De geschiedenis van de
ambachtsheerlij kheid
„Asschat"
DE MAN UIT
CHICAGO
KAPPIE EN DE JUNGLEMAN
Kapitein Rob: „Het dodende licht"
DONDERDAG 11 OKTOBER 1973
I
LEUSDER KRANT
LEUSDER KRANT-STRIP NUMMER J:
DEEL 11
LEUSDEN - Het was in 1715 dai de
Staten's Lands van Utrecht de „Am-
bagtsheerlijkheid van Leusden, As-
schat, Hamersveld en Snorrenhoef met
alle praeemintien, gerechtigheden en
emolumenten (extra loon boven het
normale loon van de ambtenaar) daartoe
behorende, als het stellen van schouten,
gadermeesters, secretarissen, sche
penen, costers,doodgravers,gerechts-
booden enz." te verkopen. Koper was
op 26 juli 1715 Cornelis Bors van Wa-
veren, schepen der Stad Amsterdam
diehhet in 1726 aan zijn dochter naliet.
In het doopboek lees ik ..Doop-boeck
tot Hamersveldt van Hubertus van Den
Broeck beginnende van 't jaar onzes
Zaligheudten den 3 julij 1732 Deletter
V, beduydt Vader, de létterM. Moeder,
de letter P. Peedt."
Peedt hield in dat meestentijds een Oom
of Tante van de jonggeborene werd aan
gewezen als de verantwoordelijke per
soon van het kind (indien zijn ouders,
volgens de begrippen van de Rooms
Katholieke Kerk) faalden in de opvoe-
voeding van het kind of indiende ouders
waren overleden en de zorg in handen
was van de Peetoom of tante.
Het is vanzelfsprekend niet nodig om
in dit geschiedkundig verhaal alle
dorpelingen te noemen en ik volsta met
de volgende aantekening: ,,Op 3 juli 1932
werden gedoopt Anna Mari, V Lodewigh
M. Manetje de Groodt, P. Barbara
Jans. Den 19 deses is gedoopt Gerrit
V. Aelbert Gerritse, M. Fransje Ger-
ritse, P. Hendrichje Gerritse in Asgadt.
In het doopboek komen o.m. naast de
persoonsnamen de boerderijnamen
voor van Asschat (of er vlakbij gren
zend) Taayland, Kleyn Steenbeeck,
Groodt Hagenauw, Steinbeeck, Kleyn
Gaagnouw, Loopeers, Brinckesteyn In
Asgat, Langevelt, Brinckhorst en Kleyn
Wijnbergen.
„STEENBEEK"
Nu de naam „Steenbeek" is genoemd
nog de volgende aantekening. Deze
hoeve met haar landerijen lag in het
Noord- Oostelijk gebied van Asschat
temidden van de bossen.
Men heeft beweerd dat het een klooster
zou zijn geweest maar dit is nimmer
achterhaald kunnen worden Wel duidt
de nu nog bestaande omgeving erop
dat er sprake kan zijn geweest van een
versterkt huis temeer daar er een
rondlopende gracht heeft gelegen en
waar binnen een verhoogd stuk grond
was. Ook de naam kan een aanknopings
punt hiertoe zijn als: een stenen gebouw
bij een beek (later genoemd de Modder-
beek).
