601 602 oorspronkelijke akkers kregen door de voortschrijdende ontbossing te kampen met uitdroging en verstuiving. Waar eens loofbos groeide, ontstond een schier eindeloze heide die tot onder Hilversum doorliep. De Leusderheide is hiervan een restant. De bossen van het landgoed Den Treek zijn in de 19e en 20e eeuw vooral op het oostelijk deel van deze Leusderheide aangelegd. De bossen aan de oostkant van Leusden, en daarmee aan de overkant van het enorme broekbos, werden in de 1 le en 12e door bosboeren bezet. De namen van hun hoeven eindigen vaak op 'laar' of 'horst'. Een 'laar' was een intensief gebruikte plek in het loofbos. Met 'horst' werd een wat hogere plek in het elzenbroekbos of een zandige uitloper in dat broekbos aangeduid. De hoeven waren typisch individuele ontginningen vanuit een centraal gelegen boerderij. Vanaf het midden van de 12e eeuw kwamen er geen nieuwe bosboeren meer bij omdat de hoger gelegen gronden toen in principe allen waren bezet. De hoeveelheid grond van de oorspronkelijke hoeven was naar onze maatstaven enorm en bedroeg niet zelden meer dan 100 bunders of ha. Deze zeer forse bedrijven uit de beginperiode werden nog in de Middeleeuwen opgesplitst in 11. 12. twee, drie of zelfs vier kleinere boerderijen. Met de drooglegging van het onafzienbare elzenbroekbos werd rond 1133 begonnen. De hoogstgelegen ruggen of 'horsten' waren toen al bezet. Deze ontginningen droegen een collectief karakter, met gemeenschappelijke dijkjes en afvoersloten. Dit dus in tegenstelling met de individuele ontginningen of'laren' in de loofbossen. De grond werd in stroken verkaveld, met de boerderij op het kopeinde langs de gemeenschappelijke weg. Dit patroon is plaatselijk in Hamersveld en Asschat, maar vooral nog in Leusbroek aanwezig. Het ideaal werd hier een hoeve van één ploeg of 60 morgens van ca. 0.85 ha, waarvan 16 morgens aan akkerland. De rest bestond vooral uit heide, plaggenveld, hooi- en weiland en geriefToutbosjes. Hamersveld is op basis van deze maatvoering ontgonnen, met de aanleg van 15 volwaardige bedrijven als uitgangspunt. De boerderijen in Oud-Leusden en Leusbroek hadden vanaf de 13e eeuw rechten op de gemeenschappelijke marke of meentgronden van de Leusderheide, meestal aangeduid als de Marke van de Leusderberg. De markeboeren mochten de gemeenschappelijk gronden gebruiken voor het hoeden van hun schaapskudden, het opstellen van hun bijenkorven, het steken van turf, het maaien van heide, het hakken van hout en dergelijke activiteiten. Zij streefden eveneens naar 16 morgen aan De ontginningen in onze omgeving zijn eeuwen ouder dan de veenkoloniën en dateren vooral uit de 12e t/m 14e eeuw. De j'orse veenkoloniën in de Gelderse Vallei ontstonden in de 16e eeuw op commerciële basis. Het veendek had daar plaatselijk een dikte van meer dan zes meter bereikt. Boerderijen in Stoutenburg: 7. 8. 9. 10. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. Eerste Koedijk Tweede Koedijk Klein Middelaar Groot Middelaar Zwarte Goor Klein Vinselaar Groot Vinselaar Groot Emelaar Oud Emelaar Klein Emelaar Achteveld Hoolhorst Groot Daatselaar 1. 2 3. 4. 5. 6. 't Scham (Eckdam) De Horst Nieuwhorst Klein Hondhorst Groot Hondhorst De Ruif 20. Ommerens Daatselaar 21. Vensloo's Daatselaar 22. Gasthuis Daatselaar 23. Strijdhorst 24. Oldenrijst 25. De Eng 26. Ter Beeck (Modderbeek) 27. Bouwinghe (het kas 28. Groot Stoutenburg 29. Klein Stoutenburg 30. De Korte Niep

Historische kranten - Archief Eemland

Historische Kring Leusden | 2003 | | pagina 5