Ze stapte daarvoor bij de Coöperatie aan de Hamersveldseweg op de trein. Een week
later zijn ze met een oude vrachtwagen teruggekomen. Intussen hadden de Duitsers
overal geplunderd; ze hadden de weck-flessen langs de weg gezet om die later op te
halen. Gelukkig heeft de knecht alles weer binnen kunnen zetten.
Zoals gezegd heeft Jos in de
oorlog een jaar op school
overgeslagen. Zelf denkt hij
de vijfde klas, hetgeen later de
meester van de
landbouwschool bevestigde.
Meester kon altijd de kinderen
eruit halen die de vijfde klas
gemist hadden. Na zijn
schooltijd heeft Jos thuis
gewerkt, want dat was nodig
omdat moeder alleen was. Eén
knecht moest toen weg.
Volgens Eefje deed hij toen
nog niet zoveel dat hij een
knecht kon vervangen, dus
bleef de andere knecht. Er
bleef geen meid meer, want er
waren grote deerns (meisjes)
thuis. De knecht is gebleven
totdat Jos 19 jaar werd. toen moest ook deze weg. Jos moest het toen alleen doen. Een
voordeel was, er hoefde toen al niet meer met de hand gemolken te worden. "Met de
machine ben ik in 1956 gaan melken. Ik was toen ongeveer een jaar of 20. Je ging dan,
in weer en wind. in het land melken met een wagentje."
Het werk op de boerderij
Vroeger werd al het werk met de hand gedaan. Als je een paard had, had je een halve
dag werk om een halve bunder land om te ploegen. Tegenwoordig doe je een halve
bunder per uur. Het is allemaal zo ontzettend veranderd, dat het niet meer te vergelijken
is met vroeger. "Wat dat betreft weten de jongeren van tegenwoordig nergens meer wat
vanaf'.
Hoe werd er tijdens het hooien gewerkt? Hooien werd ook met de hand gedaan. Je
maaide eerst met de paarden. Als het 's zomers erg heet en droog was, moest je 's
morgens heel vroeg maaien Je begon dan tegen halt 5, als het gras droog was tenminste.
Als het te gras droog was viel er niet meer te maaien, want dan werd het zo taai dat de
paarden het nooit meer de baas konden. Je kwam er met het mes niet meer door. Dus je
moest in de dauw maaien zodat het gras nog een beetje nat en mals was. Later had je een
grasmaaier waar zo n motortje op stond dat de messenbalk aandreef en daar hoefde maar
één paard voor. Dat ging net iets makkelijker. In 1952 - '53 kwamen de trekkers en dat
ging alweer veel makkelijker, wel nog met een ouderw etse maaibalk er aan. Weer later
kwam de cyclo-maaier en daarna kwamen de oplaadwagens. Dat ging vele malen
881
makkelijker, natuurlijk. Maar zoals gezegd werd eerst alles met de hand gehooid. Je had
een paard en een ouderwetse vorkenschudder met grepen die het gras allemaal achteruit
gooiden. Daarmee maakte je het hooi droog. Als het gras erg nat was ging je met de
hand met de gaffel erdoor. Dat deed je met vier of vijf man. Vervolgens moest je het
met de paardenhark bij elkaar rijden. Dat was een hark met kromme tanden. De hele
hark was een meter of twee breed. Daar reed je alsmaar mee heen en weer en liet je op
dezelfde plek het hooi los. Dat deed je zo om de tien meter. Nadien laadde je dat hooi
met de gaffel op de wagen. In het begin had Jos een ouderwetse wagen, waarop hurries
lagen om de wagen breder te maken. (Burriehout is een soort frame op de wagen, twee
lagen er overdwars en twee in de lengte) Daar kwam het hooi op. Er stond één man op
de wagen die laadde. Hij begon met hoekwissen, dat was een prop hooi op een hoek.
Dat laden was een kunst op zichzelf. Op het laatst kwam de weesboom op het hooi.
Tijdens het laden sleepte je die altijd achter de kar aan. Je moest dan voor en achter een
goeie prop hooi leggen, want die boom moest eroverheen. De weesboom was een grote
dikke spar. Die moest je in het midden leggen. Daarna moest je met z'n allen dat stevig
vast zetten met een touw om de weesboom, zodat het hooi goed vast lag op de wagen.
Je maakte die boom voor en achter aan de wagen met een "gortouw" aan de "gorhaken"
vast. Dan kon je rijden. Rijden op de hobbelige boerenpaadjes was een verschrikking,
waardoor het af en toe een avontuur was.
De droogheid van het hooi was dus belangrijk, want als je dat heel droge hooi had, dat
"kruperige spul", dat gleed alle kanten op. Als het hooi een beetje te vochtig was
("breuerig spul"), kon dat ook niet, ant dan ging de hooiberg broeien. We hebben het
wel meegemaakt dat de hooiberg er daardoor uit moest. Dat hebben we 's nachts
gedaan, omdat het overdag te heet was. En dat was niet te doen. Je staat daar aan het
hooi te trekken in een hooiberg van circa 80 - 90 Dus dat was tegen het brandpunt
aan, niet zulk lekker werk.
Na aankomst op de boerderij moest het hooi in de hooiberg geprikt worden. En als het 's
morgens warm weer was, moest het toch de berg in. Dan was het zwaar werk om dat
hooi omhoog te brengen, vooral als die berg heel hoog was. Op het laatst had je dan het
mangat(ook wel het haakgat genoemd). Dan stond een man halverwege in de hooiberg
in een gat, die het hooi vervolgens verderop prikte. Je werkte met 4 a 5 man en stond de
hele dag hooi te prikken, ook al was het heet weer. (Hooi in de hooiberg brengen heet
opprikken, of opsteken)
Een brede hark met een dubbele rij tanden en heel fijne tandjes boven en onder,
waarmee je het laatste hooi bij elkaar bracht, heette een "ezel". Hiermee heeft Jos de
Lange nooit gewerkt. Het was een instrument van vóór zijn tijd, toen er nog met de zeis
werd gemaaid.
Wat betreft het hooien: Er waren boeren die ook in de polders maaiden. De oude heer
Van de Broek, de buurman van Jos, kon goed met een zeis maaien. Die man heeft nog
hele dagen in de polder staan maaien. Dat was verschrikkelijk. De oude Gijs vertelde dat
ze ook in de polder bleven slapen en de volgende morgen, zo gauw het weer licht werd,
gingen ze weer verder met maaien. Meestal waren dat zelf geen boeren, maar hun
arbeiders. Je had vroeger bepaalde poldermaaiers, die voor de boeren in de polder
882
Historische kring Leusden 2006
Historische kring Lensden 2006