de methode de lijkjesmethode 246 De familie Cohen was inmiddels vertrokken naar de Achterhoek, maar in het kleine huisje aan de Heiligenbergerweg, 'de Mijlpaal' geheten, woonden voortdurend 3 vaste joodse onderduikers; van tijd tot tijd was het er veel voller. In het inleidende gedeelte over de TD-groep kwam reeds ter sprake, dat Hendriks in Leusden administratieve methoden leerde kennen. Hendriks was betonconstructeur in Amersfoort, maar hij nam in 1941 ontslag om niet voor de Duitsers te hoeven werken. Het jaar daarop werkte hij nog kort bij het ministerie van Financiën, maar ook hier ging hij weg, om zich nu full-time te kunnen inzetten voor het verzet. Naarmate hij over tuigder raakte van de goede werking van het systeem van het administratieve verzet, bouwde hij zijn netwerk uit. Meer dan 400 gemeentesecretarieën in het hele land werden benaderd om de methode door te geven hoe onderduikers konden worden voorzien van een nieuwe, tweede, distributiestamkaart. Het systeem bleek inderdaad in de praktijk goed te werken, zelfs in zeer kritieke situa ties. In het najaar van 1943 was Harry Theeboom bij een inval gearresteerd. Maar 'onze' Frans Jan Berkenbosch wist in Westerbork de Duitsers ervan te over tuigen, dat hij geen jood was, en kon vervolgens met een ariërverklaring van de Sicherheitsdienst vertrekken. Er zijn meer voorbeelden waaruit de bruikbaarheid van het systeem blijkt: - 'Werner Cohn', een Duitse jood, werkte vanaf februari 1944 tot het einde van de oorlog in Leende als controleur van de Crisis Controle Dienst. - 'Eefje Hasselaar' haalde een baby uit een door de S.D. bezet huis, moest haar persoonsbewijs afstaan, maar ging een paar dagen later naar de S.D. in Utrecht, om het terug te vragen. Natuurlijk rijst de vraag hoe de uitgifte van al deze extra persoonsbewijzen voor de onderduikers administratief te verantwoorden was. Het gebruik van een paar extra persoonsbewijzen is immers wel aannemelijk te maken met verschrijvingen, of andere ongelukjes. Maar daarmee kun je geen grote aantallen persoonsbewijzen vrijmaken, zeker niet in een gemeente als Leusden, met toen slechts een paar duizend inwoners. Om nu toch aan persoonsbewijzen te komen werd een truc bedacht. Het was gebruik, dat bij de geboorte aan iedereen een stamkaart werd uitgereikt. Deze was bestemd voor de uitgifte van bonkaarten voor levensmiddelen, textiel en schoeisel. 247 Bij de invoering van het persoonsbewijs door de Duitsers was verordend, dat iedereen vanaf 15 jaar met zijn persoonsbewijs op zak moest lopen. Voortaan werden foto, vingerafdruk en handtekening, die op het persoonsbewijs voorkwamen, ook in Den Haag in het OPB-register (ontvangstbewijs-persoonsbewijzen), bewaard. De vondst was nu om meer aanvragen voor persoonsbewijzen naar Den Haag te zenden, dan er kinderen 15 jaar waren geworden. Dat betekende wel, dat er een willekeurige foto en zomaar een vingerafdruk met verzonnen naam en handtekening moest worden meegestuurd. De foto's werden aangeleverd door een fotograaf uit Amersfoort, die een kennis was van één van de ambtenaren in Leusden. Wanneer hij van ongeveer vijftienjarigen een foto maakte, drukte hij wat extra kiekjes af. In het bevolkingsregister van Leusden kwam dus voor elke verzonnen naam met wille keurige foto een blanco persoonsbewijs vrij. Hierop werden dan de persoonsgegevens ingevuld van een onderduiker, die met zijn eigen foto, vingerafdruk en handtekening een 'dubbelganger' van een echte persoon was geworden. De onderduiker had nu een echt persoonsbewijs, maar wel met een vervalste identi teit. Nu hoefde alleen nog maar een persoonskaart met deze vervalste identiteit in het bevolkingsregister van zijn woonplaats te worden gestopt, en alles klopte. Uiteraard was de hulp van een ambtenaar nodig om de persoonskaart toe te voegen, en op deze wijze groeide het netwerk van medewerkers. We zagen al dat dit systeem in Leusden werd ontwikkeld, terwijl Amersfoort ervoor zorgde dat een netwerk werd opgebouwd en het systeem werd verspreid. Dit netwerk was gebaseerd op zelfstandige units, die onafhankelijk van elkaar werkten, zonder elkaar te kennen. Zogenaamde 'reizende ambassadeurs' zorgden voor mondelinge overdracht van kennis en gaven op die manier ook ruggesteun. Toen ook ambtenaren uit grotere plaatsen meewerkten, konden er steeds meer blanco persoonsbewijzen voor onder duikers worden vrijgemaakt. Het gebruik van de personalia van een dubbelganger mocht dan in het algemeen goed werken, zonder risico's was het niet. Zo vertelde één van de sprekers nog bij de uitreiking van de Yad Vashem Onderscheiding, hoe 'Cornelis van Rootselaar' in het militair hospitaal te Amersfoort uit een narcose ontwaakte, en toen ontdekte, dat in het bed naast hem zijn naamgenoot lag. Zulke riskante momenten zouden zeker ook ontstaan, wanneer het centraal bevolkingsregister in Den Haag, waar het O.P B.-register werd bijgehouden, strakke

Historische kranten - Archief Eemland

Historische Kring Leusden | 1994 | | pagina 7