het Leusden van 1985 LEUSDER KRANT Is dit •yfeHet verdwenen goudland: Als u zich nu abonneert krijgt u de krant een maand gratis en bovendien als jaarabonnee „Ons Jeugdboek" (250 pagina's lezen-knutselen- puzzelen). Als kwartaalabonnee ontvangt u als attentie een vierkleurenbalpen. WACHT NIET TE LANG! Doe zoals zoveel anderen voor u hebben gedaan: Vul de bon in en doe hem in een ongefrankeerde enveloppe (de postzegel betalen wij) en stuur 'm voor 31 januari a s. naar: Administratie Leusder Krant, Antwoordnummer 211, LEUSDEN/CENTRUM. weet u op tijd hoe het er werkelijk uit gaat zien. En dat niet alleen: meer te bieden dan al het nieuws over gemeentelijke zaken. Wie werkelijk wil weten kan eigenlijk niet zonder de Leusder Krant. De krant, die ook de kleine dingen in ere houdt de Leusder Krant heeft wat er in deze gemeente gebeurt Met een abonnement op de rtiaal: cuuol/lix r\r\nni 13 JA, ook ik wil elke week de Leusder Krant van u ontvangen voor f 18,- per jaar of f 4,75 per kwartaal. Mijn naam is: Adres: Plaats: Gironr.: Indien ik de bon opzend vóór 31 januari a.s. ontvang ik de krant 1 maand gratis. En ontvang als attentie bij een jaarabonnement „ONS JEUGDBOEK", bij een kwartaalabonnement EEN VIERKLEURENPEN. Handtekening: VVVVVVVVVVVV¥V¥V¥ "innende avonturenroman door H.W.van Brakel.j5^E vjaarsmorgen 1896 De doorbre- dageraad verscheurde de rosse ndnevels, waarin de clipper Li- gehuld was. Langzaam voer het verder, zich onweerstaanbaar ld in de wazig rode slierten, die »en drakendamp telkens over de heensluierden reling schalde de stem van de uit hard en duidelijk. „Schip aan jord!" Aan het dek ontstond al- beweging. Nieuwsgierig snelde deel van de bemanning naar de ihansing Tjonge! Een tegenligger t gedeelte van de Zuid-Atlantische jg wel op Nieuwjaarsdag. Een te- gger, ter hoogte van Tristan da - het eiland der Verlorenen - I filand der Gedoemden. Gespannen len ze in de aangegeven richting, lonken hun stemmen „Zie jij wat? is die schuit nou!" irginds!... Schuins voor je. Nee, meer naar links!" Inderdaad doemde onverwacht een hoge spsromp op, en sombere sil- t... stil en dreigend teer en meer naderde de Liberté ^nbekende vaartuig. Schipper Ver- wilde zo dicht mogelijk langszij •n om te praaien. Als een zwaard Zacht wiegde de romp op de lische deining en trok achter zich chuimend tracé Maar dan, ineens, litroep van verbazing en teleur- ng tegelijk. ,,Dat is geen schip!., j een wrak!" )g geen kwart kabellengte afstand arde ze het De Liberté gleed aam voorbij en aan hun verbaasde ?n vertoonde zich de restanten ifgeknapte masten. Als verdorde ibeenderen staken ze omhoog, ^er, onheilspellend. AhoyU" De stentorstem van de per daverde over het wijde water. kaatste terug tegen de hoge romp van het haveloos uitziend karkas. Gespan nen luisterden allen aan boord van de Liberté. Er kwam evenwel geen antwoord. Bijdraaien en sloep strij ken'" commandeerde Vernier. „We gaan eens kijken. Daar moet ik het mijne van hebben Villeinont, Antoine. Baptiste en Pierre, jullie gaan met me mee!" Terwijl de schipper aan zijn „eerste nog enkele korte beve len gaf, maakte rappe handen de klei ne sloep gereed. Drie minuten later ratelden de takels en zakte de boot langs de scheepswand „We zullen er eerst omheen roeien, mannen!" De stuurmansleerling Ville mot," maakte los, duwde de sloep voor zichtig af en greep het roer Vervol gens werden de riemen gelijktijdig in het water gezet en ging het met korte, krachtige slagen recht op het doel af Alras naderde men het onbekende vaar tuig aan bakboord Met een brede arm zwaai beduidde de schipper, dat hij eerst om het wrak heen wilde. Scherp tuurde hij naar boven, naar het dek; zijn oren spitsten zich. „Hallo daar- bó-ven'!" Met beide handen aan zijn mond bulderde hij deze woorden Het monotone geklots van de trage golf slag tegen met koper beslagen romp van het onbekende vaartuig, wasechter het enige antwoord. „Geen kip aan boord, schipper merkte de leerling op. „Wat zullen we doen?" „Eens kijken of we ook ergens een naam kunnen ontdekken.' ant woordde de „ouwe" „Tot op