es met dichte bebouwing noodzakelijk
ter accentuering van het stadssilhouet
WONEN EN WOONMILIEU
Woonbuurten moeten
als dorpskernen zijn
Alle ecologische gegevens moeten
medebepalend zijn voor de
stedebouwkundige vormgeving
Wonen in
Leusden,
een
droombeeld
IlEUSDEN/CENTRUM - Als onderdeel van het rapport „Ontwikkeling van
,usden/Centrum" (Tweede fase), verscheen kortgeleden de derde deelnota:
onen en woonmilieu", samengesteld door de gemeentelijke diensten in op-
•acht van burgemeester en wethouders en bestemd voor de Werkgroep Be-
leramingsnlannen van het Comité Milieuzorg Leusden, die zich er binnenkort
aaodagavond a s>) 0ver zal gaan buigen. B. en w. hebben een nogal lijvige
•elnota het licht doen zien: 34 pagina's dik. De belangrijkste conclusie uit
rapport is, dat moet worden gestreefd naar een groter aantal woningen
ir hectare. Het rapport spreekt van zones, waarin een dichtheid zou moeten
gerealiseerd van zo'n 60 woningen per hectare. Ter vergelijking:
imenteel is de gemiddelde bebouwing per bestemmin- plan ongeveer 20 tot
woningen per hectare. (Leusden/Centrum). Het gevolg van dit systeem is,
i\ de stichtingskosten van de woningen kunnen worden gedrukt, waardoor ook
or de minst draagkrachtigen goede woningen kunnen worden gebouwd. Een
[iciënte ruimtebenutting staat hierbij natuurlijk voorop, zoals in het rapport
ar voren wordt gebracht. Ook mag één en ander niet ten koste gaan van de
raliteit der woningen en het woonmilieu, integendeel. Er moet worden gestreefd
verbetering van deze factoren. Met andere woorden: er moeten méér
.zen worden gebouwd op het stuk grond dan normaal gebruikelijk in Leusden,
J percentage groen en andere voorzieningen mag niet achteruit gaan maar
,et worden verbeterd, terwijl ook de kwaliteit van de woningen en de keuze
woningtypen moet worden verhoogd. In de deelnota wordt er tevens van uit-
aan, dat het tot nu toe gevolgde systeem, waarbij het bestaande groen zoveel
•elijk wordt gespaard, moet worden gekontinueerd. Juist het bestaande
zal medebepalend zijn voor de vormgeving van de woningen en de mate van
louwingsdichtheid.
hogere eisen was mogelijk, omdat door
de grote welvaartsstijging in de jaren
vijftig en vooral zestig de bestedings
mogelijkheden belangrijk werden ver
ruimd. Sinds 1970 is de individuele
welvaartsgroei echter belangrijk
afgenomen, deels door een verminde
ring van de algemene ekonomische
groei en deels door de sterk stijgende
uitgaven voor kollektieve voor
zieningen
Het moet niet uitgesloten worden
geacht dat deze ontwikkeling zich zal
voortzetten Hierdoor worden de mo
gelijkheden om nog grotere en beter
bebouwde omgeving. In de deelnota staat
hierover het volgende geschreven
,,Het aanwezige landschap rondom
Leusden-centrum is het resultaat van
natuurlijke processen en menselijke
activiteiten. Dit landschap wordt met
meer begrip voor de waarde ervan, met
meer oog voor haar schoonheid en met
een duidelijker ervaring van de werking
ervan op het psychische herstel van
de mens, als een belangrijk onderdeel
van het totale milieu gezien
De gebouwde omgeving, (bestaand en
te ontwerpen) als tweede belangrijke
onderdeel van het milieu is groten-
De deelnota begint met de volgende
leiding, die wij u, terwille van de
iidelijkheid, niet willen onthouden.
