266 267 HISTORISCHE KR/fy Het berekenen van de waarde van de Derde Garve in stuivers bleek in negen van de tien gevallen een fluitje van een cent te zijn. Een voorbeeld: het erf Hamersveld (5). Hamersveld betaalde in 1536 met 26 guldens van 24 stuivers 624 stuivers) en de Derde Garve. De totale belastingafdracht bedroeg 1560 stuivers. De waarde van de Derde Garve komt in dit geval overeen met een bedrag van 1560 - 624 936 stuivers. Dat is precies 3/5e deel of 60 van de totale belastingafdracht. De overige 40 werd door het aanvullende geldbedrag gevormd. Ik kon het sommetje ook voor negen van de tien andere gevallen maken (6) en vond tot mijn verbazing steeds dezelfde verhouding. Telkens vertegenwoordigde de Derde Garve het 3/5e deel van de totale afdracht in 1536. Het restant of het 2/5e deel werd in geld betaald. Dat kon geen toeval zijn. Het bete kende echter ook dat de boer in dat jaar totaal 60 van zijn oogst moest afdragen: 30 in de vorm van de Derde Garve en 20 in de vorm van geld, met daarbij nog eens de 10 van de Tienden. Aan die Tienden zal niet zijn getornd want die bleven tot diep in de 19e eeuw gehandhaafd. De boer hield dus maar 40 over, waarvan hij nog het zaaigraan voor de volgende oogst moest reserveren. Met andere woorden: de horige boeren in onze omgeving werden tot aan het einde van de middeleeuwen eng krap gehouden. 3. Een variatie op de Derde Garve We lezen in 1536 - naast de betalingen met de Derde Garve - ook over 14 erven die hun pacht betaalden in grote hoeveelheden graan, met daarnaast een fors bedrag in geld. Het aantal graansoorten kon daarbij tot vier oplo pen: rogge, boekweit, haver en, als hoge uit zondering, ook nog wat tarwe. De nieuwko AFDRACHTEN MET DE DERDE GARVE INSTOUTENBURG 1. Groot Middelaar 2. Klein Middelaar 3. Groot Emelaar 4. Oud Emelaar 5. Klein Emelaar 6. Achteveld 7. Groot Daatzelaar 8. Ommerens Daatzelaar 9. Vendeloo's Daatzelaar 10. De Eng mer boekweit werd tot het graan gerekend en was zijn opmars pas na het jaar 1400 begon nen (7). Eerst een voorbeeld: - het erf Groot Daatzelaar onder Stoutenburg. Dat betaalde in 1536 met 20 Philips guldens (van 25 stuivers), 13 mudden rogge van 39 stuivers het mud, 14 mudden haver van 15 stuivers het mud en 4 mudden boekweit van 22 stuivers het mud. Het totaal bedrag sloot op 31 oudschildstukken van 42 stuivers en nog eens 3 stuivers. De graanprij zen werden genoemd en golden uiteraard alleen voor het jaar 1536. Daarvoor en daarna zullen zij anders hebben gelegen. De klerk heeft bij zijn berekeningen in 1536 géén fout gemaakt; het eindbedrag blijkt pre cies te kloppen. De vaste verhouding van 60 in graan en 40 in geld is echter zoek. Ik kom op krap 62 in graan en ruim 38 in geld. Dat hoeft ons niet te verwonderen. Immers, de hoeveelheden graan zullen vóór 1536 zijn vastgesteld, waarschijnlijk in de periode tussen 1496 en 1521, toen de genoem de Philips gulden in zwang was. Het ziet er naar uit dat men ergens tussen de jaren 1496 en 1521 de hoeveelheden graan heeft 'bevro ren' en dat we wel degelijk met een andere vorm van de Derde Garve te maken hebben. Hier volgen de namen van de erven die in 1536 met een geldbedrag en met grote hoe veelheden graan hebben betaald: Leusden: Leusbroek: Groot Sandbrink; Hamersveld: Rossenberg de oude Rosmolen); Het Erf naast de Zuidwind (nu bekend als Groot Bruinhorst); De Zuidwind. Asschat: Snorrenhoef: Grote Riet; Droffelaar. Donkelaar: - Stoutenburg: Groot Daatzelaar; Vendeloo's Daatzelaar; Groot Emelaar; Klein Emelaar; Oud Emelaar; Groot Middelaar; Klein Middelaar; Achteveld. Als we deze namen bekijken, lijdt het geen twijfel meer dat we ook hier met de Derde Garve van doen hebben. De namen sluiten naadloos aan bij die uit de vorige paragraaf. Het is nu een koud kunstje de totale graanop brengst van elk van de zojuist genoemde erven te berekenen. We mogen de Tienden daarbij niet vergeten en moeten de in de 1536 vermel de hoeveelheden graan met 10/3e vermenig vuldigen. We vinden dan de totale graanop brengst in het jaar van 'bevriezing'. Ik geef in een bijlage de produktie van deze veertien erven en merk op dat er verrassend veel haver werd verbouwd. 4. Een nieuw criterium voor de indeling van de middeleeuwse erven? De gevonden erven hebben althans één ken merk gemeen: zij hebben met de Derde Garve betaald. Bij nadere beschouwing lijken ze nog een tweede gemeenschappelijke eigenschap te bezitten: Ze stammen waarschijnlijk uit het tijdvak van vóór de collectieve ontginningen. (Ik moet hierbij een uitzondering maken voor de afsplitsingen van de oorspronkelijke erven Daatzelaar, Emelaar en Middelaar. Deze afsplitsingen kunnen zich na de collectieve ontginningen hebben voltrokken. Onder de collectieve ontginningen versta ik de ontgin ningen in Hamersveld, Leusbroek en Asschat, waarbij gemeenschappelijke voorzieningen in de vorm van dijken, wegen en sloten tot stand zijn gekomen. Voorlopige datering van deze ontginningen: Hamersveld en Asschat kort na 1133, Leusbroek denkelijk pas na 1200). Bovengenoemd criterium lijkt niet te kloppen voor het erf Groot Santbrink in de

Historische kranten - Archief Eemland

Historische Kring Leusden | 1998 | | pagina 13