heden heb ik nog niks kunnen Hé, wat staat daar?" „Waar. schipper?" Vier paar ogen volgden de uitgestrek te arm, die naar de spiegel wees. ..Daar' Onder de vensters inde achter stevenDaar staat een woord De letters zijn nogal beschadigd .zien jul lie wel Wat maak jij eruit, Villemot? De stuurmansleerling kneep zijn ogen samen tot spleetjes en tuurde aan dachtig naar de verminkte letters, die in brons waren aangebracht, doch door de invloed van zee en winden zwaar hadden geleden ,,0-P-H-I-R", spelde hij langzaam en met aandacht. Zich toen met een ruk naar de schijjper wendend. .Daar staat de naam OPHIR „Ophir?" herhaalde deze en streek met een nadenkend gebaar zijn ver weerde hand over de grijze ringbaard, die ijn gebronsd gelaat omlijstte. „Een mooi klinkende naam." vond de leerling Wat betekent het eigenlijk, schipper?" „Als ik mij niet vergis dan was het een goudland uit de grijze oudheidMaar ja. het is alweer zoveel jaren geleden, dat ik op de schoolbanken gezeten heb, Villemot. In elk geval zou ik wel eens even een kijkje aan boord willen nemen. We zullen aan lij vastmaken. Pierre, jij slingert de lijn met de haak in het want.Goed zo Nog een ruk en hij vreet in het hout Mooi, nou vasthouden!.. En jijVillemot, sla de enterhaak in de zijwand het hout is daar voldoende verweerd Juist onder de verschansing Nou naar boven jong, en dan de touw ladder ophalen. Vlug!' Met de voeten tegen de scheepswand steunend, klom de lichte en lenige stuurmansleerling snel naar boven Weldra sprong hij aan het dek en trok de smalle touwladder op. die hij aan 't staand want vastmaakte Even later verscheen het goedmoedige gezicht van de schipper Zijn zware gestalte werk te zich snel aan boord, waarna lnj de matrozen Antoine en Baptiste bevel gaf. zich eveneens bij hem te voegen. „Zo, zo! Daar staan we nou!" Schipper Vernier keek het dek eens rond Er viel nergens een levende ziel te be speuren. „Lijkt me een verlaten boel tje," mompelde hij, langzaam in een cirkel ronddraaiend De schuit moet minstens vijftig jaar geleden gebouwd zijn Kijk maar naar dat campagnedek Is waarschijnlijk als bark getuigd ge weest." -2- Opeens zweeg hij. Gespannen keek hij naar de grote mast, waarvan de on derste helft nog geheel in tact was. Met langzame passen liep hij er heen, gevolgd door de overige drie „Zien jullie dat!" In zijn stem klonk een nauwelijks verholen huiver „Wat bedoelt u, schipper?" Uit drie monden klonk dezelfde vraag. „Die zware ijzeren stangen, waarmee ze die mast versterkt hebben! Kijk Ze hebben met de fokkemast en de bezaan hetzelfde uitgehaald!" „Ja,' sprak Baptiste „Daar heeft de schipper gelijk in Dat valt me nou ook op Zoiets heb ik nog nooit eerder gezien'" „Waarvoor zouden ze dat gedaan hebben, schipper?" Antoine keek de „ouwe" eens van terzijde aan. Zag hij het goed, of was het verbeel ding''* Op het zo vertrouwde gezicht van Vernier lag een uitdrukking van onrust. Als vastgenageld aan het dek stond Claude Vernier daar, terwijl zijn ogen wantrouwend rond gingen. Op het drij vend karkas heerste een beklemmende stilte. In het hart van Vernier spook te de angst en achter zijn stoere voorhoofd raasden zijn gedachten.. Hij zag het beeld voor zich gierende storm en een holle zee, bliksemflit sen om een schip. Het had alles bij staan en de masten versterkt met ijzeren stangen, zodat het in het he vigste noodweer door kon jagen zonder zijn masten over boord te zeilen. Met zwarte zeilen en de bloedvlag aan de ra, zo trachtte het schip de Kaap te ronden. Maar stormen en stromen hiel den het als gekluisterd aan die plek. Steeds werd het achteruit gezet en tel kens beproefde het opnieuw zijn storm loop tegen de elementen. Zo worstel de het de eeuwen door, het schrik beeld van allen, die de zeeen bevaren hadden. En wee de zeeman, die het bestond om brieven mede te nemen van dit aan zijn plaats gebonden schip Brieven voor Holland, gericht aan men sen die reeds lang vergeten en ge storven waren Wee de zeeman, die zulke brieven aangenomen had het zou zijn ondergang betekend hebben. Zo zou hij moeten doorvaren, tot