gebracht. Dus toen Jan 13 14 jaar was kwam hij thuis op de boerderij, waar ook zijn broer werkte. Het melken begon 's morgens om 5 uur en dat deed men in die tijd nog met de hand. Het overkwam Jan wel eens dat hij tijdens het melken in slaap viel, maar dan schreeuwde zijn broer naar hem, dat hij wakker moest blijven. Als je ouder werd moest je ook maaien. Dat begon 's morgen om 3 uur met paarden inspannen, vervolgens maaien en om 8 uur weer uitspannen om de paarden te laten eten. Daarna werd er weer gemaaid. "Je wist niet beter!", zegt Jan. Er werd veel met de hand gedaan, zoals mest kruien, maar ook het omgooien en het ophalen van hooi. Als er nat hooi in de mijt werd gegooid, ontstond er ook wel eens hooibroei. Er werd wel gepeild. Eens, op een zondag, wilde de heer Hoogeveen (die peilde) om brandgevaar tegen te gaan dat de hooiberg leeggehaald werd. De warmte in de mijt liep met het uur op, maar Jan vertikte het en begon daar pas om 12 uur mee. Toen moest de brandweer erbij komen. Natte zakken moesten de vlam tegenhouden. De hele buurt werd opgetrommeld en om te helpen bij het leeghalen van de hooiberg. Ook kwamen er jongens langs die bij hun meisje waren geweest en in no-time waren en vijf tot tien man aan het werk. Met vereende krachten werd er gewerkt en om 6 uur was de hooiberg leeg. Het hooi bleef een paar dagen liggen en dan deed men het maar weer terug in de berg. De Mobilisatie 1939, de mobilisatietijd kwam en eigenlijk was dat wel een mooie tijd, vindt Jan Reemst. Later werd het erger. Er waren op de boerderij soldaten uit alle delen van het land gelegerd. Zo kwam er een uit Zaandam en een uit Bunschoten. Die jongens deden bijna niets dan kaarten. Soms werden ze door de sergeant tot werk gemaand, b.v. het aanbrengen van stellingen. Maar normaal vond hij alles goed en de luitenant zag nooit wat. De soldaten sliepen in de stal, de sergeant en de luitenant moesten een slaapkamer hebben. "Wij zijn er nooit aan tekort gekomen", vertelde Jan. "Het eten kwam van de gaarkeuken en daar aten wij ook van. In die mobilisatietijd was het hier rustig en eigenlijk nog wel een beetje gezellig ook." De Oorlogstijd De oorlog brak uit in mei 1940 en daarmee liep veel in de war. Dat was een heel spannende tijd waarin de Nederlandse bevolking niets te vertellen had. De mensen uit deze omgeving werden geëvacueerd. Jan Reemst had longontsteking opgelopen en dokter Bergink w ilde hem niet laten wegbrengen. Een spannende situatie voor hem. Het werd echter zo kritisch dat hij uiteindelijk toch vervoerd moest worden. Hij werd naar de coöperatie gedragen en vandaar op de trein gezet. De dokter schreef als medicijn cognac met ei voor (het voor die tijd gebruikelijke medicijn), waarvoor moeder Reemst de cognac opscharrelde. Toen Jan in Limmen aankwam en zijn medicijn moest hebben, w as de lies cognac leeg. De soldaten hadden de lies gezien, hem leeg gedronken en weer leeg in de tas teruggezet. En dus was er geen medicijn meer. Eén broer die bij hem was, kwam er achter dat zijn geld thuis was blijven liggen. Hij ging terug om de 8'/2 gulden te gaan halen. Voor deze man een "vermogen" dat hij graag ging halen. Een andere boer moest met de koeien naar Wijk bij Duurstede. Na vijl dagen mocht iedereen (met uitzondering van Jan Reemst) weer terug. "Wat we toen aantroffen is met geen pen te beschrijven. Voorheen hadden we nogal wat kippen en eieren, maar bij terugkeer was er geen ei meer. Op het fornuis waren zichtbaar de kippen bereid. De schapen liepen binnen, maar het paard en de hond waren weg." Later is er bij de linie, aan het kanaal, gevochten. In Barneveld zaten de Engelsen en hier zaten de Duitsers. Een broer van Jan was in Amersfoort uit zijn huis gebombardeerd en heeft vervolgens met zijn vrouw weken bij zijn ouders doorgebracht. Het was een rare en kritische tijd en men werd soms wel eens tegen de muur gezet. De fietsen werden in de hooiberg verborgen, maar door de Duitsers er net zo snel weer uitgehaald. Ook paarden werden gewoon meegenomen. Ze hebben er wel eens werk van gemaakt, maar dat had natuurlijk geen zin. Er was ook veel zwarte handel. Op de boerderij verkochten we de melk aan de burgers. Maar als je dan niets meer had, dan wasje een rot-boer. Veel mensen begrepen niet dat onze opbrengsten ook een grens hadden. Jan vertelt: "Met de Duitsers moest je maar een beetje heen doen om het voor jezelf veilig te houden. Zo hebben ze ook eens Amersfoort afgezet en was hier de grens. Dat was Dolle Dinsdag. Wij moesten voor de Moffen transporteren met een paardenkar, o.a. het voedsel. Ik moest boter rijden, een ander hout en weer een ander zand. Dat ging erg langzaam en je deed maar één vrachtje op een dag met drie - vier man. Wij moesten lopen, maar voor op de kar zat een Mof. We haalden de materialen in Zeist en moesten het naar Van den Hengel brengen. Alles voor het Duitse leger." "Een tijd hebben we acht evacués. Daar waren ook kleine kinderen bij en men moest maar zorgen voor het eten. Er was dan ook net genoeg. Eén van de evacué kwam uit Heelsum en was de broer van de oude directeur van de coöperatie. Eens wilde zijn dochter de tafel dekken, maar struikelde met alle bordenKapot! En waar moesten we nu van eten?" Aan het einde van de oorlog was het spannend, 's Morgens werd Jan door mijn zus gewekt die vertelde dat de Duitsers zich hadden overgegeven. Het was zo spannend dat je zelfs niet de vlag durfde uit te steken. De Duitsers waren nog erg venijnig en schoten soms nog mensen dood als het anders ging dan zij wilden. De Boerderij De Boerderij is niet door de Vader van Jan opgericht. De boerderij was er al voor de oorlog en was van de stichting "De Boom". Er zat eerst een andere boer op. Maar al heel gauw kreeg de oude heer Reemst de boerderij en daar zijn elf van de twaalf kinderen geboren. Vader Reemst heeft wel alles opgebouwd, maar nooit zo hard gewerkt, er waren immers jongens. Vader had een paarden- en veehandel op de boerderij. Hij moest iedere maandag naar Utrecht. Hij had ook veel klanten aan de Ussel. Maar hij moest ook ieder week via Winterswijk naar Duitsland om paarden te kopen. Hij heeft 17 jaar met dezelfde man koehandel gedreven. Hij was dus meer veehandelaar dan boer. De oudste broer van Jan kon de slagerij krijgen, maar dat wilde hij niet. Er werden geregeld op de boerderij 1 a 2 koeien geslacht. De keurmeester kwam dan op de boerderij stempelen. Die stempels werden wel eens even stiekem door ons gebruikt voor andere koeien. Later mocht dat thuis slachten niet meer en moest er een aparte slagerij komen. Historische kring Leusden 2006 873 Historische Kring Leus Jen 2006 874

Historische kranten - Archief Eemland

Historische Kring Leusden | 2006 | | pagina 5