„In onze maatschappij wordt alge-
}èén erkend, dat een ieder recht heeft
volwaardige huisvesting Het begrip
aardig is uiteraard tijdgebonden
asn o a afhankelijk van de algemene eco-
omische toestand, de veranderend
aatschappij-opvattingen engezinsom-
ing e d Dit betekent, dat er zich in de
Kip van de tijd veranderingen voordoen
algemeen geaccepteerde opvattingen
ie soms zelfs wettelijk geregeld wor-
in) over (minimum) eisen die aan de
jning en de woonomgeving gesteld
u& loeten worden Deze kunnen betrekking
Y; ibben op de bouwtechniek, de relatie
ssen gezinsomvang en aantal ver-
ekken, (w.o studie-en hobbyvertrek-
in) de omvang van de vertrekken, de
llatie tussen inkomen en woonlasten,
i woningdichtheid, de uitrusting van de
jning, de woonvorm en de vormgeving
inwoning en woonomgeving
STRIJDPUNT
Een zich steeds weer voordoend
rijdpunt is de vraag in hoeverre de
lens de voorbereiding van be-
teC emmuigsplannen aan woningenwoon-
igeving te stellen eisen moeten zijn
jnti ibaseerri op de dan geldende opvat-
igen en in hoeverre moet (en kan)
mien vooruitgelopen op in de toe-
mst te verwachten eisen De beant-
lording van deze vraag is niet in de
rste plaats van belang, omdat er
orgaans nogal wat tijd verloopt tus-
voorbereiding en uitvoering, maar
ral omdat door de lange levens-
ir van woningen een groot aantal
nsen zal moeten leven in woningen
die nu wel gebouwd worden, maar ge
leidelijk verouderen De ervaring tot
nu toe heeft geleerd, dat de eisen
die aan de woning en de woonomgeving
worden gesteld, steeds hoger worden
Dit is tot uitdrukking gekomen in de
bouw van doorgaans grotere woningen,
het realiseren van grotere vertrekken
en meer voorzieningen in de woning
(badkamer of douche centrale ver
warming, betere afwerking) alsmede
in meer groenvoorzieningen in de woon
omgeving. Het tegemoet komen aan de
Er dient gebouwd te worden
r grote en kleine gezinnen,
k eigen bouwers moeten ruimte
ijgen
uitgeruste woningen te bouwen aan
merkelijk beperkt. Bovendien nemen
de stichtingskosten relatief sterker
toe dan het gemiddelde prijsniveau en
stijgen de woonlasten naar verhouding
nog meer door de renteverhogingen,
waardoor de te verwachten geringe
verruiming van de bestedingsmogelijk
heden voorzover het gaat om het huren
of kopen van een woning vrijwel teniet
wordt gedaan. In dit licht gezien moet
een verdergaande kwaliteitsverbe
tering van woning en woonomgeving
allereerst mogelijk worden geacht, in
dien wordt gestreefd naar een effi
ciëntere ruimtebenutting Dit kan wor
den gerealiseerd door te streven naar
grotere woningdichtheden dan thans
veelal worden toegepast en naar een
grotere differentiatie. Grotere dicht
heden leiden tot lagere grondprijzen per
kavel en kunnen op die manier de
stichtingskosten drukken. Met enige
fantasie kan ook bij grotere dichtheden
een zeer aantrekkelijk woonmilieu ont
staan. Een grotere differentiatie, wat
veelal neerkomt op de bouw van meer
kleine woningen dan thans gebruike
lijk is, bevordert in het algemeen de
doorstroming, en stelt op die wijze
de lagere inkomensgroepen in staat
een betrekkelijk goedkope woning te
huren of te kopen. Voorzover op deze
manier meer kleine woningen (twee en
drie vertrekken) worden gebouwd (wat
meestal het geval is), kunnen de stich
tingskosten eveneens worden gedrukt:
de bouwkosten van kleine woningen
zijn lager dan van vergelijkbare gro
tere woningen, en per ha kunnen meer
kleine dan grote woningen worden ge
bouwd
Wat de omgeving betreft, zal ook in
de toekomst ruime aandacht moeten
worden besteed aan het scheppen van
een milieu, waarin de mens zich vei
lig en thuis voelt. Daarbij moet o a.