aan de jongste dag. deze door God ver vloekte schipper, die het bestaan had om op een Goede Vrijdag het anker te hieuwen de zeilen te hijsen en zijn manschap te dwingen tot het ver trek Zo zou hij moeten doorvaren, ondanks storm en regen, ondanks don der en bliksem, ondanks God en de duivel, gehouden aan zijn eed, waar aan hij door een stem uit de hemel herinnerd was Dat was het lot van de onverzettelijke Hollandse schipper, dat was het lot van schipper Barend Fokke, van schipper van Galen, van schipper van Straten, of van schipper van der Decken, kortom, hoe zijn naam ook geweest mocht zijn. Dat was 't lot van „de Vliegende Hollan der". zoals bekend was bij de zeelui van alle tijdenOókClaude Vernier.. „Schipper! Wat is er' De stem van Villemot bracht Claude Vernier tot de werkelijkheid terug De werkelijk heid, dat hij zich op een verlaten kar kas bevond, ergens tussen de 30 ste en 40 ste breedtegraad, halverwege Kaap Hoorn en Kaap de Goede Hoop. De werkelijkheid van het schip, hetwelk de tegenligger was van zijn Liberté en dat onttakeld ronddreef op een rus tige zee en bij kalm weer.. De werke lijkheid dat hij de oude ervaren en bevaren zeerot uit Le Havre, nog nimmer een werkelijke ontmoeting had gehad met de legendarische Hollander, dan alleen in de verhalen van zijn vader en grootvader Een mengeling van verlegenheid en schaamte vervulde hem, toen hij de verbaasde gezichten om zich heen zag Dat die legende hem zó te pakken had Claude Vernier kon zichzelf wel om de oren slaan. „We zullen eerst eens verder gaan kijken, mannen Kom, laten wij de verblijven onder het campagne- dek gaan doorzoeken De forse gestalte van de schipper be woog zich enigszinds aarzelend verder. Het gevoel van onbehagelijkheid, dat hem bekropen had, wilde maar niet wijken Met lange passen stapte hij naar de deur en drukte de klink om laag. Ze bleek gesloten, waarschijn lijk aan de binnenkant gegrendeld. Ver nier liet zijn grote vuist met een dreunende slag op het paneel neer dalen eenmaal... tweemaal drie maal. Daar binnen bleef het stil „Is daar iemand'" De stem van de schipper zette zich uit. Er kwam geen antwoord. Vernier keerde zich naar de mannen „Dan zal ie een „zetje" moeten hebben, jongens Vooruit dan maar De schouders er tegen... Een twee. huup' Een., twee Jjjaaü" Met een hevig gesteun gaf het ver molmde, dikke hout eindelijk mee De zwaar verroeste hengsels braken af en de deur hing half naar binnen. Enkele forse trappen maakten verder vrij baan en schipper Vernier stapte met dreunende passen het half donkere vertrek binnen Hij bevond zich in een zeer ruime kajuit, naar alle waar schijnlijkheid eenmaal het kapiteins- verblijf Halverwege bleef hij staan. Zijn ogen moesten even wennen aan het schemerige licht, dat de kleine en dik beslagen glas-inlood-ramen, uiterst spaarzaam doorlieten Midden in het vertrek stond een grote, zeer zware tafel Recht erboven hing van de lage zoldering een koperen olielamp. Achter de tafel verrees de rugleuning van een monumentale armzetel, vervaardigd van even zwaar en massief gebeeld houwd eikenhout als de tafel De zetel was iets achteruit geplaatst, alsof ie mand hem verschoven had, die haas tig de kajuit had verlaten. -3- Schipper Vernier wilde het vertrek verder inlopen, toen hij met een kreet achteruit trad „Mon Dieu!... Daar ligt een lijk1" Zijn uitgestrekte rech terarm wees naar een lichaam, dat tussen de tafel en de armzetel op de vloer van de kajuit lag. Schoorvoetend naderden de anderen Baptiste sloeg een kruis. „Maak eerst eens wat meer licht, mannen. Stoot die smerige ruitjes maar naar buiten, dan krijgen we meteen een beetje meer frisse lucht. Het stinkt in dit hol als in een oude kamferkist." Dat lieten de andere zich geen twee maal zeggen. Villemot haalde een paar stevige einden hout, vermoedelijk hand spaken van een kaapstander, die hij aan dek had zien liggen en ramde daar mede de groezelige ruitjes uit de span ningen- Weldra spoelde de frisse zee wind door de kajuit en dwarrelden wolk jes opgejaagd stof in de speels binnen dringende zonnestralen „En