Bij een jachtfoto van "De Boom"
De steile wallekanten, ongeveer een meter
diep, zijn aan deze en gene zijde van de
beek (die ongeveer de grens tussen de land
goederen genaamd De Treek en De Boom
aangeeft) begroeid met grijs, dor kreupel
hout.
Links van de vanouds met diepe kuilen
geperforeerde zandweg liggen grillig geka
velde stroken leeg weiland, daarachter en
rechts (aan de andere kant van de beek) bos
jes eikehakhout, wilgen, sloten, moeraspoe
len met rietkragen, in de verte hogere den-
nebossen, soms verbonden met een dichtge
groeid karrespoor.
Over de brug staat een ondiep jachtopzie
nershuisje tussen de bomen, vóór 2 ramen,
op/ij aan elke kant 1, achter een groen
schuurtje, een put en een nortonpomp, een
stukje klinkerstraat, een langharig, bruinwit
fokje, dat bij nadering likkebaardend op zijn
rug gaat liggen, een klein vertrek met voor
namelijk donker hout, een tafel met een paar
versleten stoelen en een blad met koffiekop
jes. een kabinet met lege Chinese vazen,
verspochte prenten van de Reformatie aan
het verschoten behang, een vergeelde foto
van een jachtpartij in 1900.
Gerrit van Ginkel, bijna 84, is de laatste
overlevende van het met hoeden en petten
bedekte jachtgezelschap, een kleine, gebo
gen man in een oud jasje en een manchester
broek, een pet met vette randen op het kale,
dove, lachende Mephistopheleshoofd.
Tóen was hij 14. Zijn vader had een boerde
rij van "De Boom.Bakker was rentmees
ter en die had een kleine jongen nodig om
mijnheer Ernest, die een gaatje in zijn lon
gen had en niet meer dan een paar passen
kon lopen, te helpen dragen, waar nij achter
staat dat is Bakker, die is zowat 100 jaar
geworden, maar inmiddels al lang dood.
Links is De Kruit', daarnaast staat
Kamerbeek, daarnaast een jonker van De
Treeck, Vic, en dat is Van Garderen, dat is
Bakker, dat is hij zelf, dat is mijnheer
Willem van de Treek, de oud-minister, dat is
de jongeheer van de Boom, Ernest, dat is
weer een Kamerbeek en de laatste is A. de
Beaufort, de burgemeester. Dit is de jager
van mijnheer Willem (Kamerbeek) en dit is
de jager van de burgemeester (Kamerbeek).
En wie is deze?
Staat daar nog ééntje achter?
Ja, achter mijnheer Willem nog ééntje.
Dan moet hij zijn bril weer opzetten. (Ik
geloof niet dat er nog ééntje achter staat). 0
ja, dat is ook een oppasser. Sukkel.
Dat was de eerste keer dat hij meeging op
jacht. Hij is nog een jaar of 20 meegegaan,
maar toen kreeg hij actie met mijnheer. (Dat
komt: die was van de Leusbroekse kerk en
regelde de hele boel met de moderne domi
nee. Daar was ik niet mee tevreden en daar
na kon ik nooit geen goed meer doen. Want
Dirk van Garderen, dat was een breur van je
grootvader, stapte onderweg, dat de anderen
net niet zagen, in als ik met grootje Bakker
naar Barneveld naar de kerk ging. Zó moest
je stelen).
Die foto is gemaakt bij het kasteel. Op de
Boom hadden ze gejaagd die dag in oktober,
november, december, in de bossen, toen was
overal wild, op Hamersveld had je zelfs wel
een stukje wild. Daar heeft de burgemeester
om de jacht uit te breiden nog eens 5 boer
derijen tegelijk gekocht. Dat beeft Bakker
wezen betalen, die was rentmeester, dan
mag je dat doen. 100 fazanten schoten ze in
Hamersveld in enen dag. En op Voskülen
over de 100 hazen, dat was allemaal vlakte.
(En noe is 't niks meer).
Heel Leusden hadden ze in bezit. En de
boeren die hun eigen grond hadden konden
best wat gedaan krijgen als mijnheer Willem
en zijn broer de jacht maar mochten houden.
Maar hun eigen boeren hadden niks in te
brengen, ze regelden het allemaal naar eigen
goeddunken. (Ik weet wel, tuus hadden we
een stuk grond dat lag d'r helemaal tussen,
en d'r naast was een nieuwe boerderij. En
daar kreeg de burgemeester de jacht van,
toen kreeg die die grond. Een hele vreemde!
