218
plattelandsgemeenten. De minister kwam met een vraagstelling, die
door Gedeputeerde Staten als volgt aan Leusden werd doorgegeven:
"In verband met de berichten, die voornoemde Minister bereikten over
de plannen om te komen tot een sterk vergroot Hamersveld, meent
deze, dat het zijns inziens onjuist zou zijn, in de memorie van
toelichting bij het wetsontwerp van de vroegere instemming van de
raden met de samenvoeging melding te maken, wanneer niet bekend is,
of de raden, in het licht van een tot nu toe voorziene (geprojecteer
de) ontwikkeling van een deel van het gemeentelijk territorium, in
nauwe relatie bovendien met de nabije stad hun destijds ingenomen
standpunt inzake het voorstel tot samenvoeging handhaven."
U ziet, dat ambtenaren (soms) met heel weinig zinnen heel veel
kunnen zeggen. Overigens was 's ministers gedachtengang begrijpelijk.
Kennelijk was hij op de hoogte van het ontwerp streekplan van
bureau de Ranitz; de bouwplannen in Hamersveld strookten hiermee in
geen enkel opzicht. Dit gold ook de instemming van Amersfoort. Maar
de Biza-minister wist blijkbaar niet dat Leusden ook voor Amersfoort
bouwde.
Pikant detail is, dat het plan de Ranitz werd gepresenteerd onder de
naam "Groot Amersfoort". Deze naam alleen al was voor Leusden aanlei
ding het plan zonder openbare discussie te verwerpen. Ook andere
regio-gemeenten lieten het plan een zachte dood sterven. Er was een
dure les geleerd. (De Ranitz handelde in opdracht der regio-gemeen
ten.
Voor burgemeester Buining was het bovenste aanleiding om de Raden
in spoedvergadering bijeen te roepen op A september 1967. Hij deelde
mede, "dat Gedeputeerde Staten hebben bericht te mogen aannemen
dat de Raden van Leusden en Stoutenburg bij de bepaling van hun
standpunt in juni 1966 -t.a.v. de voorgestelde samenvoeging- de
te verwachten veranderingen in het gebied ten zuiden van Amersfoort
hebben laten meespreken."
Voorts: "Teneinde evenwel te voorkomen, dat de nadere behandeling
van het voorstel tot samenvoeging van Leusden en Stoutenburg al te
lange tijd zou worden opgeschort, geven Gedeputeerde Staten het
college van burgemeester en wethouders in overweging de raad de
vraag omtrent de handhaving van het éénmaal ingenomen standpunt
t.a.v. de onderwerpelijke samenvoeging voor te leggen."
219
Met weinig woorden bevestigde de Raad, dat hij bij de bepaling van
zijn standpunt in juni 1966 volkomen met de voorziene ontwikkeling
van het agglomeraat Amersfoort (begrip uit "Groot Amersfoort") be
kend was. Slechts de benoeming van een burgemeester der nieuw te
vormen gemeente leverde enige discussie op. Terzake diende de heer
van Maanen met steun van de heer Mandemaker een voorstel in om de
Minister van Binnenlandse Zaken te verzoeken, in dit byzondere ge
val van samenvoeging t.z.t. - alvorens tot benoeming van een
burgemeester over te gaan - de fractievoorzitters uit de Raad te
horen. Dit voorstel werd zonder hoofdelijke stemming aanvaard.
Tenslotte sprak de Raad unaniem als zijn mening uit, dat "spoedige
samenvoeging een dringende eis is, gelet op de vele van groot be
lang zijnde beslissingen, welke voor een verdere ontwikkeling op
korte termijn genomen moeten worden, en het feit dat de nieuwe
burgemeester daarbij zo vroeg mogelijk moet worden ingeschakeld."
Later op de avond van 4 september '67 kwam ook de raad van Stouten
burg in spoedvergadering bijeen. Na de inleiding van de voorzitter
verklaarde de heer van Schothorst, dat hij destijds inderdaad van
de geprojekteerde ontwikkeling kennis droeg. Dat zei ook de heer
Grotenhuis, die het in het belang van de hele gemeenschap achtte,
dat zo spoedig mogelijk één gemeente zou worden gevormd. Een nieuwe
burgemeester zou in staat moeten worden gesteld zo vroeg mogelijk
de ontwikkeling van de te vormen gemeente te kunnen volgen.
De heer Ossendrijver pleitte voor het horen van de wethouders bij
de te verwachten burgemeestersbenoeming. Voor deze wens bestond
bij de voorzitter begrip. Hij wees er echter op, dat men ten deze
vertrouwen in de Minister en de Commissaris der Koningin moet hebben.
De heer Kleinveld zag liever, dat in plaats van de wethouders de
fractievoorzitters zouden worden gehoord. Alle leden stemden hiermee
in. Zonder hoofdelijke stemming werd besloten van de raaduitspraken
"mededeling aan de hogere autoriteiten te doen."
Na de duidelijke uitspraken over de komende samenvoeging was de weg
vrijgemaakt voor parlementaire behandeling van het wetsvoorstel.
Deze blijkt uit de Handelingen als volgt: