"Hout maken":
er ging niets verloren.
Eiken-, Elzen-en Essehenhakbont,
EIKEBOOMEN
648
649
63 perc. Sparren,
Hij het samenstellen van de informatietek-
sten voor het nog te openen voetpad bij
Snorrenhoef was ook uitleg nodig over
rabatten, een woord dat we op meerdere
plaatsen in de route tegenkomen.
Rabatten zijn kleine akkertjes waarop hak
hout groeit. Rabatten liggen o.a. aan de
Asschatterweg bij Groot Zandbrink, maar je
vindt ze op veel meer plaatsen in onze regio.
De strook waarop het hakhout groeit is ont
staan door de grond uit de slootjes op walle
tjes te leggen. Een afwisseling dus van wal
letje. slootje, walletje enz. Die walletjes
variëren in breedte; bij Groot Zandbrink zijn
ze ongeveer vier meter breed, het slootje een
meter, (zie foto onder)
Op de walletjes groeien meerdere houtsoor
ten, vooral soorten die houden van een natte
omgeving. Deze rabatten werden speeiaal
aangelegd voor de productie van hakhout.
Dit hakhout was vroeger van levensbelang.
Er was veel hout nodig op de boerderijen;
voor het zetten van heiningen; om landhek
ken van te maken, voor bonenstaken enz.
Ook was er veel hout nodig om te stoken,
niet alleen voor verwarming. Bij veel boer
derijen was een bakhuis, waarin men brood
bakte en de oven werd met hout gestookt.
Het wasfomuis werd met hout gestookt en
ook de kachels in huis, meestal een fornuis
kachel in de keuken om op te koken en een
houtkachel in de voorkamer. Ook de ovens
van de broodbakkers in de dorpen en steden
werden met takkenbossen gestookt.
Er was dus veel hout nodig en alles wat
hout was werd dan ook gebruikt. Bomen
werden opgesnoeid om een mooie recht
opgaande stam te krijgen; dit snoeisel werd
verkocht, meestal publiek. Zelfs het snoei-
hout uit de boomgaard werd gebruikt.
Volgroeide bomen, vaak eiken, werden ge
rooid voor timmerhout; de takken werden
dan in takkenbossen geslagen en verkocht.
Het hakhout op de rabatten werd om de
zeven of acht jaar afgehakt (afzetten
genoemd). De dikke delen werden apart
gehouden, deels als geriefhout gebruikt en
de rest ging de kachel in. Van het dunne
hout maakte men weer takkenbossen. Zo
werden ieder jaar heel wat perceeltjes hout
geoogst. Na het afhakken liep de onderstam
opnieuw uit.
Ook langs de akkers en de weilanden van de
boerderijen groeide overal hakhout, in deze
streek bijna allemaal elzen. Alle boeren kon
den takkenbossen maken. Dat gebeurde in
de winter. Dan was het blad van het hout en
er was tijd over, omdat het er dan minder te
doen was op de boerderij. Ook daggelders
"namen hout aan", dat wil zeggen dat ze een
prijs afspraken voor het afzetten van het
hakhout en het maken van een bepaalde
hoeveelheid takkenbossen. Er werd betaald
per vim en een vim telde 100 takkenbossen.
Ik heb wel eens gehoord dat iemand, die het
erg goed kon, 100 takkenbossen per dag kon
maken. En de dagen waren in de winter niet
lang. Er waren zogenaamde slepers, die de
takkenbossen vervoerden naar de bakkers.
Een bakker verstookte meerdere wagens
hout per jaar. Al die takkenbossen werden
aan een houtmijt gezet. Het gaf dus nogal
wat werkgelegenheid.
Op Maandag, 28 Dec. 1891,
's voormiddags elf uur, in de herberg
„oe'Rorkam" te Achteveld, op dag 1
September 1892. -
- 38 perceelen zwaar
2 perceelen gehakte SPARREN, 1 per
ceel SNOEISEL, 1 perceel E1KENB00-
MEN1 en 2 perceelen, zijnde 2 zware
ESSCHEBOOMEN.
Op de boerenhofstede f Klein Hool
horst" van den Weledelgeboren -Heer
W. L. SGHELTUS. V v*
20 extra zware
j
en 1 perceel HAKHOUT.
In het Sparrenbosch .Mastenbroek"
te Achteveld, van de R. C. Kerk aldaar.
geschikt vöor Timmerhout, Balkeslieten,
Rekslieten enz., 1 perceel BOONENSTA-
KEN, 6 perceelen SNOEISEL en 10
perceelen EHLEDOOMEN i
Takkenbossen werden bijeengebonden met
ijzerdraad. Toen dat nog niet was uitgevon
den gebruikte men tenen, twijgen rijshout,
van een taai soort, b.v. eiken. Tenen moesten
taai zijn want men draaide er aan het boven
einde een oog in. Vervolgens werd de teen
op de grond gelegd, het takkenhout werd
erop gelegd en dan haalde men het dikke
einde van de teen door het oog en trok dit
goed aan. Men sloot de bos door een soort
knoop in de teen te draaien. Die knoop dien
de ervoor om het oog op zijn plaats te hou
den. Vervolgens stak men het resterende
dikke gedeelte van de teen in de bos.
Dat hele proces van hout afzetten, uitsnoei
en en takkenbossen maken noemde men:
hout maken.
Er was dus veel brandhout nodig en dit leid
de er toe dat de eigenaren van hakhout en
bomen een goede prijs kregen voor hun
hout. Een belangrijke inkomstenbron dus.
Hout had zoveel waarde dat de bomen bij de
verkoop van een boerderij apart werden ver
kocht. Er werd dus geboden op de boerderij
met de erbij horende grond en op de erop
staande bomen. Zo waren er dus vaak twee
kopers. Iemand kocht de boerderij en een
ander de bomen. Wilde de koper van de
boerderij ook de bomen in bezit krijgen, dan
kon hij deze vaak overnemen met een
opslag van vijf of tien procent op het bod
dat de koper van het hout had uitgebracht.
I leel vaak nam de koper van de boerderij
weer het hout over. Ook hij kon daar te zij
ner tijd weer goed geld voor krijgen. Er
stonden ook veel lanen met eiken bij boer
derijen en bij boerderijen lag grond waarop
hakhout groeide. Die perceeltjes liggen er
vaak nog, maar ze worden nauwelijks
onderhouden. Hoewel een deel van de hout
wallen langs wei- en bouwland is verdwe
nen, is er toch ook nog heel wat overgeble
ven. Dat hout wordt deels nog gebruikt voor
open haarden.
Na het zagen ging men soms ook de stam
men rooien; de wortels werden los gegraven
en afgehakt en de stam kwam dan los. Deze
stammen werden vervolgens in voor de
kachel pasklare stukken gehakt.
Foto: F. v. Loenen
Yoep v. Burgsteden
In de gemeente STOVTENB URG.
Op de boèrenhofsteden .Groot- en
Nieuw Hoolhorst" van Mej. Wed. H.
KUIJER.