In het jaar 1748 staat over Asschat
geschreven- „Ten Oosten van Leusden
legt de Heerlijkheid van Asschat be
herende voor een gedeelte onder
Leusden, en, voor een ander gedeelte,
welke op honderd en negentig Morgen
(omstreeks die tijd was een Amers-
foortse Morgen 594.66 roeden en één
roede - in 1973 - 14.2857 vierkante
meter) lands begroot wordt, aan den
Heere Joan Agges Scholten, Oud-
Schepen en Raad der Stad Amsterdam,
en Bewindhebber der Oost Indische
Maatschappije. In dit gedeelte, vondt
men, in 't jaar 1748, vier en twintig
huizen Ober het Rechtsgebied van
deeze Heerlijkheid, een kwartier uurs
ten zuiden van de Stad Amersfoort, legt
het Huis Heiligenberg, terplaatse, daar
men wil, dat, in 't begin der elfde
eeuw, het Benediktijner Klooster,
Hoogenhorst genoemd, gestigt zou zijn
geweest, 't Huis is thans (1772) een
deftig gebouw, liggende aan den voet
van een beplante berg, en pronkende
met een torentje, en ongemeen fraaie
tuinen, zijnde, voor enige jaren door
den toenmalige bezitter, vernieuwd en
vrij wat aanzienlijker gemaakt
Achtereenvolgens werden als „hoog
mogende heren" genoemd in 1726 H C
Croese, in 1746 Abraham C. Oude
hoven In 1749 kwam de Heerlijkheid
Asschat op naam van Vrouwe Heeling
en benoemde zij haar man tot Schout
De nieuwe secretaris die zij benoemde
was nog drie jaar te jong. Zijn Vader
Anthony van Veerssen - schout van
Asschat - betaalde de helft van het
tractement en mocht het ambt zo lang
waarnemen.
Blijkens in maart 1752 opgedane me
tingen was Asschat 398 morgen en
150 roeden groot.
Het bleek dat de Modderbeek en
Moorserbeek onder het Asschatter ge
bied niet goed werd schoongehouden en
er werd geklaagd door de Heren van
het Gelderse dorp Barneveld. Het ant
woord van de Heren van de Gerechte
van Asschat was kort maar krachtig
en zij stelden „De Moorserbeek is
voor de ontwatering van Moorst en
niet van Gelderland, en de Modder
beek wordt door de Heren van Eem
geschouwd. Dat hield dus in dat Barne
veld niets te vertellen had over de
schouw onder Asschat.
Volgens de originele (in mijn bezit
zijnde) Stichtse Almanak van 1772 blijkt
Schout van Asschat te zijn Hendrik
Berghuys te Amersfoort en secretaris
Wilhelmus Gualterus van Veerssen te
Amersfoort.
GRENS TOT DE STADSGALG
In de „Tegenwoordige Staat der Ver
enigde Nederlanden 1772, Uitgave Wed.
Isaac Tirion" staat geschreven: „Ten
Zuid-Oosten van de stad Amersfoort,
legt de Ambagtsheerlijkheid van Leus
den, waaronder behalve het Dorp van
dien naam, verscheiden Buurten be-
hooren, als Hamersveld, alwaar de
Roomschgezinden eene kerk hebben,
tusschen A-schat en Leusderbroek,
Leusderbroek tusschen Hamersveld en
Woudenberg; Wyders Sandbrink, Snor
renhoef en Donkelaar, ter zijde van
A-schat, aan de grenzen van Gelder
land. Alle deeze buurten, welken Leus
den cum fuis, of met het gene'er onder
behoort, genoemd worden, beslaan ene
streek van vijftien honderd twee en
vijftig en drie honderd vijf en twintig
roeden lands, behoorende aan de Heere
Christoffel Gregory, wiens Regtsgebied
zig uitstrekt tegen de Amersfoortsche
Bergen, komende met een gedeelte tot
aan den Amersfoortschen Bergen, ko
mende met een gedeelte tot aan de
Amersfoortschen weg, omtrent de galg
van die stad, doch niet over dien weg.
Uit het oudst bekende trouwboek van
Leusden lees ik o.m. dat op 10 fe
bruari 1775 trouwde Willem Woutersen
een jongeman van Asschat en Maria
Hendriks jongedochter en geboren en
LEUSDER KRANT-STRIP NUMMER 2:
-12-
Wanneer Rob twee dagen later zijn
schip naast de „Fort Churchill" in de
haven van Halifax meert, gaat hij direct
aan boord van Larry's schip. „Wij
zitten met spanning op je te wachten,
zegt Larry „De geheime dienst
het zaakje nu in handen en mr.
van die dienst zou graag een
praatje met je willen maken Tenslot
te weet jij van die expeditie meer af
dan hij en je kunt hem bovendien hel
pen met het vertalen van de geluids
banden. Ik denk, dat die heel wat
kunnen ophelderen. Bovendien hebben
wij de films al ontwikkeld en die wil
den we nu gaan afdraaien." Rob wordt
bij mr. Fryer gebracht, een man van
middelbare leeftijd met een vertrou
wenwekkend gezicht. Larry stelt zijn
vriend aan hem voor. „Ik ben blij
u te zien, kapitein," zegt mr. Fryer.
