5. De veranderingen rond 1615.
6. De Kopermolens.
262
AM^XEPAI'PBKHtOtll 1» Dl IS. EE 17, BEU»
gelegen. De oostgrens tenslotte zal door het grondgebied van de erven de Emelaar
en Groot Daatselaar bepaald zijn geweest (3). Het oostelijk deel van de Meent werd
de Agte Meent genoemd en werd door de Haarbeek doorsneden.
Een document uit 1614 (S 113) vertelt over maatregelen die dat jaar al in Stoutenburg
zijn genomen en somt vervolgens de werkzaamheden op die nog moeten gebeuren.
Men heeft een weg met aan weerskanten een wegsloot over de Meent aangelegd,
welke sloten het water van de Meent vlot op de beken afvoeren 'sulx dat dese
Gemeente de Meent) die veeltijts met water placht te staen, nu somtijtd droog-
loopt' Men is nog veel meer van plan: 'daer doen graeven Weteringen, Slooten,
Groppelen, ende all daert tot loosinge vant Waeter van noode sijnde, ende oock doen
maecken sulke Weegen ende Caden alse verstaen sullen tot Uitwege te behooren'.
Nadere details worden nauwelijks verstrekt. Schouwbrieven en wat losse brieven en
notities uit het plaatselijke archief moeten het beeld aanvullen. De eerste schouwbrief
verschijnt al in 1616 (4). Deze wordt rond 1760 geheel vernieuwd (S 108). Het plaatse
lijke archief bevat twee verklaringen van verschillende ingezetenen betreffende de
onderhoudsplicht, welke verklaringen rond 1651 op verzoek van de toenmalige heer
263
van Stoutenburg, jonker Jacob de Bije, werden afgelegd (S 153). Op basis van deze
documenten kan een globaal beeld van enkele veranderingen rond 1615 worden
geschetst (afb.2):
1De weg over de Meent, met de wegsloten die op de beken afwaterden, was een
deel van wat later de Hessenweg werd genoemd. Het nieuwe tracé liep globaal van
De Gort tot aan Orkanje. Er liep van oudsher al een weg van De Gort in noordelijke
richting naar de Hogeweg. Vanaf Orkanje zal denkelijk een karrespoor in de
richting van Barneveld hebben gelopen. Het nieuwe weggedeelte maakte
doorgaand verkeer mogelijk, waarvan de Hessen met hun zware wagens gingen
profiteren. Op het laagste punt van de weg bleef een drassige plek die het Kwade
Gat kwam te heten.
2. Vanaf Snijerskamp werd in noordelijke richting een dijkje aangelegd dat op de dijk
van de Haarbeek aansloot. Het moest het water, dat vanaf Emelaar over de
Achtermeent kwam, naar deze beek voeren, welke beek op zijn beurt op de
Flierbeek afwaterde. Dat dijkje is er nog steeds en begint direkt naast Orkanje op
de Hessenweg. Het staat plaatselijk als de Schotsedijk bekend.
3. Er werd een afwateringssloot in westelijke richting gegraven. Deze sloot begon
nabij De Ruif, liep achter De Gort langs en langs de noordgrens van de
Stadskampen tot in de Flierbeek.
De tekst van het document uit 1614 somt nog vele andere werkzaamheden op.
De betreffende 'Weteringen, Slooten, Groppelen, Weegen en Caden' zijn echter op
basis van de schouwbrieven niet met zekerheid te achterhalen. De afwateringssloot
van het erf Klein Stoutenburg, die evenmin in de schouwbrieven wordt genoemd,
vraagt echter onze speciale aandacht. Deze sloot komt voor op een kaart uit 1634 (5),
waaraan bijgaand schematisch detailkaartje is ontleend (afb.3). De sloot liep eerst
noordwaarts naar de Flierbeek en ging dan, via een heul koker of duiker), door de
beek om daarna de beek over een paar honderd meter in westelijke richting te
volgen, waarna de sloot alsnog in de beek uitkwam. Deze aanleg had zo zijn reden.
De Flierbeek kende destijds een fors verval en het water in de beek stond bij punt A
(de heul) te hoog om een ongestoorde afwatering mogelijk te maken. Bij punt B was
het waterpeil in de beek voldoende laag om de sloot zonder veel problemen in de
beek te leiden.
Van dat sterke verval in de beek heeft men geprofiteerd door waterradmolens langs
de beek te bouwen. Over twee van deze molens, de zogenaamde Kopermolens, heb
ik al eerder geschreven (6). Gerard Thins uit Amersfoort heeft deze molens rond 1638