325 jaar Sint-Jozefparochie Achterveld
1674-1999
voor het bisschoppelijk huishouden van
bakte. (De bisschop zeifat ook brood van
tarwemeel);
- Leusden heeft een eigen Hooi maat onder
Soest bezeten. Je krijgt de indruk dat het
gras niet ter plaatse werd gedroogd maar
in verse toestand naar Leusden (Oud-
Leusden?) werd vervoerd;
- Er werden voor de bisschoppelijke tafel in
Utrecht grote hoeveelheden runder-, var
kens- en schapenvlees ingekocht, en
daarnaast veel gevogelte, van reigers tot
zelfs zwaluwen. Ook bij de 25 soorten
aan vis komen we van alles tegen, ook
soorten die we nu als volslagen oneetbaar
beschouwen, zoals brasem, grondels en
pos. Rekeningen voor haarwild (hazen,
evers, reeën e.d.) zijn echter nergens te
vinden. Conclusie: het baantje van
Werneer de Jager was geen sinecure.
Aardig detail: hij moest kort voor
Vastenavond 1379 naar Baarn om konijnen
te vangen. We weten dat daar een uitge
strekte 'Warande heeft gelegen, waar de
van oorsprong uitheemse diertjes werden
gehouden. Zie ook de bijdrage van
dhr.H.Renes in H.K.L. 5e jaarg.nr.4).
- de rentmeester ging er niet mee accoord
dat op Stoutenburg van 5 mud tarwe bier
werd gebrouwen. Hij heeft het brouwsel
ten bate van de bisschop verkocht. De nor
male bierconsumptie bedroeg tijdens het
bisschoppelijk verblijf ca. een half vat
per dag. Er worden 15 leveranciers
brouwers genoemd.
- de teelt van boekweit werd in 1478 voor
het eerst vermeld. Het ging om een half
mud, die (voorzichtigheidshalve?) als
wintervoer aan de kippen werd gegeven.
- de bisschop liet zijn badkuip 's zomers in
de hof zetten.
Ook blijf je met vragen zitten want de mid
deleeuwse teksten zijn niet altijd even dui
delijk. Wat was b.v. een Hodmont? De bis
schop gaf er een op de dinsdag na
St.Jacobus in een corf aan der vrouwen
van Montfoerd, en er was visch ende ael
in verwerkt.
Geen halszaak, maar het maakt je wél
nieuwsgierig...
Noten:
1. Dr.K.Heeringa: Rekeningen van het bis
dom Utrecht 1378-1573, eerste deel.
Kemink Zoon. Over den Dom te Utrecht,
1926.
2. a.w. p.221 e.v.
3. a.w. p.220.
4. a.w. p.214.
5. a.w. p. 146/147.
6. Ik weet niet wie de Hoefmeester was.
Misschien de meier in Soest?
Wat is er zoal in 325 jaar gebeurd in
Achterveld en welke rol speelde de kerk
daarin?
Het was Meinhardus van Houten die in
1674 de eerste zielzorger werd van de statie
Achterveld, of zoals het toen werd geschre
ven: Achteveld. Behalve in Achterveld
werkte hij ook in de wijde omgeving, zoals
blijkt uit het doopregister.
Het dorp Achterveld bestond nog niet. De
naam Achterveld gaat terug op de naams-
aanduiding van het gebied: het Achte Veld.
Veld dan in de betekenis van een gebied met
een vegetatie van heide en struikgewas. Her
en der stonden er boerderijen, waarvan
enkele al heel oud. Er liep een belangrijke
verbindingsweg door dit gebied: de
Hessenweg, een handelsroute tussen
Duitsland en het westen van Nederland.
In 1674 had Nederland een aantal godsdien
stoorlogen achter de rug en was eindelijk
een onafhankelijke staat geworden. Net
daarvoor maakte ons land het Rampjaar
1672 mee. Ook al probeerde men alle neu
zen dezelfde kant op te krijgen, het bleef
onrustig. Die onrust vond ondermeer haar
oorzaak in de slechte verstandhouding tus
sen protestanten en katholieken, ook in onze
streek.
De onverdraagzaamheid tussen deze beide
groepen was sterker in het Gelderse dan in
het Utrechtse. Dit had tot gevolg dat
Gregorius Storm in 1721 besloot om
Barneveld te verlaten en zijn zielzorgwerk
vanuit Achterveld te gaan verrichten. Hij
voelde zich in Barneveld niet veilig meer.
Hij vond onderdak op de hoeve Groot
Achterveld. Deze lag maar enkele meters
verwijderd van de provinciegrens tussen
Gelderland en Utrecht. Zo werd de afstand
naar zijn parochianen in Barneveld en
omgeving niet al te groot.
In deze boerderij vonden de gezamenlijke
vieringen plaats. Dat was in feite ook het
begin van het ontstaan van het dorp. De
kerk in Achterveld zou een paar eeuwen een
heel belangrijke bijdrage leveren aan de
groei van het dorp en de ontwikkeling van
zijn bewoners. In 1731 laat de zielzorger
Gregorius Storm op grond van de boerderij
Groot Achterveld, aan de andere kant van de
Hessenweg, een pastorie bouwen. In 1746
laat zijn opvolger Gregorius Koch er een
kerkje bij bouwen. Achterveld heeft nu een
pastorie voor zijn zielzorgers en een kerk
waar men bijeenkomt voor de vieringen. In
1818 wordt op initiatief van de parochie het
kerkhof aangelegd.
Het dorp groeit maar heel langzaam, zoals
ondermeer blijkt uit de kadastergegevens
van begin 1800; het dorp telt dan ongeveer
een tiental huizen.
In 1844 laat Wilhelmus van Geyn, van 1825
tot 1869 pastoor te Achterveld, het oude
kerkje afbreken en een nieuwe bouwen, een
zgn. Waterstaatskerk. Achterveld raakt ook
beter ontsloten door de bestrating van de
Hessenweg. In 1853 bouwt pastoor Van
Geyn een nieuwe pastorie in de vorm van
een groot herenhuis. Deze heeft tot enkele
jaren geleden bij de kerk gestaan.
Het is 1891. Vlakbij de kerk is een grote
boerderij met 26 ha grond te koop. Pastoor
Van Wagenberg roept zijn kerkmeesters bij
een: er is een bod gedaan en de boerderij
dreigt in protestantse handen over te gaan.
De pastoor heeft andere plannen. De kerk-
J.J. van Burgsteden
R.C.Kerk te Achterveld 1844-1932)
foto uit 1902