gedacht worden aan het weren van ge
motoriseerd verkeer in grote delen
van de woonbuurten, het aanleggen van
niet aan verkeerswegen gebonden voet
en fietspaden, het scheppen van speel
ruimte voor de jeugd met een minder
kunstmatig karakter en het zoveel mo
gelijk toepassen van uiteenlopende wo
ningtypes In de volgende stukken zal
nader op de diverse aspekten van het
wonen en de woonomgeving worden in
gegaan.
WOONMILIEU
Het „woonmilieu' wordt gevormd
door het aanwezige landschap en de
aandacht te worden besteed aan
het groen. De bestaande ecologi
sche gegevens dienen niet inge
past te worden in de bebouwing,
maar de bebouwing dient aange
past te worden aan het bestaande
is het moment van zijn inschakeling
van doorslaggevende betekenis op het
maken van een waterval of een aantal
bloembakken met een fontein ertussen
Om kort te gaan, bij het zetten van
de eerste stappen op de weg die naar
het „woonmilieu" moet leiden, wordt
het aandeel dat de natuurlijke gesteld
heid en historische overblijfselen in
de omgeving van de woonstede gaat
leveren, steeds belangrijker.
Dit betekent ten eerste dat men er
naar moet streven bij het ontwerpen re
kening te houden met de verzamelde
ecologische gegevens, hetgeen meer
bevat dan een inventarisatie van be
staande bomen en sloten".
Met andere woorden: de stede-
bouwkundige ontwerpers moeten
niet - zoals tot voor kort ge
bruikelijk was - eerst de huizen
ontwerpen om dan te kijken hoe
het met de „aankleding", het groen
zit, maar eerst het bestaande groen
bekijken, om aan de hand van die
inventaris het ontwerp te maken,
waardoor een harmonisch en aan
genaam geheel ontstaat tussen
landschap en nieuwbouw
In de eerste fase is dit al ge-
gedeeltelijk toegepast, maar zoals
ook in het rapport wordt gesteld
dit moet nog veel beter gebeuren
Bovendien moet in de woonomge
ving de zakelijkheid van meestal ïn-
formatie-arme architectuur en we
genbouw, (saaie eentonige woon
straatjes) verdwijnen. Voor ar
chitecten en stedebouwkundigen
een unieke kans om toonbeelden
van eigentijdse opvattingen te de
monstreren, zoals de deelnota
schrijft.
Als de deelnota wordt aanvaard,
dan zal de tweede fase in de toe
komst gaan bestaan uit op huidige
dorpskernen gelijkende woonbuur
ten. Een erg idealistisch beeld
konkreet hierop ingegaan met
voorbeelden hoe dat kan worden
bereikt. Wij citeren:
„Het lijkt gewenst voor de toekomst
een wat fijn korreliger structuur tot
ontwikkeling te brengen, gelijkend op
de huidige dorpskernen met kleinere
groepjes woningen (woonomgevingen,
woonerven, hofjes) die als geheel weer
de woonbuurt vormen Vanuit de woning
en de misschien met bielsen en tuin
kabouters verlevendigde voortuin weel
de woonomgeving ingaande, merken
we dat er een aantal belangrijke fac
toren zijn die een woonmilieu helpen
ontstaan en verder komen dan het net
vlies. De aantrekkelijkheid van de wo
ning (dieptewerking, wisselende daklijn
en dakvorm, gevelcontrasten, een on
gelijkmatig lijnenspel, tegenbewegin
gen van gebogen tegen rechte vormen,
van verticale tegen horizontale lijnen),
en een plaatsing van straatmeubilair
als steun voor de oriëntatie in de om
geving, daar begint het meestal mee
deels een produkt van eigen schepping;
doch net als bij het landschap wordt
de mens op zijn beurt weer sterk be
ïnvloed door dat produkt Eigenlijk
kunnen we pas spreken van „een mi
lieu' als deze terugwerking volledig
tot stand komt. Nog sterker gezegd
het is de laatste jaren gebleken, dat
negeren van consequenties van die
terugwerking als een bedreiging op het
menselijk bestaan moet worden be
schouwd.
