742
mochten niet meer gebonden worden en
moesten in een veewagen worden vervoerd
waarin ze konden staan..
Dat was voor de heel kleinschalige
handelaars die slechts over een
transportfiets, een doortrapper,
fiets zonder vrijwiel, beschikten, en geen
gerij, geen paard (hit, klein taai hardgaand
paardje) en kar hadden, een ramp; mij
dunkt, de veldwachter gedoogde meestal,
met meer mededogen met de koopman dan
met de koopwaar. Een oud verhaal w il dat
eens op een maandagmorgen wanneer na de
zondag het aanbod het grootst was, zo'n
arme sloeber ook aanging bij een boer die
niet zijn vaste leverancier was; deze zat
schier in het pikkedonker in de donkere stal
bij het licht van een kaars, snotneus of
blaker te melken; luid verkondigde hij de
boer dat deze vandaag maar niet op de
Dikke Goris (verzonnen naam) moest
rekenen, want die was gisteravond laveloos
opgesloten onder de toren. Nou, dan moest
hij deze keer de handel maar hebben.
Nauwelijks was de schalk met zijn buit
ervandoor, of daar verscheen Dikke Goris,
zo nuchter als een pasgeboren kalfje, en
helemaal niet opgenomen in de
alcoholistenkliniek onder het dikke
torentje
Wie veel koeien te melken hadden, konden
of wilden niet zo nu en dan een aanzienlijk
deel van de nachtrust kwijt zijn met 'keutjes
vangen', pas geboren biggetjes verzorgen
en overdag een wakend oog werpen in het
hok van de 'zog met keujen', zij kochten
na het afleveren van een hok vette
varkens een toom pas gespeende biggen bij
een kleine boer (soortnaam, geen
scheldnaam) of op de Nijkerkse,
Amersfoortse, Utrechtse of Woudenbergse
'keujenmarkt'. Er was een levendige
743
biggenhandel: vaak zat de koopman
ertussen, hij wist waar de overdaad en waar
het gebrek was en kreeg op marktdag, dan
de boeren, zijn vaste klanten, langsgaande,
op de vaste vraag: "ïs er nog handel deze
week?" de opdracht een toom biggen te
verkopen of, te leveren. Een ouderwetse
boer liet de speenvarkens enkele weken, om
ze af te harden, zowat verhongeren in een
kale wei, dan groeiden ze daarna in het
mesthok des te harder. Hetzelfde deed hij
met de jonge kalveren in hun eerste
levensjaar, op gevaar af dat er elke winter
een paar zwakke dieren van ellende
stierven, natural selection, survival of the
fitttest. Maar op een dorp laat men elkander
niet sterven.
Het begint al met het beginnend echtpaar,
of de boer en boerin uit den vreemde, bij
zwangerschap, rond geboorte,
kinderziekten, ja ook bij problemen in het
bedrijf, vrijwilligers op school —maar dat
had je toen nog niet—, kerk schoonmaken,
pastorie verbouwen, een zaal bijbouwen aan
het Ros Beyaert, Koninginnefeest,
zangkoor, dragersvereniging
Een dorp is één groot levend netwerk, ja
levend organisme. Men kan het vergelijken
met een harttransplantatie of met, iets
minder in het leven ingrijpend, het enten
van vruchtbomen. Een nier afstaan kan
gelukkig vaak binnen de familie, maar er
zijn niet vooraf vast te stellen of statistisch
te berekenen situaties dat men onderling
bijspringt. Rekenen is er helemaal niet bij.
Men vergoedt elkander loyaal als dat aan de
orde is, en als er nood aan de man of vrouw
is, steunt men belangeloos. 'Men moet
stenen voor straten kennen' luidt een oud
dorps gezegde, d.w.z. men geeft loon naar
De higgenmarkt hel LievevrouwenkerkhoJ in 1935 Ook na de oorlog zou deze vrijdagse markt nog vele
jaren op die plek plaatsvinden Uit: Amersfoort zoals het was.
Biggenhandel
"Burenhulp "anno 1916 op "De Zuidwind". Als het graan gedorst wordt is de hele huurt van de partij
Uit Leusden in oude ansichten deel
Goede huren.