En vaderbad 'em ook greig, we hadden
twaalf kinderen. Maar wat moej doen?)
(Leusden rolt hoe langer hoe veerder. En ze
willen nog wel een goeie dominee, maar ze
kunnen 'tbie. De andere partij is meer. 't
Glijdt weg, maar of't beter is. Laatst was
hier iemand van de gereformeerde bond. Ik
heb de hele avond met hem gepraat en hij
hét niks van de kerk gezegd. Waren er maar
meer zo, zei hij toen).
Die foto is in de herfst gemaakt, de jachtti jd.
Om 9 uur moest je d'r wezen. De hele dag
door en dan 's middags op een boerderij
koffie drinken. Dan moest ik altijd overal de
koffie bestellen eer ze kwamen. Dan dronk
je de koffie op de deel, niet in huus in die
smerige pakken. Als 't dan zo'n drijfjacht
was dan dejen ze in 't bos, een tafeltje en
een paar stoelen, dan aten de heren de
appelbollen en wij, de drijvers, kregen alle
maal koffie.
M'n zuster was ook aan de Boom. Toen had
de boerin 't een keer niet goed gedaan, d'r
zat een haar in de boter. M'n zuster kon
boter karnen en moest toen de boter karnen.
Dat doe 'k niet, had ze gezegd. A'j geen
boter karnen wil dan mo'j weg. Nee, dat
hé'k niet gezeid. Mijnheer liet een karn
halen en liet de melk in de keuken brengen.
Zo was dat. (Nee, die is d'r niet meer, die is
vroeg gestorven. Die was getrouwd met een
broer van m'n vrouw. En toen moest d'r
weer een huishoudster wezen. D'r kwam d'r
een van Nijkerk en die ging al naast hem
zitten toen het lijk nog in huus stond. Die
het-ie weggedaan. Toen kreeg ie een zuster
van me, daar trouwde-ie weer mee. Maar hij
is ook al lang dood).
De drijvers hadden 18 stuvers. Dan ging de
huur ar nog af, dat was zo'n 60 cent of een
gulden in de week. 's Winters moesten ze
heivelden omspitten voor bos. (En noe
wordt 't weer grasland). Hele stukken liet
meneer omwerken met die mannen. En aan
de Boom in de tuin had-ie een stuk of 5, 6,
arbeiers. In de bossen had-ie d'r een hoop en
daar liep hij maar onder. Hij was wel van
die dominee, maar ben je gek, die heren zijn
zo los, die geven nergens om als ze d'r zin
maar krijgen. (Je had"er die er een jaar of 3
waren en dan weer weg gingen. De koetsier
is d'r weggegaan en de tuinbaas is d'r weg
gegaan, danbregen ze een boerderijtje en
nadden het veel oeter. Zo deed-ie ze weg).
De heren deden vroeger hun eigen zin. Je
kon niks inbrengen. 2oals zij het zeiden was
het goed. Ze hefiben nooit meer naar me
omgezien maar toen m'n vrouw hier de ver
pleegster had kreeg ze de groeten van de
Juffrouw. Toen ze dood was heb ik ze een
rouwkaart gestuurd en toen kreeg ik weer
een brief. Maar on de Juffrouw ar manier.
Woar ik niks aan nad!
(M'n vrouw is een jaar of 4 weg. Vijftig jaar
ben ik getrouwd geweest en heel laat
getrouwd, 29 en 30. Dat vind ik toch wel
mooi).
Dat hele stelletje kon goed schieten. D'r
waren d'r bij,die niet best schieten konden,
maar dat waren weer heel andere heren.
(Meneer kwam een keer bij me of ik bij
hem wou komen om bij de boeren te gaan
grasmaaien. Maar ik had er geen zin aan).
Meneer ging niet veul naar partijtjes toe. Hij
was niet zo dik met de andere heren.
Waarom niet? Dan was-ie niet tuus! Hij was
het best tuus onder z'n eigen volk. Dan kon-
ie maar an doen. Als-ie naar 't gemeente-
huus ging en het rijtuig kwam langs als de
jongens naar school gingen dan was het
allemaal de petten af. Dat was toen vroeger
algemeen.
Hij is nu al een poosje overleden. Eerst de
jongeheer en toen hij. Hij was bar zwaar,
bar dik. Op bed zei-ie dan: die daar en die
daar en die daar om hem om te leggen. Hij
kon nog commanderen zo lang-ie leefde.
Eelke de Jong