Leusdens erfgoed. Voor Nu en Later
672
673
De Historische Kring Ixusden heeft zich
altijd ingezet voor het erfgoed in onze
gemeente. Zo werd er met succes actie
gevoerd voor het behoud van de biblio
theekboerderij Nieuw Langenbeek - die na
brand dreigde te worden gesloopt - en de in
desolate staat verkerende duiventoren op het
landgoed Heiligenberg werd gerestaureerd.
Daarmee zijn beeldbepalende cultuurhistori
sche elementen voor de Ixusdense gemeen
schap bewaard gebleven. Geen wonder dat
de oprichting van een gemeentelijke monu
mentencommissie in 2002 werd toegejuicht.
Een plaatselijke inbreng, ook vanuit de ver
eniging. zou op termijn een herkenbaar
gemeentelijk erfgoedbeleid opleveren. Hoe
staat het twee jaar later met dat beleid?
Daarover wil dit artikel het een en ander
vertellen. Allereerst wordt ingegaan op de
geschiedenis van de zorg voor historisch
erfgoed in Nederland en op de laatste ont
wikkelingen.
Cultuurhistorische waarden worden alge
meen gezien als belangrijke onderdelen van
de leefomgeving, iets constants in een zich
snel wijzigende maatschappij. Dat geldt
voor Nederland als natie, maar ook voor een
gemeenschap als Leusden. Deze gemeente
heeft de afgelopen decennia de ontwikke
ling doorgemaakt van een plattelandsge
meente met meerdere kernen naar een uitge
strekte woongemeente met 29.020 per
1.1.2003. Het Leusdense landschap veran
derde navenant. En snel. Bij aanvang van
zo'n periode van groei ziet men het belang
van historisch erfgoed over het algemeen
niet in. Men wil immers in de vaart der vol
keren mee. Veel erfgoed gaat verloren, zo
ook in Leusden. In de wijken werden wel
enkele markante boerderijen behouden,
maar de enig overgebleven tabaksschuur 't
Spul verdween in de jaren zeventig. En juist
dat stuk liniedijk. dat uniek herinnerde aan
de achttiende-eeuw se situatie - namelijk
midden in het land gelegen en geen kanaal
ernaast - maakte plaats voor het 'bedrijven
park' de Horst. Maar op den duur voelt men
zich anoniem in zo'n moderne omgeving en
wordt de behoefte steeds groter om de his
torische identiteit te bewaren. In de jaren
negentig groeide het besef dat cultuurhisto
rische waarden belangrijk zijn voor de leef
baarheid van de maatschappij. Inmiddels is
historisch erfgoed een volwaardige factor in
de politieke en bestuurlijke afweging betref
fende de inrichting van ons kleine land. In
Leusden is dat niet anders. In 2001 resul
teerde dit in de vaststelling door de gemeen
teraad van een monumentenverordening. In
2002 werd een echte, eigen, monumenten-
commissie benoemd.
I. Erfgoedzorg in Nederland
Wat weinig mensen weten is dat de zorg
voor het erfgoed in Nederland een lange tra
ditie kent. Al in 1734 verbood een verorde
ning het afbreken van hunebedden.' Pas
vanaf 1900 wordt de zorg voor ons erfgoed
geïnstitutionaliseerd. Onder leiding van
Victor de Stuers (11916) worden monumen
ten geïnventariseerd en gedocumenteerd Dit
was een reactie op de sloopwoede van de
negentiende eeuw, die vooral voor het des
tijds als aftands beschouwde, middeleeuwse
erfgoed grote gevolgen heeft gehad. Gaan
deweg werd deze taak overgenomen door
de rijksoverheid. Uiteindelijk werd in 1947
de Rijksdienst voor de Monumentenzorg
(RDMZ) opgericht met als belangrijkste
taak het beschermen en instandhouden van
monumenten. In hetzelfde jaar komt er ook
een Rijksdienst voor het Oudheidkundig
Bodemonderzoek (ROB), nadat pioniers als
CJ.C. Reuvens (f1835) en later J.H. Hol-
werda (t 195 Ien A.E. van Giffen (t 1973)
de archeologie op de politieke agenda had
den gekregen. De ROB houdt zich sinds
dien bezig met de archeologische monu
mentenzorg.
