twee tolbomen stonden.
Coert Brom en zijn vrouw werden rond het
laar 1770 eigenaar van de restanten van het
huis Heiligenberg, dat destijds onder het
gerecht van Asscnat viel. Ik citeer Rianne
van Hilten 19):
Ook het echte Asschat, aan de overzijde van
het veel latere Valleikanaal, heeft het niet
zonder tapstede moeten stellen, want in
1616 wordt melding gemaakt van 'een
weerd Gijsbert Jansenz' (20). Asschat komt
in 1678 in ernstige opspraak als Lambert
Wulfszen ten huize van de waard H.Wolven
met een tang de hersenpan wordt ingeslagen
(21We weten niet of deze Wolven de
opvolger van Gijsbert Jansensz is geweest of
dat hij een ander kroegje heeft beheerd.
De dorstige boeren uit Asschat konden ver
der naar ue Swarte Steeg in Hamersveld of
naar Clein Droffelaer, dat in 1621 werd
genoemd (22), maar later, evenals het erf
Droffelaar, blijkt te zijn verdwenen.
Misschien was Clein Droffelaar de voorlo
per van 't Hoendernest in Snorrenhoef. Deze
tapstede stond n 1767 op naam van de
waard Evert Claase, met de al eerder noem
de Court Brom als pachter (23). 't
Hoendernest was vicariëngoed met twee
morgens akkerland. De bekende
Amersfoortse regent Otto Scheltus was in
1786 eigenaar of 'possesseur'. Een Vicarie
was een fonds in de vorm van onroerend
goed, waarvan de opbrengsten werden
gebruikt om de zielerust van de stichter of
zijn familie te laten verzorgen door een
priester. De combinatie van vicariëngoed en
Kroeg doet nu wat merkwaardig aan.
De Gort is waarschijnlijk de oudste tapstede
van Stoutenburg. Gerrit Verhaer, schout te
Leusden, kocht in 1613 'zeecker erffken
De drassige Meent van Stoutenburg werd
rond het jaar 1614 ontwaterd. De Gort en
De Muys hadden hieraan waarschijnlijk hun
ontstaan te danken. Nu kon ook de
Hessenweg worden voltooid door de aanleg
van het tracé tussen De Gort en Orkanje. De
weg trok steeds meer verkeer aan.
Amsterdam ontwikkelde zich in een ras
tempo tot een wereldhaven. De toenmalige
internationale vrachtrijders, de Hessen, wis
ten de nieuwe route op waarde te schatten
en maakten er gretig gebruik van. De Gort
en De Muys kregen concurrentie toen hal
verwege het Musschendorp en Achteveld de
pleisterplaats met tapstede 'De Ruvter' werd
gebouwd. Dat zou in 1678 moeten zijn
geweest (28), waarschijnlijk op de plek van
een gelijknamige en oudere boerderii. Hier
werd ook het Rechthuis van Stoutenburg
gevestigd. De herbergier Simon Geurtsz. -
zijn naam doet vermoeden dat hij familie
was van de bekende Geurt Sijmonsz in de
Swarte Steeg - was tevens cipier en slachter.
Op 13 december 1699 werd door hem een
vrouwspersoon in detentie gezet (29). De
Armbuschen in De Gort en De Ruyter wer
den op 18 juni 1719 gelicht en brachten toen
in totaal twaalf gulden op (30). Dat was
voor die tijd geen onaardig bedrag.
Ook in 't Houten Huisje, in de uiterste zuid
westhoek van Stoutenburg en daarmee pal
op de grens van Amersfoort, werd wel
geschonken. De ligging vlak bij de stad zal
ook hier gunstig zijn uitgepakt. De nabijge
legen De Mossel lijkt van jonger datum. De
fraaie witte boerderij ging bij de grenscor
rectie van 1832 over van Stoutenburg naar
Leusden. De Mossel stond voor die tijd
bekend als de derde officiële tapstede van
Stoutenburg; De Gort en De Ruyter waren
de twee anderen. De Mossel lag langs de
route van de postkoets en lijkt 't Houten
Huisje later te hebben overklast.