„En ik hoop, dat u bereid bent ons te
helpen. Want wij staan vooralsnog voor
een raadsel."
- 13 -
Mr. Fryer vertelt, dat de films, die
aan boord van het vliegtuig zijn ge
vonden, reeds ontwikkeld en gecopi-
eerd zijn. Maar veel onthullen de films
niet en daarom zou hij ze ook nog
eens voor Rob willen vertonen. Het
zaaltje wordt donker gemaakt en even
later begint de projector te zoemen.
„Laat het begin maar weg", zegt mr.
Fryer tegen de operateur; „voorlopig
alleen dat gedeelte waar die man op
staat en daarna dat stuk met het vlieg
tuig". Snel flitsen enkele korte beelden
voorbij. De kwaliteit van de opnamen
is niet altijd erg best en kennelijk
heeft de man aan de camera zijn ma
teriaal willen sparen, waartoe hij
slechts enkele korte opnamen heeft
gemaakt. Dan glijdt opeens een man
m poolkleding en op ski's op het doek
voorbij. „Kent u die man?" vraagt
mr. Fryer aan Rob. „Jazeker", ant
woordt Rob; „dat is dr. Anthonius"
„Dat dacht ik al", zegt mr. Fryer,
„maar ik wilde graag uw bevestiging".
- 14 -
De film rolt verder, maar veel ont
raadselt zij voorlopig niet. „Wij hebben
reeds de nodige stappen gedaan bij de
Deense en de Nederlandse regeringen",
vertelt mr. Fryer, „maar het zal nog
wel enige tijd duren, voor wij de juiste
gegevens van die kant binnenkrijgen.
En er is voor ons alle aanleiding
haast achter dit werk te zetten. Waarom,
zult u direct begrijpen. Kijk, ziet u
dat vliegtuig? Dat is een Bristol 170.
Het vliegtuig, dat boven de oceaan is
verongelukt, was van hetzelfde type".
Dan schrikt Rob even. Opeens verschijnt
op het witte doek een enorm mensen
oog. En kijk, in de pupil zijn duidelijk
twee mannen? „Weet u aan wie dat
oog ehvan wie dat
oog is?" vraagt Rob, die gespannen
toekijkt. „Dat is het juist", zegt mr.
Fryer, „daar hebben wij nog geen
idee van, maar let op, het wordt zo
meteen nog gekker Het is een heel
rare film".
wonende in Asschat Pas negen jaar
later de „tweede Asschatter trouw
partij" toen op 2 mei Jan Hendriks
Boersen trouwde met Maria Helmerden
van Snorrenhoef onder Leusden.
In 1787 zou Asschat een oppervlakte
hebben van 190 morgen.
Het schijnt dat de wegen en water
werken maar bijzonder slecht werden
onderhouden en de hoogmogende heren
vergaarden liever veel geld dan om iets
uit te geven voor de verbeteringen.
Ze kwamen zelf toch zelden in Asschat
en voor de rest bekommerden ze zich
weinig om de arme boerenbevolking:
De directeur van de postdienst
Arnhem - Amsterdam beklaagde zich
over de bijzonder slecht begaanbare
weg door Asschat die vaak onder water
stond omdat de watergangen niet goed
werden los gehouden.
(wordt vervolgd).
geschreven door T. Lodewijk
-37-
„Mevrouw Meerbach belde me zo
even op," zei Els, de vrouw van de
kantonrechter, tot haar man. „Het is
een eeuwige roddel, dat mens, maar
wat ze me nu wist te vertellen.
Mr. De Raadt toonde bitter weinig be
langstelling en daarom besprong Els
hem meteen met het grote nieuws:
„Corrie Dikkenburg is er vandoor
met die Amerikaan, die Clarenbough."
Die slag kwam te hard aan voor de
zelfbeheersing van de kantonrechter.