laten we nu de zaken eens rus tig bekijken" Schipper Vernier be dwong zijn emotie met kracht. In de ogen van zijn mannen wilde hij geen kinderachtig figuur slaan. Vastberaden liep hij om de tafel heen en trok de zware zetel wat achteruit. Daarna boog hij zich voorzichtig over het lichaam en bekeek het aandachtig Nieuwsgie rig, ietwat aarzelend, groepten de ove rige mannen zich om hem heen. Men had een lugubere ontdekking ge daan. Aan hun blikken vertoonde zich een geelachtig, uitgedroogd lijk, nog ge deeltelijk gestoken in de zeemanskle- ding uit de eerste helft der negentien de eeuw Het had veel weg van een half aangeklede mummie, dit als met bruin perkament overtrokken geraam te. Het lag voorover half op de lin kerzijde gewenteld en hield de beide tot vuisten gebalde handen tegen de borst gedrukt. Op de grond, ter hoog te van het hoofd, was een grote, zwar te vlek te zien. „Waarschijnlijk een plas bloed ge weest," merkte Villemot fluisterend op Schipper Vernier schudde het hoofd. „Geloof ik niet," antwoordde hij. het lichaam een weinig verleggend. „Ik kan nergens iets van een wond ont dekken." Hij bukte zich nog iets ver der en bekeek de donkere plek op de houten vloer wat aandachtiger. „Hé!" zei hij toen. „Dat is geen bloed... maar dat is inkt! Het lijkt wel. of hij heeft zitten schrijven, tot het laat ste ogenblik van zijn leven." Vernier richtte zich op en begon het vertrek rond te lopen, langzaam en in een ietwat gebogen houding Zo zocht hij iedere vierkante meter met de grootste oplettendheid af. Op een ge geven moment bukte hij zich „Kijk eens, wat ik heb!" Hij hield een klein rond voorwerp in de hoogte De andere kwamen naderbij. „Een vaasje!" riep Baptiste uit Een tin nen vaasjeeen soort inktpotje, of zoiets." Precies!" Vernier knikte goedkeurend. „De dikke, harde koek van de opgedroogde inkt zit er nog in. Zie maar'" „Waarachtig. De schipper heeft alweer gelijk," vond Antoine „Dat ding is natuurlijk door de jaren van zwalken en slingeren in een hoek gerold „Misschien heeft iemand hem dat ding wel tegen zijn hoofd geslingerd," op perde Villemot. „Hoe komt anders die ikk daprecies daar waar hij nou met zijn hoofd ligt." „Mogelijk heb je gelijk mogelijk zit het ook geheel anders. Maar ik zou dit wel willen zeggen.. Als die knaap heeft zitten schrijven, dan moet er toch ook wat wezen, waar op hij heeft zitten schrijven. Maar ik zie noch een pen, noch perkament. Jullie?" „Dat is zo," beaamden de an deren. „Ik zou dus willen voorstellen, om het hele schip eens rond te neu zen in de hoop, nog wat meer te vin denVernier hield midden in zijn zin op en stapte op de tafel toe „Mis schien dat we hier nog iets kunnen ontdekken Daar zie ik een la on der het blad van de tafel Meteen liep hij erheen en trok aan de bronzen ring, die in het midden van een breed en fraai uitgesneden paneel was bevestigd. Het hout, dat door de loop der tijd was gaan wer ken, klemde nogal en met veel moei te gelukte het hem, de lade open te trekken. „Tjonge, tjonge, wat gaat dat stroef!. Ee!Daar komt ie!Hé! Wat zouden jullie daarvan zeggen. Kijk eens!Er liggen papieren in." Zijn brede handen verdwenen half onder het zware blad, Geritsel van papier klonk door de lage ruimte en even later legde hij zijn vondst voor de ver baasde ogen van zijn gezellen neer „AlsjeblieftEen tekening, een soort platte grond, een., ja, wat is dat het lijkt wel een oorkonde, of zoiets, en nog twee brieven. Verzegeld en wel Wat staat er op? Kan jij het lezen, Villemot?" De stuurmansleerling kwam een stap nader en bekeek de vergeelde couverts met aandacht. „Een vreemde taal, schipper Dit hier zal wel moeten betekenen: aan de heer. van der Decken. Dan een plaatsnaam, die ik niet kan uitspreken.. En dan het woord „Hol land" „Wat zeg je!" Met grote ogen keken Villemot en de beide mannen hun schipper aan. In zijn ogen lazen zij ontsteltenis, terwijl zijn gelaat asgrauw was geworden. POLLUX 09 „Hebt u dat van jufrouw Meier al gehoord? Oh. bent u zelf juf frouw Meier!"

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1974 | | pagina 15