k wil niet zeggen:
6: vind dat het zo moet en dus
oen we het dan ook zo
Binding tussen
gemeenteraad
CML en
moet hechter
^ML-voorzitter Wagenaar:
Kor Nelus
Principiële fout
Commentaar van de heer Visser:
ütgave: Comité Milieuzorg Leusden. Kontaktadres: C.M.L., Gemeentehuis Leusden. Tel. 03496-1247, toestel 116. Of' Dordogne 18. Tel. 1219
Het Milieu-Journaal verschijnt eens in
de drie maanden.
Redaktie: Werkgroep Voorlichting
C.M.L Edith Boerma. Wiesje Enge
len, Fennie Kassner. Erik Jan Tui-
ninga, Anneke de Vries, Marijke
Walta S. Polak
Vormgeving Adn Colpaart.
19 december 1974.
De redaktie van het Milieu Journaal
heeft gemeend dat er over het Comité
Milieuzorg Leusden veel onduidelijk
heid bestaat. Dat zal U ook opgevallen
zijn wanneer U de algemene be
schouwingen tjjdens de behandeling
van de gemeentebegroting voor 1975
heeft gevolgd.
Daarom dachten wij dat een interview
met de voorzitter van ons CML, de
heer J. Wagenaar, op zijn plaats zou
zijn, temeer omdat hij als raadslid en
tevens lid van het college van burge
meester en wethouders, ook goed op
de hoogte is met de gevoelens die bij
de gemeenteraad leven omtrent ons
comité.
Een en ander heeft geresulteerd in een
vraaggesprek tussen de heer Wagenaar
en Kor Nelus, zeer geinteresseerd in
milieuproblematiek en los medewer
ker aan ons Journaal.
Behalve dit interview vindt U in deze
krant een commentaar van de hand
van de heer J.R. Visser, mede-initia
tiefnemer tot het C.M.L. Vervolgens
heeft de redaktie gemeend voor alle
duidelijkheid enkele gedeelten van
artikelen uit de gemeentewet, die be
an1! trekking hebben op de commissie ex
artikel 61letterlijk te citerenen een
opsomming van de belangrijkste voor-
en nadelen te moeten geven.
Tenslotte vindt U in dit Journaal een
bijdrage over twee andere milieu
comités in den lande.
N. Allereerst willen we natuurlijk
weten wat de voorgeschiedenis is die
heeft geleid tot de oprichting van het
Comité Milieuzorg Leusden.
W. Het comité is voortgekomen uit
een discussieproject van de Partij van
de Arbeid, getiteld Samen - Over -
Leven. De deelnemers aan dit project
hebben een ontwerp-nota samenge
steld die als basis heeft gediend bij het
vooroverleg. Uiteindelijk heeft dit
geleid tot de aankondiging van de
oprichting van het C.M.L. eind mei
1973; tenslotte vindt op 3 oktober
van dat jaar de eigenlijke oprichting
plaats.
N. Er is op die oprichtingsvergade
ring een stafgroep ingesteld en er zijn
werkgroepen geformeerd. Wat is er
sindsdien met deze groepen gebeurd?
W. Laten we aLlereerst de stafgroep
bekijken. Eigenlijk is deze stafgroep te
groot. De groep is erg heterogeen en
misschien niet breed genoeg samenge
steld. Zo bijvoorbeeld ontbreekt een
vertegenwoordiger van Knalgroen in
deze stafgroep.
Deze samenstelling en de grootte
maakte vooral in de beginperiode de
onderlinge kontakten weinig eenvou
dig. De samenwerking in deze groep
kwam dan ook maar heel langzaam op
gang. In dit verband is juist het ont
breken van een groepering als Knal
groen belangrijk. We mogen nl. niet
vergeten dat het aktiecomité Knal
groen in oktober 1973 al stukken
verder was in ideeën en opvattingen
dan het piepjonge C.M.L
Overigens, om weer even terug te
keren tot de stafgroep zelf, het was de
bedoeling dat vanuit de stafgroep tel
kens één of twee leden in de verschil
lende werkgroepen plaats zouden ne
men. Dat is voor de toen ingestelde
werkgroepen inderdaad ook gereali
seerd.
N. Een dergelijke opstelling is bepleit
in het voorstel dat in het voorjaar van
1973 aan het College van B W is
gedaan om te komen tot de oprichting
van een milieucomité.
W. Ja; uitgangspunt in dit voorstel
was om zoveel mogelijk groeperingen
(zoals sportstichting, kruisverenigin
gen, middenstand en nog vele ande
ren) vertegenwoordigd te zien in dit
milieucomité.
Nog even iets over die stafgroep De
pers was weinig te spreken over de
vergaderingen van die groep. Dat
komt ook weer door die grote ver
scheidenheid en de veelheid van me
ningen die m de eerste vergaderingen
naar voren kwamen.
Eigenlijk hadden we de vergaderingen
van de stafgroep moeten beschouwen
als een soort bestuursvergadering van
de een of andere vereniging. Er komen
voorstellen ter tafel, die moeten wor
den besproken. Daarna hadden de
uitgewerkte voorstellen in de open
baarheid moeten worden gebracht,
zodat dan het gehele C.M.L zich over
deze voorstellen in het openbaar zou
hebben kunnen uitspreken.