Hij zette zijn lorgnet af, keek zijn
vrouw verward aan en vroeg: „Hè?"
In geuren en kleuren vertelde Els
haar man, genietend van zijn opgewek
te belangstelling, wat ze wist, door
spekt met een weinigje dat ze niet
wist, maar waarvan ze op goede gron
den vermoedde, dat het toch wel zo zou
hebben kunnen zijn.
Mr. De Raadt kende de mensen, ken
de de vrouwen, kende zijn Els.
„Bewijzen," vroeg hij onverbiddel
ijk.
„Hè, ik sta niet voor de groene
tafel, hoor!" snibde Els, hopende met
een groot woord het totaal ontbreken van
een bewijs te kunnen verbergen.
Rpwijzén!" vorderde mr. De Raadt
genadeloos.
„Ja, gunst, als mevrouw Meerbach
je niet genoeg bewijs is
„Ik hoorde nog geen vijf minuten
geleden één van mijn kennissen ver
tellen dat die mevrouw Meerbach een
onverbetelijke roddel is En op ge
vaar af dezelfde kwalifikatie op jou te
horen toepassen, lieve Els, zou ik je
raden: stop die kletspraatjes, of steek
je licht op bij iemand, die het abso
luut weten kan
„Wie moet ik daarvoor bellen?"
„Dikkenburg," meende De Raadt.
„Hoe kun je!" kreet Els gevoelig,
„zo pijnlijk voor die mensen!"
Haar man nam zonder een woord te
zeggen de hoorn van de haak en sloeg
een nummer aan.
„Hier De Raadt 0, Corrie ben jij
het? Is je vader thuis? Op 't Ge
meentehuis! Mooi! Dan bel ik 'm daar
wel."
„Ze is weer terug," deelde De Raadt
met onverholen sarcasme mede aan zijn
verbaasd luisterende echtgenote. „De
verbindingen met Amerika worden met
het uur sneller. Dus zwijg er maar
over, wat ik je raden mag, Elsekind,"
zijn toon' kreeg iets metaligs. „Dik
kenburg is mijn wekelijkse schaak
vriend en ik wil m'n partijtje schaak
niet verliezen terwille van wijven-
kletspraat. Begrepen?"
Ze keek hem aan en begreep. Be
greep ook, waarom mr. De Raadt, kan
tonrechter te Meeldam, onder dewets-
overtredende elementen in die contrei
en zulk een slechte reputatie genoot. En
ze droop af, als had hij haar zojuist een
week hechtenis toebedeeld.
Maar niet iedereen was zo verstan
dig als mr. De Raadt. Als op vleugels
ging het praatje door de stad Meel
dam, dat er iets mis was met die
Amerikaan, je weet wel, die vanavond
gehuldigd zal worden.
De leden van de zangkoren, die een
serenade zouden brengen, de muzikan
ten van de harmonie „Utile Dulci"
en van de mandolinevereniging „Cae-
cilia", de ouders van de padvinders,
die de erewacht zouden vormen, zij
allen gevoelden opeens een dringende
behoefte elkander aan te spreken en
te overleggen of men vanavond wel
licht voor niets op de markt zou ver
schijnen en wat er van de praatjes
waar mocht zijn. Een definitieve en
betrouwbare zegsman deed zich intus
sen niet voor, ieder maakte het voor
behoud, dat, als hij loog, hij zulks deed
in commissie.
De vloedgolf van meewarige sen
satiezucht was bijna uitgelopen, toen
de bode Akkermans met zijn vracht
wagen in de stad terugkeerde en in
„Het Wapen van Meeldam" dat tevens
als bestelhuis fungeerde, aan de daar
verzamelde burgers meedeelde, dat
heel Kwardam al wist, dat er iets loos
was met die Amerikaan. Verschillende
van zijn klanten hadden er openlijk op
gezinspeeld, een groepje schooljongens
had zijn wagen onder het woord Meel
dam gekrast „Verenigde Staten". Ak
kermans wees met een trots ge
baar naar buiten; daar stond de wa
gen, ze konden het allemaal zien.