Noten:
1. Dr.K.Heeringa: 'Rekeningen van het bis
dom Utrecht 1378-1573,
Eerste stuk', blz. 186.
2. Idem, blz.358.
3. Oud-Archief Stoutenburg, omslag S 83.
4. Oudschildgeld Leusden C.S. 1536-1806.
Historische Toegangen tot de
Gelderse Vallei, deel 14, nr.2.
Woudenberg, 1994.
5. W.F.N.van Rootselaar. 'Sprokkelingen
CLXXII' e.v. Amersfoort,
B.Blankenberg Zoon. 1899
6. Prothocollen van Leusden, 1605-1723.
R.A.Utr. Arch.n.l 156.
21-8-1648
7. Oudschildgeld Leusden C.S., nrs.23 en
24.
8. Prothocollen 19-1-1610.
9. W.A.G.Perks: 'Den Treek, van marke tot
landgoed', pag.40 e.v.
Amersfortia Reeks, deel 3.
10. Oudschild Leusden C.S., nr.33.
11. Drs.C.G.van den HengeL'Bijdragen tot
de Geschiedenis van Leusden tot
1811', blz.67. Uitgave in eigen beheer.
12. Oud-Archief Leusden, omslag L 27.
13. Oudschildgeld Leusden S.C. nr. 110.
14. Oud-Archief Leusden, omslag L 2.
15. H.P.Deys: 'De Gelderse Vallei.
Geschiedenis in oude kaarten',
K.rt.330. HES uitgevers, Utrecht 1988.
16. Oudschildgeld Hamersveld C.S. 1536-
1806, deel f5, nr. 138.
17. Oud-Archief Leusden, kaart uit omslag
L 53.
18. Idem, omslag 27.
19. Historische Rring Leusden, 1 le jaargang
nr.2, pag.28.
20. Protnocollen 11-12-1616.
21. Idem, 28-1-1678.
22. Idem, 9-2-1621.
23. Oudschildgeld Hamersveld C.S. nr.212.
24. Oud-Archief Stoutenburg, omslag S 82.
25. Prothocollen 27-11-1610.
26. Oud-Archief Stoutenburg, omslag S 121.
27. Prothocollen 5-8-1620.
28. Medeling dhr.C.G.van den Hengel.
29. Oud-Archief Stoutenburg, omslag S 70.
30. Idem, omslag S 34.
- Hii (Court Brom) vestigde in de
Heiligenberg een herberg en dit is misschien
wel het punt geweest waarop de eens zo
vrome berg het verst verwijderd was van
zijn oorspronkelijke bestemming.
De uitspanning beviel totaal niet bij een
buurman. mr.Gerrit Willem van Oostende de
Bruvn, eigenaar van Randenbroek. Op basis
van een contract uit 1660 tussen de toenma
lige bewoners van de Heiligenberg en
Randenbroek, maande de heer van
Randenbroek Brom te stoppen met het hou
den van een "herberg en tapperije". Dat
heeft Brom toen vermoedelijk maar gedaan
en daarna ging het snel bergafwaarts met
hem. Na eerst al geld geleend, te hebben
moest hij tot slot de Heiligenberg in 1775
verkopen aan Gijsbert Jan van
Hardenbroek. -
fenaemt de Gordt, van de gemeente van
toutenburch voorsz. mede over enige lange
jaren aengemaeckt' (24). Die gemeente was
de Meent of het gemeenschappelijk grond
bezit. In 1610 is al sprake van een 'weerd en
weerdinne in de Nieuwe Gort' (25),, dus de
tapstede was er al eerder. Ritmeester
Bentinck moest op 20 december 1649 met
méér dan vijftig manschappen in
Stoutenburg worden ingekwartierd en heeft
zelf de nacnt in De Gort doorgebracht. De
waard Melis Hendricksz. had net er maar
druk mee; hij moest zes man en twaalf paar
den onderdak verschaffen, leende twee paar
den uit, zorgde voor hooi en boekte als bui
tengewone uitgaven voor vuur en licht,
brandewijn en tabak een post van vijf gul
den (26). De Muys, het centrum van het
latere Mussendorp, wordt in 1620 genoemd
als er acht dagen voor Vastenavond in deze
herberg ruzie is (27).