Bij het ontwerpen dienen de makers
van de gebouwde omgeving rekening te
houden met diverse voorschriften welke
een minimum aan veiligheid en gezond
heid en een kans op voortbestaan kun
nen garanderen (hinderwet, ver
ordeningen, milieuwetten e d). De stap
naar het zich wel bevinden in en het
gelukkig zijn met, doch ook geïnspi
reerd worden door zijn omringende
- gebouwde en aangelegde - omgeving
blijkt echter nogal groot te zijn. Te
vaak wordt nog de toevlucht genomen
tot trucs om voorlopig aan dit verlangen
te kunnen voldoen. Deze trucs zo
als. straten autovrij maken, bankjes
onder lantaarnpalen en zandbak
ken in bermstroken, geven een kort
durende directe voldoening en
natuurlijk, veiligheid voor de kinderen
en enig comfort voor de voetganger.
Kenmerkend in de woonomgeving is
thans het moment van inschakeling van
de „groenman" Hij treedt in de be
bouwde omgeving nog teveel op als
de behanger in de woningbouw Toch
Ik heb met veel genoegen de deelnota „Wonen en woonmilieu" als
onderdeel van het programma van eisen voor de tweede fase, gele
zen. Wie dit rapport aanvraagt bij de gemeente (tegen een bepaalde
vergoeding te verkrijgen), zal het met me eens zijn, dat de gemeente
het beste met ons en onze toekomstige buren voor heeft. Het eerste
deel van het rapport is eigenlijk alleen maar interessant voor des
kundigen. Hierin wordt (op de inleiding na, die wel belangrijk is voor
de leek), gesproken over allerlei cijfers uit heden, verleden en moge
lijke toekomst die van belang zijn voor de bepaling van het woonmilieu
in Leusden. Het wordt voor u en mij als geïnteresseerde leek pas echt
interessant als al die cijfers worden uitgedrukt in lyrische bewoordin
gen. Zelden heb ik zo'n gezellig stuk ambtelijk proza onder ogen
gehad en dat wil wel wat zeggen. Het is duidelijk, dat de verant
woordelijke ambtenaren hun uiterste best hebben gedaan om voor iede
re leek duidelijk te maken wat zij nou eigenlijk willen (en met hen
natuurlijk het gemeentebestuur). Nou, dat is hen voor het grootste
deel best gelukt. In dit nummer hebben we verschillende gedeelten
voor u overgenomen. Als we het programma van eisen ten aanzien
van het wonen en het woonmilieu bekijken, dan krijgen we de meest
ideale stad die we maar kunnen wensen. Natuurlijk is alles betrekke
lijk, maar toch
Er zijn natuurlijk ook tal van kontroversionele punten in de deelnota
opgenomen Om maar iets te noemen de bebouwingsdichtheid Die zal
in sommige gebieden van de tweede fase stukken groter worden dan
in de eerste fase het geval is. tenminste als alles volgens plan van de
gemeente gaat verlopen. Amusant is het om te lezen, dat die grotere
bebouwingsdichtheid niet resulteert in flatgebouwen, zoals dat in elke
„gezonde" stad gebeurt, maar in zogenaamde woonheuvels. Niemand
weet eigenlijk wat er precies mee bedoeld wordt, maar ik moet toe
geven, dat het bijzonder aardig gevonden is.
Maar goed. de woonheuvels hebben een doel. Want aan het slot van
de nota wordt het één en ander uit de doeken gedaan; zij dienen om
bet stadssilhouet van Leusden te accentueien. Het gemeentebestuur
is namelijk van mening - en waarom ook eigenlijk niet - dat Leusden
als stad (in 1985) herkenbare onëntenngspunten dient te bezitten.
