Betalingen met de derde garve in Leusden en Stoutenburg kolonisten de moerassen ontgonnen hebben. Dal die kolonisten van ver kwamen, misschien wel uit de El/as, is niet uitgesloten. Misschien hebben /.ij de Modderbeek haar naam gege ven. Lapeers In Omtrent Asschat verzucht Jan Verduin: "De herkomst van de naam Lapeers blijft helaas in nevelen gehuld." Een kleine etymologische ingreep kan die nevelen laten verdwijnen. Een d tussen twee klinkers heeft in het Nederlands een erg wankel bestaan. In de spreektaal klinkt de volgende zin heel gewoon: "We reën (i.p.v. reden) naar de ijs baan, omdat we nu eenmaal van glijen (i.p.v. glijden) houen (i.p.v. houden)." Een d tussen twee e's, dus in de ede- formatie, kan in het Nederlands zomaar verdwijnen. Overbekend zijn de volgende gevallen: veer uit veder (on)ivcrr uit (on)weder weer (terug) uit weder en leer uit leder. Deze er/e-formaties zijn weer door oudere vormen voorafgegaan.Veder uit fedara, (on)weder uit (on)wedar, weder (terug) uit widar en leder uit ledar of lidar. Deze gegevens zijn ontleend aan een etymologisch woordenboek. (11) Nu zal ik eens diezelfde etymologische ingre pen op de naam Lapeers toepassen: lapeers uit lapeders, lapeders uit lapidars. Het stramien van lapidars blijkt dan wonderwel te passen op het stramien van het Latijnse woord lapidjrius. In het Latijn lag de klemtoon op de tweede a, in de Germaanse talen wordt de klemtoon meer voorin een woord gelegd, zodat het verlies van de uitgang -ius heel nor maal is. Lapidarius betekent: van steendit Latijnse woord is een afleiding van lapis, dat steen betekent. Lapeers betekent dus "van steen". Dit gegeven kan wel iets vertellen over deze boerderij. Vroeger was het heel bijzonder dat een huis of boerderij uit stenen was opgetrokken. Dat getuigde van een zekere rijkdom. Tot de Gelderse gemeente Voorst behoort de plaats Steenenkamer. Ik zal uit Nederlandse plaats namen citeren: "Steenenkamer was de aandui ding voor menig kasteel, erf of huis. Het was vaak de herenkamer die aan een boerderij was gebouwd. Zo wordt te Eist in een stuk van 1442 een huys en hofstede met een steene earner vermeld." In De Bilt kan je wandelen in de straat met de naam Steenen Camer en in Putten ligt de Stenenkamerweg. Latijn in Asschat? Waarom niet? Wat moeten de Zaankanters doen met hun kappetoris en kappetorie (in het Nederlands: een kaft van b.v. een boek), woorden die alle drie ontleend zijn aan het Latijnse coopertorium (bedeksel, wat iets bedekt)? Nou, gewoon hebben en gebruiken. Noten: 1. Omtrent Asschat, uitgegeven in eigen beheer, augustus 1997. (p. 5 en 6) 2. Berkel, G. van en K. Samplonius, Nederlandse plaatsnamen. De herkomst en betekenis van onze plaatsnamen, le druk, Utrecht 1995. 3. als noot 2 4. Verdam, J., Middelnederlandse!! Handwoordenboek, 's-Gravenhage 1961. 5. De Grote Bosatlas, 48e druk, Groningen 1976. 6. Hengel, C. van der. Bijdragen tot de geschiedenis van Leusden tot 1811. (p. 25) 7. Grote Winkler Prins Encyclopedie. 9e druk, Amsterdam 1990. 8. Geschiedenis van de provincie Utrecht, Utrecht 1997. (p. 134) 9. als noot 8 (p. 166) 10.Bemmel, A. van, Beschryving van de stad Amersfoort, Utrecht 1760. (p. 473-565) 11.Wijk, N. van, Franck's Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche taal, 's-Gravenhage 1949. 1. Inleiding De Derde Garve was in de middeleeuwen een vroege vorm van pacht. Het blijkt mogelijk een groot aantal erven te achterhalen die op deze manier hebben betaald. Ik spreek liever van erven dan van boerderijen of hoeven en versta onder een erf het onroerend goed van een boerenbedrijf, met inbegrip van aanspraken of waardelen op gemeenschappelijke landerijen. Het begrip hoeve heeft ongeveer dezelfde inhoud, maar werd ook als oppervlaktemaat van meestal 16 morgens gebruikt en kan zo verwarring schep pen. In een boerderij zie ik teveel een tijdelijk bouwwerk. Het is vaak moeilijk te zeggen of we in de middeleeuwen van pacht of van belasting moeten spreken. Het neutrale woord 'afdrach ten' lijkt soms beter op zijn plaats. We laten daarmee in het midden of we daarmee belas tingen of pachten bedoelen, al of niet in geld of in natura. Ook het woord 'pachter' kan in de middeleeuwse context verwarring scheppen wanneer men stelt dat een pachter niet horig kon zijn. Misschien is het beter ook dit dilem ma te omzeilen en kortweg het woord boer te gebruiken. Het is mogelijk op basis van de afdrachten met de Derde Garve enige voorzichtige uit spraken te doen over het inkomen van de hori ge boeren in Leusden en Stoutenburg. Daarnaast geven afdrachten in de vorm van de Derde Garve informatie over de ouderdom van de betreffende erven. Zij stammen waar schijnlijk uit het tijdvak van vóór de collectie ve ontginningen. 2. De Derde Garve De Derde Garve was volgens Slicher van Bath een deelpacht waarbij de boer 1 /3e van de oogst moest afstaan nadat de Tienden daarvan waren afgetrokken 1De Tienden - van oor sprong een kerkelijke belasting die vaak in handen van wereldlijke derden was overge gaan - maakten meestal 10 van de oogst uit en waren in onze omgeving tot in de 19e eeuw zeer gebruikelijk (2). Land, dat niet met Tienden was belast, werd tiendvrij genoemd en vormde een duidelijke uitzondering. Om kort te gaan: de Derde Garve vormde gewoon lijk 30 van de graanoogst. De boer hield zo, na de afdrachten van de Tienden en de Derde Garve, nog 60 van de graanoogst over. Daar moest hij het zaaigraan voor de volgende oogst nog van reserveren. Belastingregisters uit 1536 (3) laten zien dat een aantal erven in Leusden en Stoutenhurg in voorafgaande jaren zowel met de Derde Garve als met een aanvullend geldbedrag hadden betaald. Dat maakte me meteen al nieuwsgierig want deze erven betaalden met dat aanvullend geldbedrag duidelijk méér dan de Derde Garve. Ik noem eerst de betreffende erven: Leusden: Grootveld, Ooievaarshorst, vijf verdwenen erven in de noordpunt van Leusden (4). Leusbroek: - Hamersveld: Hamersveld. Asschat: Snorrenhoef: Groot Sandbrink. Donkelaar: - Stoutenburg: Ommerens Daatzelaar en De Eng.

Historische kranten - Archief Eemland

Historische Kring Leusden | 1998 | | pagina 12