En Akkermans was het ook, die
tenslotte de burgemeester, welke, zo
als dat meer gaat, het nauwst bij de
zaak betrokken was en er het laatst
- 12 -
Omdat de gorilla van het vrachtschip
voorlopig geen kwaad deed in het stook
hok, en omdat de kreten van de Maat
niet meer zó angstig klonken, besloot
Kappie weer aan dek van de Kraak te
gaan.
De goede sleepboot lag nog steeds
langszij het vrachtschip en" Kappie
besloot om het kapotte vaartuig op
sleeptouw te nemen. Hij schreeuwde
enkele bevelen naar Okki, die nog
steeds achter het stuurrad stond, en
begon toen de koers uit te zetten.
„We zullen tegen de stroom op va
ren'" mompelde hij in zichzelf „In
dezelfde richting waaruit die rare
schuit is komen aandrijven! Alleen
moeten we proberen om die overboord
gekieperde mast van de Kraak te ver
wijderen!"
Maar dat probleem werd spoedig
opgelost. Want na een poosje beer*
het dek eens te gaan verkennen Er
hij daar inzijnbewegingenwerdbfü
merd door de mast. wierp hij heu'o
werp met een eenvoudige handbe*
overboord.
En zo voer de Kraak even i
stroomopwaarts, met als lacii»
gorilla die de stuurman als speel»
gebruikte en met als sleep een veï
ten vrachtschip 1
- 13 -
„Dat is ja een raar gedoe!" mom
pelde Kappie, terwijl hij zorgelijk naar
zijn vreemde sleep keek. „Eerst va
ren we bijna over een houten namaak-
mijn heen en dan drijft er een schuit
zonder kop rond, met alleen een uit-
getaande gorilla in 't vooronder! Dat
is me ja wat! Waar zou dat dekselse
beest trouwens uithangen?"
Het antwoord op die vraag klonk uit
de richting van de boeg, waar de Maat
een angstig hoge gil slaakte.
„Ho! Help!" riep de stuurman kla
gerig. „Hou op, naar beest! Au. knijp
niet zo!"
„Nou is me die sakkerse klont met
die aap aan het spelen'"bromde Kappie
ontevreden. „Is me dat even een stuur
man. Die aardappel heeft ja een heel
verkeerde kijk op het leven"
Nu. dat was waar; de Maat, die met
een paars gezicht aan de handen van de
gorilla zwaaide, wist langzamerhand
niet meer wat zee en wat hemel was.
Kappie, die het wilde spelletje met
klimmende ontstemming had aangezjen,
greep mopperend naar zijn kijker.
„Dat kinderachtige spul van die
klont is ja bij de beesten af", foeterde
hij. Maar plotseling werd zijn a
dacht getrokken door een strook k\
die hij in zijn kijker kreeg.
„Twee graden bakboord, jo$
bromde hij tegen Okki, „landinzirf
Compleet met landrotten en al!'
Inderdaad stond er op de strook li
in de verte een groepje zwaait»
en dansende lieden, die met tevr^
gezichten de Kraak zagen nadert
„Wel deksels!" nep Kappie uit,te
wijl hij zijn instrument op een r
hen vestigde „Die ene, metdieschs
hoed ken ik! Die heb ik al eens eeré
in mijn vaarwater gehad!"
?eró
-14-
De sleepboot Kraak koerste nu met
grote snelheid op de landtong aan, waar
het uitbundige groepje vreemdelingen
stond te wachten
„Halve kracht, jong!" zei Kappie
tegen Okki, terwijl hij met een bezorgd
oog naar zijn wrakke sleep keek.
„we moeten dat gammele geval ja
nog door de branding zien te lood
sen!"
Toen richtte hij zijn kijker weer op
het troepje vóór hen, dat alle verrich
tingen van de sleepboot met stijgend
enthousiasme scheen te volgen
„Deksels!" riep Kappie plotseling
„Nou weet ik wie die briesende hoe
denman is! Dat is ja Signor Rivaldi!"
