Nog enkele gedichten over Leusden
en broodjes gegeten, meestal met kaas. Ze
moesten de broodjes of gewoon gesneden
brood zelf smeren.
Vergaderingen werden bij ons ook gehou
den. En later werd er ook een toneelvereni
ging opgericht. Twee maal in het jaar werd
er dan een uitvoering gegeven. De repetities
waren dan ook in de achterzaal. De opkomst
was altijd heel geweldig, want dat was hèt
uitje voor de mensen van het dorp.
Dan nu over de grote schuur die naast ons
huis stond, waarvan de helft was ingedeeld
als paardenstal en in de ander helft stond
een vrachtwagen, die mijn vader gebruikte
om de boeren te voorzien van lijnkoeken en
meel van de SOL (Stichtse Olie- en
Lijnkoekenfabriek)
Dan kwam om de paar weken een vertegen
woordiger uit Utrecht de boeren langs om
bestellingen op te nemen, en dan werd dat
weer door mijn vader thuis bezorgd.
Ik kan me ook nog herinneren, dat er bij ons
wel eens kostgangers in huis waren. Toen in
1929 de Coöperatie gebouwd werd, hadden
wij een meneer uit Rotterdam, die dan 's
maandagsmorgens kwam en bleef tot vrij
dagavond. Er is een tijd geweest, dat we er
zelfs drie in de kost hadden. Maar het ging
allemaal heel eenvoudig. Zij aten gewoon
met ons mee aan tafel en sliepen op de zol
der. Heel gezellig! Toen stelden ze nog geen
hoge eisen.
Toen was ons dorp altijd heel rustig, totdat
in 1939 de mobilisatie uitbrak. Toen kwa
men naar Hamersveld vele militairen, die
hier overal ingekwartierd werden.
Ons café werd cantine voor de soldaten en
dat was een in- en uitlopen. Voor ons heel
druk. Boven het café lag een grote zolder.
Aan de achterkant daarvan zaten heel grote
ramen. Vanaf buiten werd er een hele grote
trap gemaakt en zo hadden wij wel zo'n der
tig militairen, die oprij daar hun domein
hadden en daar konden slapen.
Totdat 10 mei de oorlog uitbrak. Toen moest
heel Hamersveld evacueren.
De boeren moesten met al hun vee vluchten
naar Wijk bi j Duurstede en wij moesten
naar de Coöperatie met enkele dingen, die
we mee konden nemen, werden op de trein
gezet en gingen naar Noord-Holland. Wij
kwamen in Limmen terecht en werden naar
een school gebracht en vandaar uit kregen
wij een plaats toegewezen. Nog meer plaat
sen zoals Castricum, De Rijp. alles zat vol
met mensen van Hamersveld en
Stoutenburg. Ook Achterveld moest voor
een deel weg.
Ik moet zeggen, dat ons gezin het ontzettend
goed heeft gehad. Vader, moeder en wij drie
zussen. Mijn broer zat bij de motorbrigade
in Wassenaar. Hij heeft de oorlog ook over
leefd.
Op 18 mei konden wij naar huis terugkeren.
De Duitsers waren er toen. Toen wij thuis
kwamen was er heel wat weggehaald. Er
was veel gestolen. Vooral koffie, thee en
dergelijke. Ook waren ze de kelder ingedo
ken, waar jenever en wijn stond opgeslagen,
en waar ze dan ook een voorraad van heb
ben meegenomen. Het was een verschrikke
lijke tijd. Er zijn in dit dorp ook nog mensen
doodgeschoten. In Asschat staat er een
monument. U zult dat wel weten, omdat er
op 4 mei altijd een dodenherdenking is.
Wij hebben het gelukkig overleefd en toen
begon de tijd, dat alles op de bon ging. Mijn
oudste zus regelde alles voor de winkel.
Altijd maar bonnen plakken en naar het dis
tributiekantoor om de bonnen in te leveren,
waar je dan weer toewijzigingen kreeg,
waarop je in zekere mate aangeleverd kreeg.
In mei 1945 werd er gecapituleerd en zo
zachtjes aan kwam alles weer op gang.
Boerderijen, die opnieuw opgebouwd moes
ten worden en na vele jaren overal nieuw
bouw totdat het nu een groot dorp geworden
is.
In 1946 zijn wij alle vier kinderen
getrouwd. Mijn broer is in de zaak terecht
gekomen. Toen de oorlog voorbij was en
mijn broer de zaak had overgenomen,
namen zo zachtjes aan de paarden en tent
wagentjes af, want de tijden werden weer
beter. Mijn broer schafte een auto aan en
toen werden de boodschappen thuis
gebracht.
De grote schuur werd omgebouwd en inge
richt. Dokter Braun kreeg daar een wachtka
mer en spreekkamer. Zuster Angela heeft
daar ook de mensen ontvangen, want het
werd tevens ingericht als consultatiebureau.
En boven werd de naaischool ingericht. Een
zuster gaf daar naailes. En beneden was er
nog een deel, dat ingericht werd voor was
keuken voor de zusters, die daar dan ook de
was deden voor de bejaarden, die in het huis
woonden".!Huize St-Ansfridus, W.B.)
Uit: EEMLANDSCH TEMPE van Pieter
Pijpers enkele "gedichten", die betrekking
hebben op Leusden.(Zie ook vorig nummer
van dit blad).
"Dus getuigen aller monden,
"Wandelaars:"dus antwoord gy,
Willibrord! wat dankbetooning
Wyd ons hart u, tot belooning!
Dat uwe deugd-bekrooning
Door God zelv' geschonken zy!
WY VINDEN EEN DOODSHOOFD
Doodshoofd, dat daar heenenrolt!
't Zy men op uwe armoe schold,
't Zy uw aanblik kon doen beeven.
Tot een' hoogen rang verheven.
Waar geboorte of rykdom gold:
Doodshoofd, met een vlechtje hairen!
Spreek: kunt gy aan ons verklaaren.
Op wiens romp gy hebt gestaan?
De dood ziet, in zyn woede.
Welk een' trots de mensch ooit voedde.
Armen, ryken eedlen bloede
met verachtende oogen aan.
LEUSDEN
'k Smeek u, zeg ons, Leusdenaar!
Stichtte Willibrordus daar.
Midden in uw korenschooven.
Zelf dit kerk, om God te looven?
Stond daarin zyn eerste altaar.
Op de Nederlandsche gronden?
DE HEILIGE BERG
Zangers! sla hooger toon:
Zo veel prachts zyt ge ongewoon.
Hoe zult gy den luister maaien.
Waar onze oogen in verdwaalen?
Heiige berg! hoe fier, hoe schoon
Rysl gy boven vyvers, laanen.
Vyvers, blank van witte zwaanen.
Van Pieter Pijpers (1748-1805) is vrij veel
bekend. Hij was namelijk in de revolutio
nairejaren tegen het einde van de 18e
eeuw een vooraanstaande inwoner van
Amersfoort. In Dr.J.A.Brongers,
Historische Encyclopedie van Amersfoort
is een hele kolom aan hem gewijd. Daarin
vinden we ook de informatie dat zijn
gedichten hem fataal geworden zijn.
"Voor zijn (dichtbundel) "Eemlandsch
Tempe" (1803) ontving hij van het
Amersfoortse gemeentebestuur een zilve
ren geschenk. Het leverde hem echter in
de kennelijk wat kritischer "Kunst- en
Letterbode" een zodanig schimpschrift
op, dat hij met dichten stopte. Verbitterd
stierf hij een jaar daarna".
(Redactie)