B. BLANKENBERG kn ZOON, SUds-Orukker».