Nu zou men uit het blijde gedrag van
Signor Rivaldi op kunnen maken, dat
hij op zijn beurt Kappie op de Kraak
had herkend. Maar dat was niet het
geval. De vreugde van de grote man
gold heel iets anders.
„Carassima!" jubelde hij.." Viva
il filmo!Daar is onze vrachtvaarboot
weer' Welk een schone kijkuitzicht'
Presto' Wij gaan beginstarten met mijn
film' Ga de draaicamera's halen - de
vaarboot moet nu subito aanstranden
actio...!"
En wild gebarend joeg hij het gezel
schap uiteen
Maar plotseling scheen er iets
zijn, dat hem hinderde. Op zijn
weerspiegelden zich allerlei onpret
tige gevoelens en hij hapte hijgend
lucht.
„Caramba! Carambissima!" loei
hij, en wees met toornige vinger
de naderende sleep!!' Zo loopt
filmo in de soepslijk. Mijn stranding!
scene strandt op het zandstrand"'
En met zuidelijk temperamant be-i
hij zijn sombrero te vertrappen,
onbeheerst gedrag door een camen
man met grote gretigheid op de hls
band werd vastgelegd.
van hoorde op de hoogte bracht
Want bij het afgeven van een pak
ket met drukwerk aan zijn collega
(zij het ook slechts in letterlijke zin),
de bode Almekinders, weidde hij in
geuren en kleuren uit over het Kwar-
damse incident en dies ook over de
geruchten, die in Meeldam de ronde
deden.
Toen Almekinders 's middags de post
bij de burgemeester bracht, vroeg hij
instructies voor wat hij die avond
moest doen.
„Wat doen?" vroeg Dikkenburg een
beetje knorrig, „ik heb je toch al
gezegd wat er gebeuren moest
„Gaat het dan nog door?" infor
meerde Almekinders metgoeagespeei-
de onnozele verbazing
„Door? Wat door? Waarom zou het
niet door gaan?"
„Ja, ik vraag maar. In de stad weet
iedereen, dat het geen zuivere kof
fie is met die Amerikaan
„Zuivere koffie? Die Amerikaan?
Wat vertel je me nou?"
„Ja, als de burreneeser er niet
van weet, zal 't ook wel niet waar zijn."
-38-
„Klets niet man. Vertel me, waar
praten de mensen over. Wat is geen
zuivere koffie9"
„Ja, als de burgemeester het persé
wil wetener wordt verteld, dat
die Amerikaan, die meneer Claren
bough, er van tussen is en dat dus de
huldiging vanavond niet doorgaat."
„Wie vertelt die onzin?"
„Jaik hoorde het van bode Ak
kermans
„Die kletsmeier!"
„Maar Akkermans vertelde ook dat
ze het in Kwarden al wisten en de
jongens hem nageschreeuwd hadden en
iets op zijn wagen gekrast
De burgemeester wilde krachtig en
overtuigd stelling nemen tegen de klets -
praat en Almekinders eens goed de
mantel uitvegen voor zijn goedgelovig
heid, maar bedacht zich op het laatste
ogenblik.
„Luister niet naar praatjes, zorg
maar dat de boel vanavond netjes en
op tijd in orde is," beval hij en daarmee
kon de nieuwsgierige bode vertrekken.
Maar nauwelijks was hij weg of de bur
gemeester greep de telefoon en draai
de zijn privé-nummer. Weldra ant
woordde hem de stem van zijn vrouw.
„Zeg Anna, ik hoor rare geruchten,
over dat feest van vanavond Is jou daar
van iets bekend?"
„Nee," klonk het verwonderd aan de
andere kant van de lijn, „ik ben, toen
ik thuiskwam, meteen naar bed gegaan,
want ik was zo moe. Daarna heb ik
thee gezet en eigenlijk zat ik net op
jou te wachten of je nog kwam thee
drinken, Wat zijn dat voor geruchten?"
„Met een kwartiertje ben ik thuis
Dan zal ik je alles wel vertellen."
Maar toen hij een kwartiertje la
ter zijn vrouw het verhaal had gedaan,
bemerkte hij wel, dat ze nog niets van
het wonderlijke gerucht had gehoord.
