Op z'n Achtervelds
x 546 )1
BOEKBESPREKING
In de serie "Historische toegangen van de
Gelderse Vallei" is inmiddels het 20e deel
verschenen. De auteur W. de Greef heeft
een transcriptie vervaardigd van de lidma-
tenlijsten en registers van de gereformeerde
gemeente in Woudenberg in het jaar 1683
en over de periode 1690-1816 en deze op
overzichtelijke wijze gebundeld.
Speciaal vuur het tijdvak dat de burgerlijke
overheid er een geregeld en gedegen bevol
kingsregister op nahield, vormen zulke lid-
matenregisters een belangrijke bron voor
het bepalen van iemands woonplaats, plaats
van herkomst en plaats van vestiging bij
verhuizing. Daarnaast worden vaak ook
huwelijksbanden en jaartallen van overlij
den vermeld. Een uitgebreide index op per
soonsnamen en aantal interessante genealo
gische en geografische items vergemakkelij
ken het opzoeken. De uitgave bevat voor
Leusden een gegevens door de vele huw el ij
ken tussen gereformeerde inwoners van
Woudenberg en Leusden. Opvallend is daar
bij dat al in 1683 een negental lidmaten van
de gereformeerde gemeente van
Woudenberg in Leusbroek woonachtig zijn
geweest. Het boek "Lidmaten geref. Gem.
Woudenberg, 1683, 1690-1816", bevat 138
pagina's kost 15 en is verkrijgbaar bi j het
Bureau voor Familie-Historie,'t Schilt 60,
3931 VH Woudenberg, tel. 033-2864170
Gisteren hoorde ik nog weer eens het woord
"ree. Ree betekent; klaar en af, gereed.
Als een karwei af is, zeggen we; "Ziezo, dat
is ree". Dat is klaar en ziet er goed uit. Als
we van iemand zeggen dat hij ree is, dan
bedoelen we dat hij onmiddellijk in staat is
en klaar staat om een zaak aan te pakken en
goed af te w erken. Bijv. Achtervelders noe
men een kip een "kiep". En als ze het over
een kip hebben dan zijn ze gewond omdat
ze een snee in de vingers of zo hebben.
Het woord "kiep" deed me terugdenken
aan een voorval, lang geleden. Het was in
de periode dat we in Achterveld voorberei
dingen troffen voor de oprichting van "Ons
Gebouw
Daarvoor werd toen een actie opgezet waar
bij een aantal Achtervelders iedere week in
de hun toegewezen wijk geld ophaalden
voor dit gebouw.
De mensen konden dat geld in kleine bruine
envelopjes doen. Ik had ook zo'n wijk en zo
kwam ik iedere week bij Job Berg. En op
een keer deed zich het volgende voor.
De bakker was even tevoren bij Job
geweest, had hem waarschijnlijk niet thuis
getroffen en dus het halve brood maar op
tafel in de "geut" gelegd. (De geut was de
plaats waar de pomp stond met daarbij een
soort aanrecht. Daar werd afgewassen.)
Vanuit de geut kon je zo naar de deel.
Meestal stond de deur open.
Op de deel liepen zijn kippen en één van die
kippen stond, toen ik bij Job kwam, op de
tafel in de geut in het zachte deel van het
brood te pikken. Je kon zien dat het beest al
even bezig was, want er was al een aardig
deel weg. In middels had deze kiep ook al
een mooi gevormde, grijswit gekleurde,
keutel achter zich liggen. Ik ging Job op
deel opzoeken. Hij was bezig met zijn gei
ten. Job ging altijd meteen mee om het brui
ne envelopje af te geven en terw ijl we naar
de geut stapten, vertelde ik hem dat een kiep
bezig was zijn brood op te vreten. Die
mededeling maakte op Job nauwelijks
indruk. In de keuken gekomen pakte hij de
kip op en gooide haar door de deur de deel
op. Vervolgens pakte hij een broodmes en
w ipte daarmee de keutel van de tafel
richting deel. Daarna haalde hij het mes los
jes langs beide kanten van zijn broekspijp,
sneed het aangevreten deel van het brood
en smeet dat ook de deel op met de opmer
king; "Lilluke kiepn. "Ik snie nong meteen
mer brood veur me eige.", zei Job. Jawel,
met hetzelfde mes.
Job was een eenvoudig man, tevreden
met wat hij had. Hij zag het leven
zonnig in, ondanks een karig bestaan.
Hij wist van weinig veel te maken.
Men zei vroeger wel eens; "Het leven is
zeut", zei Doppenberg.
Job vond zijn leven ook zeut.
Jan Verduin
Joep van Burgsteden
HISTORISCHE KJ?/*,