knollenoogst.
Bevroor de grond al in december, dan kon men rustig tot de dooi in januari of februari
wachten en dan doorgaan met het knollen trekken op het bouwland. De grond kon dan
nog wel eens zo drassig zijn dat men met laarzen en al wegzonk. Met moeite moest
men dan de laarzen een halve meter uit de zwarte modder op trekken voordat men een
paar passen verder door kon gaan met oogsten. Men wierp de knollen op een kleine
hoop. De rechte rij knollenhopen werd dezelfde dag nog op de wagen geladen. Men
wist nooit of er vorst of sneeuw zou invallen als een diefin de nacht.
De winter van 1929 begon pas in januari, toen de meeste knollen er wel uit waren.
maar in 1927. 1939, 1940 en 1941 hadden de boeren grote tegenslag. De vorst viel in
in december, na sneeuwdooi zijn toen door de opnieuw invallende vorst de knollen in
de grond totaal bevroren.
Ze waren zogenaamd, net als de plantjes van de winterrogge en -tarwe, 'uitgewinterd'
Die bevroren knollen rotten toen tijdens de dooi finaal weg en waren bedorven. Er zat
niet anders op dan ze onder te ploegen. Trouwens het loof waaraan je ze uit de grond
zou kunnen trekken was ook door het sneeuwijs weggevroren.
Als *s winters de knollen op waren, kwam na het melken het kuilvoer van buiten, dat
riekte net als de knollen te sterk om op de deel op te slaan.
Koeien voeren.
Na de vroege koffie kwam het grote afvoeren van het vee.
Of ..kwam nu pas het weteren? Mij dunkt, de sappige knollen, het vochtige kuilvoer
ging er zo wel in bij de koeien. Ik weet het niet meer, want ik was als misdienaar dan al
op weg naar de kerk. Heerlijk als het dan gesneeuwd had, dan was Rik Schoonderbeek
met de Ford Diamond op weg naar de Coöperatie al gepasseerd en kon je over de
platgereden sneeuw in de autosporen van de hele weg naar de kerk een glijbaan maken
op je klompjes.
Hoe dat ook zij, de bietensnijder werd aangezet en de gesneden bieten met de grote
schoep (rechthoekige brede ijzeren schop met 3 'A cm hoge zijwanden) door de zul
gestrooid. Daaroverheen werd kwistig met scheppen 'melkmeel' gestrooid. Vader
vond dat meel voeren maar verkwisting, hij zag meer in varkensmesterij (sinds 1890?in
zwang) dan in de intensieve melkerij (sinds 1920?). Weerbarstig? Maar ja, de jongens,
vooruitstrevend, leerden op de landbouwcursus in 1935 meel voeren, een voedermengsel
onder de naam 'Melkmeel'. Misschien had vader dat anders geleerd op de eerste cursus
(1919). Hoe dat zij, in 1935 of zo kregen de koeien zelfs voor het middageten zo'n
volle koeienmaaltijd in drie gangen.
De Coöp. was er goed mee, elke week soms meer dan één volle wagen Koeienmelk-,
Varkens-, Kippenmeel, (z.g. ochtendvoer en hardvoer). Soms kwam er ook Kuikens
(opfok-)voer. Kunstmest en Eierkolen voor huis- en kuikenskachel mee. Dat heette
'meel halen' aan de losplaats ofwel aan de Coöperatie ofwel aan de Bond. Vanwaar
die rare namen voor een malerij annex meelpakhuis? Die Coöperatieve Handels
Vereniging Leusden en Omstreken was pas in 1917 opgericht toen de regering bij de
bevoorrading met de schaarse granen voor veevoeder de Coöperaties voortrok op de
vrije handel.
Op Hoogland, waar de Coöperatie een initiatief was van de Boerenbond, sprak men
van de Bond. Op Achterveld, waar de Coöperatieve Boerenleenbank en de
Handelsvereniging één geheel waren en de kassier en de zaakvoerder één persoon op
één en hetzelfde kantoor, ging men naar de Bank om meel enz. te halen.
Boerensupermarkt of superboerenmarkt?
Meel halen.
In de vakantie mochten we mee met dat meel halen. Heerlijk, Bruin met de lege wagen in
volle draf over de klinkers; je zat te denderen op het wagenkistje, maar wat was dat een
heerlijk tochie tot aan het spoor. Wat gaven we onze verbaasde ogen de kost in het
kantoor van de CHVL, waar de bestelling werd opgenomen. Daar stonden twee bureau's,
een schrijfmachine, een glanzend zwarte telefoon met draaischijf (daar aan het spoor was
al een automatische telefoon rechtstreeks langs het spoor naar de stad!) twee kolossale
scheurkalenders. Nu wisten we wat een kantoor was. Voordien kenden we alleen het
postkantoor, maar we kwamen niet verder dan de brievenbus aan de buitenmuur. De
vader in het leesboekje van Jan, Mies en Wim ging elke morgen 'naar kantoor', dat
vonden we zo gek, maar nu zagen we een kantoor van binnen en begrepen dat elke
meelhandel een kantoor had en waarvoor.
Daarna, tijdens het laden, mochten we rondscheumen (scharrelen) in het pakhuis, bij
Hannes Rutten bij de maalinrichting, bij het billen (scherpen) van de molenstenen, bij
852
Melken aan de Tahaksteeg. Op de achtergrond de Coöperatie als eenzaam haken in het
landschap. Jaren '30 Foto archief F. van Loenen
tiisturisiHAring Lensden jouö
OJl
His tor is he Kring Leus Jen 2006