248 249 HISTORISCHE KR/V Aan de overdracht hing een prijskaartje. Karei V had een bedrag van 80.000 gulden bedon gen. Over de wijze waarop dit bedrag opge bracht moest worden, zouden de Staten van Utrecht nog jarenlang bakkeleien, totdat de regentes Maria van Hongarije in 1539 een besluit forceerde. Ook op andere terreinen maakte Karei V zijn aanwezigheid voelbaar: nieuwe instellingen werden gecreëerd, waarvan het Hof van Utrecht de belangrijkste was; bestaande instel lingen, variërend van stadsbestuur tot gilden en parochiekerken, werden doorgelicht. Voor al deze instituties werden de regels waar nodig bijgesteld. De stad Utrecht had de reputatie een roerige stad te zijn. Niet in het laatst omdat de gilden een actief aandeel hadden in de samenstelling van het stadsbestuur en in de burgerwacht een instrument hadden waarmee zij hun eisen kracht konden bijzetten. Alle politieke functies werden de gilden ontnomen. Voortaan werd het stadsbestuur door de keizer benoemd. De burgerwacht werd opgeheven. Eind 1529 was de dwangburcht Vredenburg gebruiksklaar. Ook de Staten van Utrecht bon den aan invloed in: voortaan mochten zij niet meer op eigen initiatief vergaderen, maar wer den zij daartoe uitgenodigd door de president van het Hof van Utrecht, die de agenda had vastgesteld. Dagelijks werd de Utrechtse bevolking met de nieuwe landsheer geconfronteerd: aan alle openbare gebouwen tot de waterput op de Neude toe liet de keizer zijn wapen aanbren gen. In veel kerken en kloosters vertoonde een gebrandschilderd raam zijn beeltenis en wapen. Symbolen van het oude Utrecht wer den ongedaan gemaakt: St.Maarten, de patroonheilige van de stad Utrecht, werd uit het stadswapen en het stadszegel geschrapt; de beelden van de bisschoppen voor het stadhuis werden verwijderd. Al deze maatregelen grepen gevoelig in de bestaande orde in. Toch kan niet zondermeer van een inbreuk op de traditie worden gespro ken: al had Karei V de contouren van zijn bewind scherp aangegeven en geen sector van de georganiseerde samenleving aan zijn aan dacht laten ontsnappen, zijn greep was niet zo klemmend als bovenstaande maatregelen doen vermoeden. Zijn landsheerlijke macht had hij met strijd en diplomatieke manoeuvres afge dwongen en voor het verwerven van daadwer kelijk gezag was hij dan ook in hoge mate afhankelijk van medewerking ter plaatse, vooral van die mensen en organen die tot dan toe het beleid hadden bepaald. Financiële politiek (1528-1566) Het beleid van Karei V was in het Sticht gericht op een sanering van de financiën: de factiestrijd die in de decennia voor zijn bewind herhaaldelijk op een gewapend conflict was uitgelopen, had de staatshuishouding danig ontwricht. Belastingheffing leek de enige uit weg. Hiervoor had Karei V de medewerking nodig van de Staten van Utrecht. Immers bij zijn inhuldiging als landsheer had Karei V bij monde van zijn stadhouder bevestigd dat hij de bestaande privileges en rechtspraktijken in ere zou laten. Hiertoe behoorde de Stichtse Landsbrief van 1375, waarin was bepaald dat de landsheer geen belastingen kon heffen zon der toestemming van de Staten van Utrecht. De Staten hebben van dit recht optimaal gebruik gemaakt. Voortdurend is er een afwe gen van het Stichts belang, het belang van elke staat afzonderlijk, en de belangen van de indi viduele leden binnen een staat. Deze instelling leidde ertoe dat de Staten van Utrecht tussen 1550 en 1568 systematisch alle belastingvoor stellen uit Brussel getraineerd hebben. Dit werd zo routineus gedaan, dat Brussel grote concessies moest doen om de Stichtse toe stemming zeker te stellen. De Staten hebben volledig uitgebuit dat Brussel afhankelijk was van de toestemming van alle 17 gewesten om een belasting in werking te kunnen stellen. Het Sticht ging altijd als laatste gewest akkoord, en heeft als enige gewest de tiende penning zelfs niet in principe geaccepteerd. De conces sies die de Staten wisten af te dwingen, had den betrekking op de hoogte van de belas tingsom (altijd lager dan Brussel wenste), het aantal jaren waarbinnen dit bedrag opgebracht