Vooral het stadscentrum diendt duidelijk herkenbaar te zijn. Daarvoor
dienen dan onder meer de woonheuvels
Als we dan ook nog lezen waar allemaal naar gestreefd dient te
worden om een bijzonder prettig woonmilieu te kunnen scheppen,
dan is de zaak rond. Nu is het uiteraard niet mijn bedoeling om de
deelnota in een belachelijk daglicht te zetten. Het is alleen opvallend,
dat de gebruikte bewoordingen en de toon sterk afwijken van voor
gaande ambtelijke stukken die ons in de loop der jaren bereikten.
Toegegeven, alle moeilijke woorden zijn nog niet vervangen door
gemakkelijker begrippen, maar er is gewoon hard aan gewerkt.
Het resultaat is daardoor misschien zo verrassend „onambtelijk"
geworden (vooral het laatste gedeelte), dat veel door de wol geverfde
lezers er moeite mee zullen hebben. Het is dan ook echt wel even
wennen Overigens blijft het natuurlijk een wens-beeld In woorden
klinkt het allemaal erg aardig, maar het hangt van de praktijk af of
er iets dergelijks gerealiseerd kan worden. Vooral die bebouwings
dichtheid en die woonheuvels zitten ons een beetje dwars. Voor je
het weet, heb je flatgebouwen om je heen staan. Gebouwen, die niemand
wenst en die dan wellicht alleen dienen voor het stadssilhouet. Een
grote voorzichtigheid in deze materie is toch wel gewenst, maar daar
is men het in de deelnota ook wel mee eens. Gelukkig maar.
Bert Vos.
WONINGTYPEN
Natuurlijk dient ook veel aandacht
besteed te worden aan de verschil
lende aan de bewoners (gezinnen) aan
gepaste woningtypes. Het rapport zegt
hierover het volgende:
„Om tot een zo groot mogelijke sa
tisfactie te komen in woongenot zou
voor ieder een aangepast huis gebouwd
moeten worden. De woonwensen van de
bewoners verschillen naar leeftijd en
gezinssamenstelling. Ook de financiële
mogelijkheden van de bewoners spelen
een rol
Maar omdat de toekomstige gebrui
kers niet bekend zijn verdient het aan
beveling om een zo groot mogelijk
aanbod van verschillende types te ver
zorgen Een andere oplossing lijkt
een soort standaardwoning die door
de bewoners naar eigen smaak en
wens uitgebreid kan worden met bouw
pakketten waardoor de grootte va
rieert met de woonwensen. De wens
om de interieurindeling aan te pas
sen kan vervuld worden door gebruik
te maken van een variabel inbouw-
pakket.
Een combinatie van genoemde mo
gelijkheden en aanbod in typen plus
een mogelijkheid voor eigenbouwers,
die zich een maathuis laten aanmeten,
komt tegemoet aan de meeste - te
voorziene - woonwensen voortvloeiend
uit het samenleven in gezinsvorm Voor
bejaarden, alleenstaanden en andere
woonruimte behoevenden, die niet zo
sterk hangen aan het eigen tuintje,
zijn ook aangepaste woningen benodigd
Dit mondt uit in kleine woningen en/of
woningen in gestapelde bouw. Bij de
vormgeving hiervan verdient het aan
beveling om de nodige terughoudend
heid in acht te nemen. De aanzetten
die schoorvoetend verschijnen in de
vorm van woonheuvels e.d. verdienen
hier aandacht. Om de discrepantie
in massa t o v de andere woonhuizen
niet te sterk te laten spreken wordt
voor Leusden slechts een zeer klei
ne uitvoering daarvan gewenst geacht
Deze zouden geplaatst moeten wor
den daar waar een accentgevraagd
wordt, bijvoorbeeld op plaatsen waar
een brandpunt van voorzieningen aan
wezig is of waar de mogelijkheid be
staat van een fraai uitzicht voor de
bewoners Vanwege het landelijke ka
rakter en de zo gewaardeerde klein
schaligheid van Leusden dient de hoog
te van zo'n gebouw beperkt te blijven
tot maximaal vier bouwlagen.