Ergens echter moest het toch zijn oor
sprong hebben. Zouden ze misschien in
Kwardam uit Kwaadwilligheid een
zenuwoorlog zijn begonnen? Hij zat
't hoofd in de handen het geval te over
denken, toen Corrie binnenkwam
De zorgelijke houding van haar va
der overtuigde haar ervan dat haar
ouders alles reeds wisten. Ze snelde
op haar vader toe
„Vader, ik weet wel, het is ver
schrikkelijk, maar heus, ik geloof dat
het wel terecht komt. Ik heb er met De
Gooyer over gepraat en die heeft me
beloofd
„Wat is verschrikkelijk? Wat komt
terecht? Wat heb jij met De Goover
bepraatvroeg de burgemeester ver
baasd.
„Nou, die kwestie Clarenbough
„Wat is er dan met Clarenbough
Ja, eigenlijk wou ik wel weten, waar
zit die vent?"
„Weg."
„Weg?"
„Ja, weg. De benengenomen. Ertus
senuit. Met de noorderzon vertrok
ken of hoe u het ook noemen wilt."
„En hoe weet jij daarvan?"
„Alles. Ik heb hem waarschijnlijk
't laatst gesproken of het vroegst,"
voegde ze er met een slecht gelukte
poging tot scherts aan toe
„M'n hemel kind, spreek niet zo
in raadselen," smeekte haar moeder.
„Zeg op, wat weet je en houdt ons
niet in spanning."
„Maar weet u dan nog helemaal
niets?"
„Niets," snauwde de burgemeester.
„Iedereen schijnt hier alles te weten
en mijn dochter wel het meest, maar
ik, de burgemeester ben volmaakt on
kundig."
„Ik heb u ook nog helemaal niet
gezien," protesteerde Corrie
„Als 't zo ernstig was, had je me
kunnen opbellen of het je moeder ver
tellen Maar nu, vooruit ermee
snel!"
En toen hoorden Dikkenburg en zip
vrouw uit Corrie's mond het vertui!
van de thuiskomst van de pseudo-
Clarenbough met niets minder danees
stuk in de kraag, het gebeurde ten buit
van mevrouw Boom, de verklaria
die hij getekend had, waarin de bur
gemeester de schuld van alles kreeg
„De zwijnen," siste Dikkenburg.
Mevrouw deed eau-de-cologne op hair
zakdoek
„En toen heb ik meteen De Gpoyft
opgebeld, hij was hier al om laH
acht. Die heeft me beloofd, dat
Clarenbough of Jongejans heet die vetf
geloof ik, dood of levend zou terug
brengen en hem dwingen te verklara
dat u er part nog deel aan hebt.
„De Gooyer? Ja, dat is wel de ram
om dat zaakje op te knappen. Die heef]
mij en iedereen bij de neus gehad!
Aan die hebben we het te danken, dit
we zo heerlijk in de soep zitten
komt die vent op 't idee, waar haalt
hij de brutaliteit vandaan om mij es
ons allemaal zo afschuwelijk te bedot
ten! Daar is het laatste woord uog
niet over gesproken!"
„Maar vader," waagde Corrie.
heeft het toch allemaal gedaan tot best
wil van ons allemaal Wat zouden weee:
figuur geslagen hebben als .Garen-
bough niet gekomen was
„En wat een reuzefiguur slaan
nu hij wèl gekomen is," zei Dikken
burg grimmig. „En wat zit ik op
fluweel' Nu hebben die onderkruipers
die Boom en die Kruiderink hun zin>
nu zullen ze me krijgen, nu is hun tijd
gekomen. En m'n lieve collega uit
Kwardam, die dooievisjesvreter, Do
Great van Magerhem, zal er nog wel
voor vier duiten bij doen Geen won
der dat ze het in Kwardam al wisten.
Geen wonder dat hier de hele gemeente
het weet als mevrouw Boom o, als
ik die De Gooyer maar vijf minuten
tussen m'n vingers had
EEN ADVERTENTIE IN ONZE
KRANT BEREIKT EEN GROTE
LEZERSKRING.
PROBEER HET EENS!