7. Ruzie tussen Heren.
8. Een lijst uit 1665.
9. De nieuwbouw na 1665.
ingericht voor de koperslagerij. De ene molen stond onder Emelaar en de andere op
het punt waar nu de Hessenweg de beek kruist, 500 meter noordwestelijk van de
dorpskern Stoutenburg. Bij deze laatste molen werd een knap huis gebouwd.
De boeren klaagden terecht over de molens, want terwille van een continue bedrijfs
voering van deze molens werd direkt stroomopwaarts ervan het peil in de beek kunst
matig opgevoerd. Dat belemmerde de vlotte afwatering van de vroegere Meent: '...dat
altijt bij de selve bruijckers (grondgebruikers) de sloot is onderhouden geweest, tot dat
de Coopermolen op Honthorst geset was, hebben dan de sloot haer niet ofte weynigh
bemoeyt te graven, als haer geen verlichtinge kosten geven' (S 153).
De verdeelsleutel van de Meentgronden is niet bewaard gebleven (7). We lezen in een
getuigenverklaring uit ca. 1650 dat het daarvoor tot een 'deijlinge' van de Meent was
gekomen (S 153) en daar blijft het zo'n beetje bij. Een ruzie tussen Jacob de Bije,
Heer van Stoutenburg enerzijds en mr. Gijsbert van Dompselaar anderzijds verschaft
ons nog wat zijdelingse informatie. Mr. Gijsbert woonde op slot Emelaar en was geen
kleine jongen.
In 1652 stuurt de Heer van Stoutenburg zijn schout Johan Francken op hem af met
het dringende verzoek zijn handen af te trekken van een zeker stukje Meentgrond
(S 154) Ook is er een geschil over de Haarbeek. Tevens blijken de Heren plaggen op
elkanders land te laten steken: 'hebben wijders den voorzeide Dompselaer
affgevraagt, off hij inde Agte meent van de Heer van Stoutenburg voornoemt hadden
doen plaggen maaijen, die ons (schout Francken) daer op gaff voor antwoort, dat hij
sulx hadde laeten doen, daer bij doende hy heeft mijn Lant doen plaggen, ick doe het
zijne wederom plaggen'.
Deze vermakelijke ruzie leert ons dat de eigendommen van beide Heren aan elkaar
hebben gegrensd en dat het gebied van de Heer van Stoutenburg zich tot in de
Agtemeent en tot aan de Haarbeek heeft uitgestrekt. Dat maakt de verdeelsleutel
raadselachtig, want er kan voor de andere geërfden maar weinig zijn overgebleven.
In 1665 heeft men een lijst opgesteld van weerbare mannen tussen 18 en 60 jaar (S
130). Men heeft een rondgang door het gerecht gemaakt, te beginnen bij de Koper
molen aan de Hessenweg en dan met de wijzers van de klok mee, eerst richting
Achteveld en dan langs de zuidkant van Stoutenburg tot Echdam 't Scham). Deze
lijst laat nog maar weinig nieuwe woningen zien. Op De Pijpenkamp is een huisje
gezet. Er wordt een keuter bij Hoolhorst genoemd en tussen Oldenrijs en De Muijs is
265
sprake van 'De Geer', een naam die ik alleen hier ben tegengekomen. De kleermaker
Oth Peterz woont eveneens nabij De Muijs. Dat moet welhaast zeker in het latere
Orkanje zijn geweest. De naam Snijerskamp herinnert aan zijn stiel. Oth zelf is een
'pauper' en zijn buurman 'Aert Coops in de Muijs is Debilis en pauper'. Het was daar
geen vetpot. Ook tegenover De Gort staat dan een huisje. De lijst wordt afgesloten
met Jan Veens Hofte, waarschijnlijk in het westen van Stoutenburg en weer zo'n naam
die later nergens terugkomt. De lijst behoeft niet compleet te zijn.
Het is mogelijk dat een of meer door weduwen e.d. bewoonde huisjes destijds bewust
zijn overgeslagen.
De Hessenweg trok steeds meer verkeer aan. Amsterdam ontwikkelde zich in ras
tempo tot een wereldhaven. De toenmalige internationale vrachtrijders, de Hessen,
wisten de nieuwe route op waarde te schatten en maakten er een gretig gebruik van.
Halverwege het Musschendorp en Achterveld verrees in 1678 (8) een pleisterplaats
met tapstede, die als De Ruyter bekend is geworden. Dit werd een tegenhanger van
de meer westelijk gelegen tapstede De Gort. Er verschijnen tot het einde van de 18e
eeuw een aantal nieuwe huisjes. Een uitzetting van de Consumtiegelden (zonder letter
p) verschaft ons de naam van de meeste woningen uit die tijd, in combinatie met de
naam van de hoofdbewoner, zijn gezinsgrootte - met inbegrip van de inwonende
knechten en meiden - en zijn beroep (S 58). Die Consumtiegelden waren een
belasting op levensmiddelen en enkele verbruiksartikelen, zoals zeep en turf.
We komen in genoemde uitzetting o.m. de volgende nieuwe namen tegen:
De Spaarpot, 't Buikhuisje, De Vuylboom, Den Doelen en De Nieuwe Keerom. Op de
Beekercamp en de Elsbosch woonden daghuurders. Langs de Zwarteweg (9), in het
westelijke part van het verdwenen erf Ter Beek, werd eveneens gebouwd.
Hier verrezen de tapstede De Mossel en Het Houten Huisje en - op korte afstand van
de weg - De Driftakker. Inwoning was er ook. We tellen twee kostgangers en komen
een achttal keren de uit- drukking 'in de Kamer' tegen, wat op onderverhuur moet
hebben geslagen. De daghuurder Peter Barendsen woonde in de schuur op Emelaar.
Dat kwam in Leusden wel meer voor, mede uit het oogpunt van bewaking en dan
betrof het vooral de tabaksschuren.
Het aantal boerderijen was sinds de middeleeuwen vrijwel constant gebleven.
Het beroep van boer of - bij een weduwe - van boerin komt in de uitzetting 28 keer
voor. Het merendeel van de bewoners van de nieuwbouw was daghuurder,
daggelder dus, met vaak een klein eigen bedrijfje. Een aantal van die bedrijfjes