moest worden (altijd meer dan Brussel wens te), en concessies ten gunste van afzonderlijke staten. Met name de ridderschap heeft profijt uit de situatie weten te trekken. Oppositie De Staten van Utrecht boden het Habsburgs bestuur weerstand binnen de speelruimte die hun formeel gegeven was. Ook klachten over het optreden van het Hof van Utrecht en van de Utrechtse schout die een functionaris van Karei V was bereikten langs officiële kanalen Brussel en Den Haag. Wie geen stem had, nam zijn toevlucht tot ongeoorloofde middelen. Op het platteland heeft menig buurschap gewei gerd belasting te betalen en werden belasting- inners en deurwaarders gemolesteerd. Via gerechtelijke vonnissen werd dit verzet gebro ken. Er was dus wel degelijk sprake van smeu lend ongenoegen tegen de nieuwe landsheer. De zegeningen van zijn bestuur zullen echter niet onopgemerkt gebleven zijn: na 1528 ont ving Gelre vanuit het Sticht nauwelijks meer steun in zijn verzet tegen Habsburgse over heersing. Religie Was religie in de zestiende eeuw een middel om politieke onvrede uit te drukken? Voor het Sticht moet zeer nadrukkelijk gesteld worden dat dit tot 1566, het jaar van de beeldenstorm, niet het geval was. De doperse beweging heeft in het Sticht nauwelijks aanhang gekregen. Dit is des te opmerkelijker, daar net over de grens van het toenmalige Sticht, in IJsselstein en Benschop, een aanzienlijk contingent herdoop ten woonde. Deze observatie wil overigens niet zeggen dat de vroege reformatie het Sticht voorbij is gegaan. Integendeel. In de bisschopsstad met zijn vele geestelijken en ontwikkelde leken vonden hervormingsgedachten van meetafaan een willig gehoor. De secretaris van de Utrechtse bisschop las al in 1518 geschriften van Luther en reeds in 1522 moest een priester Luthers getinte denkbeelden herroepen die hij gepredikt had. Het dissidente gedachtengoed bevatte huma nistische elementen: de bijbel werd centraal gesteld, en er was een kritisch oog voor men selijke instellingen binnen het kerkelijke gebeuren. Daarnaast was er de roep om beke ring: de innerlijke devotie werd belangrijker geacht dan uiterlijke pracht en praal. Ook laat zich een zeker anti-clericalisme en afkeer van manipulatie door de kerk aflezen: de commu nie is broodniet het lichaam van Christus; Maria is een vrouw als andere vrouwen en geen maagdelijke moeder; het is zinloos tot heiligenbeelden te bidden: zij zijn slechts van hout of steen. Beter is het rechtstreeks zelf het woord tot God te richten. De hervormingsgedachten bereikten de Utrechtse gelovigen niet alleen via de litera tuur, maar ook vanuit de katholieke kerk zelf. In de zestiende eeuw was de Utrechtse kerk geen instrument van Rome, voor de couleur locale was genoeg ruimte. De katholieke kerk was in het zestiende-eeuwse Sticht niet uni form of statisch: onder de priesters zijn verte genwoordigers te vinden van de stromingen die toen in zwang waren: van hervormingsge zind tot traditioneel of Trentiaans. Voor de gelovige betekende dit dat hij binnen de katho lieke kerk altijd wel een een zielzorger naar zijn hart en geweten kon vinden. De conclusie kan dan ook zijn dat, al gingen de processies gewoon door, het in de katholieke kerk gistte. De broederschappen schaften in de loop van de zestiende eeuw tal van ceremoniën af. Vervolgingsbeleid Hoe reageerde de overheid op de leden van de samenleving die inzake de religie een afwij kend standpunt innamen? Van mensen die een toonaangevende positie in de samenleving innamen, priesters en leraren, maar ook van leken die tezeer van zich hadden doen spre ken, werd een dissidente opvatting niet getole reerd: zij moesten veelal de stad verlaten. Voor gewone burgers was het meestal voldoende als zij hun afwijkend standpunt herriepen en boe tedoening deden. Wie geen aanstoot gaf, werd in de regel met rust gelaten. Wie echter de samenleving ernstig dreigde te verstoren kon niet op pardon rekenen. In het Sticht is 38 keer een doodvonnis gewezen. Ten aanzien van het

Historische kranten - Archief Eemland

Historische Kring Leusden | 1998 | | pagina 4