derijen veelvuldig hebben verpacht. Deze boerderijen werden in de 19e eeuw het onbetwiste eigendom van de van de voor malige erfpachters. Ik merk nog op dat de bisschop en zijn rechtsopvolgers na de over gang ook de rechtspraak - het 'gerecht' - hebben behouden (11). 4. Wat losse eindjes. Het wordt tijd wat aandacht te schenken aan wat 'losse eindjes', waar ik vroeger geen raad mee heb geweten. a. In het oudschildregister van Asschat uit 1536 staat de volgende aantekening: - Dese naebeschreven Landen ende erven sijn gelegen inde gerechte van Aschat voorden Jaere van (15)28 by de Borgers van Amersfoort beseten en verkregen. - De toenmalige klerk beschouwde het kennelijk als regel dat de Asschatter goederen in han den van Amersfoortse 'borgers' moesten overgaan. Het jaartal 1528 staat voor de wereldlijke machtsovername van keizer Karei V in het Sticht. De klerk maakte in 1528 een uitzondering voor een drietal erven: Groot Hagenouw, Klein Hagenouw en Lapeers. Deze zijn tussen 1528 en 1536 alsnog in erfpacht uitgegeven en betaalden dan ook met Kareis guldens, de muntsoort die in 1521 in omloop was gebracht. b. Nog in 1802 wordt op een Stoutenburgs belastingbiljet verwezen naar de grondslag van het oudschildgeld: 'Aangebragt op de Naam van Gijsbert en Hendrik Botter als Eygenaar, en van Simon Willemse als Bruiker'( 12). Dat waren de eigenaars en de bruiker uit 1536! (Een niet van 1599, zoals het biljet abusievelijk vermeldt). Men viel in 1802 terug op het oudste register, dat van 1536! c. Van Iterson stipt onderaan pag. 523 een geval van eweliken erffpacht in 1477 aan, nabij de Klomp en Dijnslo. Hij gaat echter niet verder in op deze bijzondere vorm van pacht. d. Van Iterson meldt op pag. 614 dat er in het midden van de 15e eeuw een geschil schijnt te zijn gerezen tussen de Bisschop en zijn horige hoevenaars van Leusden. In het Judiciaal van de Bisschop is hiervan tot zes keer sprake. Ik heb het Judiciaal erop nage lezen maar werd geen cent wijzer. Het geschil speelde rond 1470. Dat geschil zou met de de instelling van de eeuwige erfpacht in verband kunnen staan. 5. De overgang op eeuwige erfpacht Het hofstelsel liep in de 15e eeuw kennelijk op zijn laatste benen. De belastingdruk was enorm hoog, vaak méér dan 50 van de graanoogst. Veel geld voor innovatie bleef er zo niet over. Het recht van erfopvolging bij horig heid zal de zaak ook geen goed hebben gedaan; niet elke oudste zoon zal van huis uit een goede boer zijn geweest. Het stelsel van eeuwige erfpacht bood uit komst. De erfpachter nam de verplichtingen van de horige boer onverkort over en betaal de voortaan alle belastingen en afdrachten. Die vormden een vreemd allegaartje van vroeg-middeleeuwse afdrachten tot betaling in moderne muntsoorten. (Een belastingher ziening in 1536 bracht dit allegaartje onder één noemer, maar dat is een ander verhaal). De bisschop kwam op deze manier niets tekort. Hij kon de belastingen voortaan hef fen bij kapitaalkrachtige erfpachters in plaats van bij uitgeperste boeren. Hij behield zowel het eigendom als de recht spraak en leed geen gezichtsverlies. De kapitaalkrachtige erfpachters konden de boerenbedrijven nieuw leven inblazen, ook al omdat het erfrecht van de boeren was komen te vervallen (13). De erfpachters konden voortaan met energieke pachters aan de slag en kregen de toenmalige inflatie en de stijgende graanprijzen als steuntje in de rug. De eerder genoemde muntsoorten - Goudgulden, Philips gulden en Kareis gul den - geven globaal aan wanneer de betreffende boerderijen in erfpacht werden uitgegeven. De muntsoorten bestrijken het tijdvak van 1451 tot 1536. Als het geschil van 1470 eveneens met de instelling van de eeuwige erfpacht van doen heeft gehad, wordt de periode met een twintigtal jaren verkort: van 1470 tot 1536. Ik kom dan tot de volgende tabel: Betaling in Goudguldens - Begin erfpacht tussen 1470 en 1491 Betaling in Philips guldens - Begin erfpacht tussen 1491 en 1521 Betaling in Kareis guldens - Begin erfpacht tussen 1521 en 1536. 6. Openstaande vragen De omzetting in de eeuwige erfpacht lijkt in Stoutenburg relatief vroeg te zijn begonnen en lang te hebben geduurd. We komen daar betalingen in Goudguldens, Philipsguldens en Kareis guldens tegen. Asschat was een nakomertje, vrijwel alleen betalingen in Kareis guldens. We zagen al dat hier de erven Groot Hagenouw, Klein Hagenouw en Lapeers pas na 1528 aan de beurt zijn geko men. Het ziet er zo naar uit dat diverse instanties zich met de daadwerkelijke uitgifte in eeu wige erfpacht hebben bemoeid. Leusden en Leusbroek behoorden tot de hofgoederen van de bisschop, dus dat ligt duidelijk. Hamersveld en Asschat waren bisschoppelij ke gerechten, al heeft hier St.Paulus denke lijk een dikke vinger in de pap gehad. Ik ontkom niet aan de indruk dat hier kerkelij ke instanties en de familie Westrenen een zeker voorkeursrecht hebben genoten. Snorrenhoef en Donkelaar blijven vraagte kens. Stoutenburg stond geheel los van Leusden en was bisschoppelijk erfgoed. Ik vermeld met nadruk dat niet alle erven in Leusden en Stoutenburg eeuwige erfpacht behoeven te zijn uitgegeven. Een aantal ervan kan al ver voor 1470 in handen van vooral kerkelijke instanties hebben berust. Hun onroerend-goedbelastingen, waaronder de morgengelden, werden tijdens de belas tinghervorming van 1536 omgerekend en in de belastingregisters als oudschildgeld inge boekt. Ik ken helaas niet de namen van deze erven. Zo zijn er nog wel meer punten voor nader onderzoek. Misschien dat anderen hierover vroeg of laat hun licht eens kunnen laten schijnen? 7. Slotopmerking Dit is de vierde publicatie rond de belasting registers van het oudschildgeld. De drie eer dere bijdragen waren: - Waar zijn het Paardjesgeld en Hondenkoren gebleven? (12e jaarg.nr.2); - De oudere boerderijen in de noordpunt van Leusden. 13e jaarg.nr.2); - De derde garve in Leusden en Stoutenburg. (14e jaarg.nr. 1 Noten: 1. C.G.Van den Hengel. 'Bijdrage tot de Geschiedenis van Leusden tot 1811', pag.82. Uitgave in eigen beheer. 2. H.v.d.Linden. 'De Cope', diss.Utrecht 1955. 3. W.v.Iterson. 'De Historische Ontwikkelingen van de Rechten op de Grond in de provincie Utrecht', diss.Leiden 1932. 4. Oudschildgeld Leusden c.s. Uitgave: Historische Toegangen van de Gelderse Vallei, delen 14 en 15. Bureau voor Familie- Historie, 't Schilt 60 te Woudenberg. 5. Geschiedenis van de provincie Utrecht, deel 2, pag.24. Stichtse Historische Reeks, Utrecht 1997.

Historische kranten - Archief Eemland

Historische Kring Leusden | 1998 | | pagina 11