De monumentenwet
In 1961 werd de eerste Monumentenwet
ingevoerd. Hierin werd de wettelijke
bescherming van gebouwde en archeologi
sche monumenten en van stads- of dorpsge
zichten geregeld. De wet legde de bevoegd
heden vast van de overheid en de regels,
waaraan de eigenaar van een beschermd
monument zich moest houden. De wet uit
1961 is vervangen door de Monumentenwet
1988, die tot op de dag van vandaag van
kracht is. In de nieuwe wet werd de
bescherming van monumenten gedecentrali
seerd. I^ag de monumentenzorg in de wet
van 1961 grotendeels in handen van de twee
rijksdiensten, in de nieuwe wet werden veel
taken en bevoegdheden bij de gemeenten
gelegd. Dit betekende dat gemeenten bij
voorbeeld nauw betrokken raakten bij de
aanwijzing van nieuwe monumenten, en
verantwoordelijk werden voor de handha
ving van de wet. Daarnaast kreeg de
gemeente een belangrijke loketfunctie, dat
wil zeggen de taak om eigenaren, beheer
ders en andere betrokkenen te informeren
en te begeleiden.
Een nieuwe monumentenwet: het verdrag
van Malta
De zorg voor ons erfgoed heeft ook na 1988
niet stilgestaan. Er is steeds meer aandacht
voor het onzichtbare en dus kwetsbare
bodemarchief. Door het Verdrag van Malta,
naar de hoofdstad ook wel het Verdrag van
Valletta genoemd 1992), verplichtte Neder
land zich tot de planologische bescherming
van het bodemarchief. Dit betekent dat
archeologisch waardevolle terreinen, die
geen archeologische rijksmonumenten zijn
in de zin van de wet. in het vervolg toch
bescherming genieten via onder meer het
provinciale streekplan en het gemeentelijke
bestemmingsplan. De bedoeling is om
archeologische waarden zo in een vroeg sta
dium en als een volwaardige factor bij
ruimtelijke ontwikkeling te betrekken. Nu
worden archeologen vaak laat bij de ont-
wikkeling van plannen betrokken. Hierdoor
wordt de aanwezigheid van archeologische
waarden vaak pas ontdekt als projecten,
zoals de aanleg van wegen of stadsvernieu
wing, al in volle gang zijn, met alle gevol
gen van dien: de werkzaamheden moeten
worden stilgelegd, planschade, et cetera. Als
vooraf al bekend is welke archeologische
belangen spelen in het te ontwikkelen
gebied kunnen plannen worden gew ijzigd.
Alleen als het echt niet anders kan dient het
bodemarchief te worden opgegraven (de
op-graving vernietigt immers het bodemar
chief). Daarbij geldt het principe dat de ver
stoorder het archeologisch onderzoek
betaalt. Het Verdrag van Malta is in Neder
land nog niet van toepassing. In oktober
2003 is een voorstel tot wijziging van o.a.
de Monu mentenwet 1988 naar de Tweede
Kamer gestuurd. Tot de invoering van de
aangepaste wetgeving - waarschijnlijk
medio 2005 - geldt een interim-regeling,
waarbij de overheid gehouden is om al
'Malta-conform' te werken. Voor gemeenten
betekent dit de (vooralsnog) morele ver
plichting om via bestemmingsplannen voor
archeologisch waardevolle terreinen een
aanlegvergunning verplicht te stellen.
Belvedere
Er zijn in de relatie tussen cultuurhistorie en
ruimtelijke ontwikkelingen meer vernieu
wingen. Traditioneel golden ruimtelijke ont
wikkelingen als een bedreiging voor het
cultuurhistorisch erfgoed en was de wetge
ving gericht op bescherming. Vandaar zagen
(en zien) ruimtelijke ordenaars cultuurhisto
rische waarden dikwijls als een belemme
ring. Maar sinds het laatste decennium
wordt heel anders gedacht over cultuurhis
torisch erfgoed. Deze verandering komt hel
der tot uiting in de recente Nota Belvedere".
Nederland zit krap in zijn jas en de druk op
de beschikbare ruimte is enorm. Tegelijk
ertijd is de interesse van het publiek in de
eigen wortels toegenomen. Daarom moeten
ruimtelijke functies worden gecombineerd
en cultuurhistorische waarden kunnen hier
bij een prominente rol spelen. Het motto
van de Nota luidt in dit verband 'behoud
door ontwikkeling'. Door deze nieuwe
manier van denken krijgen cultuurhistori
sche waarden een functie binnen ruimtelijke
ontwikkelingen en is behoud - al dan niet in
combinatie met (wettelijke) bescherming -
vaak beter gegarandeerd.
2. Erfgoedzorg in Leusden
Omdat de erfgoedzorg volop in beweging is
komt er veel op de gemeenten af.
Ronald Polak en Jos Stöver