Het stadssilhouet van Leusden
- uiteraard in relatie gebracht met
het huidige en toekomstige landschaps-
jeeld in de gehele agglomeratie Amers
foort - zal ook één van de vormge-
vingsuitgangspunten kunnen vormen
voor het hier en daar situeren van
geconcentreerde, soms wat hoger op
gaande bebouwing Overzien wij nu
de aanwezige structuur in de le fase
tot stand gekomen, de huidige wen
sen tot verdergaande differentiatie in
de uitbeelding van de woonomgeving,
gepaard gaande met confrontaties in
het hoofdwinkelcentrum, in de scho
lencentra en op min of meer unieke
ontmoetingspleinen die de functie van
de oude dorpsbrink of de buurtpleinen
weer overnemen, alsmede het spre
kend stadssilhouet, dan menen we het
volgende te moeten stellen.
Het lijkt gewenst, dat er terwille
van het silhouet en de algehele oriën
tatie in het Leusden van anno 1985,
waarvan op dit moment de exartevorm
niet bekend is, enige concentratie van
bebouwing aanwezig is op een centrale
plaats in het totale gebied Leusden-C.
Een intensief grondgebruik in dit gebied
met een sterke afwisseling in lunc-
ties, doch ook grote contrasten in bun
deling en spreiding van die functies,
zou dan kunnen wijzen op het naderen
van een brandpunt. In dit brandpunt
heeft het geheel een evenwichtstoe
stand bereikt. Doch deze balans zal
telkens opnieuw moeten worden inge
steld. De invalroutes, die bij eenstads-
omvang van ruim 28.000 inwoners
rechtstreeks op het centrum kunnen
zijn gericht, zouden dichtbij het cen
trum een meer geconcentreerde be
bouwing wenselijk maken".
In de deelnota word aan het slot
van het hoofdstuk eeD aantal prak
tische zaken opgesomd, die kunnen
inspireren tot de eerder genoemde
stedebouwkundige vormgeving:
„Bij de vormgeving moet worden ge
streefd naar:
- kontrastwerking tussen openheid en
beslotenheid,
- optimale privacy voor de bewoners,
- een verantwoorde keuzevrijheid voor
de bewoners binnen- en buitenshuis
alsmede in de woonomgeving,
- verkeersregulerende stelsels van
voetgangerspaden en verkeersfil-
ters,
- zelf te maken speelgelegenheid voor
de kleuters direct bij de woningen,
- met zorg gekozen natuurlijke groen
voorzieningen,
- een aan de functie aangepaste en
doordachte verharding in kleur en
textuur.
- een multifunctioneel gebruik van
voorzieningen en goede onderlinge
relaties tussen de voorzieningen,
- onderwijsvoorzieningen moeten op
veilige en beloopbare afstand met
namë voor de jeugd, worden gepro
jecteerd, doch minder op een „ei
land" gesitueerd.
- kleine concentraties van winkel
voorzieningen dicht bij huis moe
ten de consument in dagelijkse le
vensbehoeften voorzien, maar voor
grotere aankopen mag de aarzeling
naar het hoofdcentrum te trekken
niet te lang duren,
- voor buurtwegen is een te grote
gestrektheid ongewenst,
- bedacht moet worden in alles, dat
metrische regelmaat wel orde
schept, doch geen complexiteit. Te
ver doorgevoerde regelmaat leidt
tot wanorde en doodsheid.
Een zekere grilligheid en speels
heid is noodzakelijk,
- de ruimtelijke articulatie (herken
baarheid - indentiteit) is het zout
voor de 2e fase waarmee nog meer
dan in de eerste fase moet worden
gewerkt'
Aldus de nota.
LEUSDER KRANT