N. We hebben één dergelijke grote,
openbare C.M.L.-vergadering gehad op
6 mei van dit jaar. Er was voor deze
vergadering een agenda mét uitge
werkte voorstellen. Toch is deze ver
gadering de grootste mislukking uit de
C.M.L. geschiedenis.
W. Ja, dat is wel zo. Die bewuste
vergadering verliep weinig hoopvol.
Deze situatie heeft ertoe geleid dat
het C.M.L. als geheel zichzelf een
soort certificaat van onvermogen
heeft gegeven. Jammer genoeg hebben
ook de afzonderlijke werkgroepen dit
etiket opgeplakt gekregen. Dat is ech
ter onjuist, de werkgroepen werkten
wél, en werken nog steeds.
Verder geloof ik dat, zekeMijdens de
voorbereidende besprekïrïg voor dezé
vergadering in de Mof, al een veel be
ter onderling begrip tussen de leden
van de stafgroep bestond dan een half
jaar daarvoor.
Het leek er vlak voor de zesde mei
enigszins op dat het comité van de
grond zou gaan komen.
Toch blijkt dan op die bewuste dag
het absolute tegendeel. Een belangrijk
aantal aanwezigen kan de voorstellen
van de stafgroep in het geheel niet
volgen. Ook blijkt dat het vertrouwen
van de bevolking in de gemeente, na
de krisis die is ontstaan bij de indie
ning van de oorspronkelijke tweede
fase voor de uitbreiding van Leusden-
Centrum, nog niet hersteld en nog
steeds géén honderd procent is.
Het voorstel van de studiecommissie
onder leiding van de heer Visser, om
het C.M.L. om te zetten in een com
missie volgens artikel 61 van de ge
meentewet, zou volgens mij in deze
toestand geen wijziging hebben ge
bracht.
Een illustratie: we hebben in de Mof
heel duidelijk te horen gekregen: 'als
jullie de struktuur van het C.M.L. zó
willen opzetten als het voorstel van de
commissie Visser, denk dan niet dat
de bevolking achter je slaat! Daar
was de helft van de aanvezigen het
mee eens.
N. Niet alleen over de toekomstige
vorm van het comité wis verdeeld
heid. Ook de openbaarheid in het
algemeen en het publikitie-embargo
op stukken van bestemningsplannen
waren moeilijk verteerbire punten.
W. Dat is zo, maar op de vergadering
in de Mof is dat publikatie-embargo in
ieder geval opgeheven ea is besloten
tot publikatie van de derinota's in de
pers, vóór dat zij door <3e werkgroep
bestemmingsplannen behandeld zou
den worden.
N. Er blijven nog meelzaken: waar
om zijn er sinds de vergidering in de
Mof nu al zeven maandtn verlopen
zonder dat zowel de stamgroep als de
studiegroep Visser ook maar één keer
bij elkaar zijn geweest?'Er is tenslotte
in de Mof afgesproken tat beide groe
pen op korte termijn wjter bij elkaar
zouden komen voor hel vervolg van
deze vergadering.
W. Daar spelen meerdjire zaken een
rol bij. Ik heb als voorzitter C.M.L.
niet de knoop willen doorhakken en
dus niet willen zeggen - fik vind dat
het zo moet en dus do® we het dan
ook zo'. Verder wist ikiiiet wat er
qua samenstelling voor jiieuwe ge
meenteraad zou komen evenmin wist
ik of ik er zelf in zou zilten. Ik ver
wachtte dat dat waarsctijnlijk wel zo
zou zijn, maar een en arder stond niet
vast.
N. Dat vind ik principfcel onjuist U
moet Uw mening als vobrzitter C.M.L.
scheiden van Uw raadszfctel en wet
houderschap. En dan kunt U wél Uw
persoonlijke mening als voorzitter van
het C.M.L. naar buiten krengen.
W. Dit is mijns inziens niet juist.
Voor mij speelt een rol van betekenis
dat ik in zaken betreffende inspraak,
voorlichting en dergelijk: de gemeen
teraad achter me wil hebben. Ik heb
dan ook de algemene beschouwingen
afgewacht als lid van hat College van
B W moet ik steun enjmedewerking
CML-voorzitter Wagenaar/Foto Janus Visser.
hebben van de gemeenteraad bij de
uitvoering van plannen.
Tijdens de algemene beschouwingen
hebben vrijwel alle partijen zich dui
delijk uitgesproken over het C.M.L.
Zonneklaar was dat zij niet gelukkig
waren met de gang van zaken tot dan
toe. de raad meende dat er een andere
vorm voor het comité milieuzorg
moest komen. Ik heb toen gezegd
'dat krijgt U\
N. Wat wilt U nu?
W. Ik zal de stafgroep bij elkaar roe
pen en we zullen proberen om vanaf 1
januari a s. weer te gaan draaien in het
nieuwe voorlichtingscentrum dat ook
als vergaderruimte gaat dienen. Er
komt in december een voorstel aan de
raad over dit voorlichtingscentrum.
Dan kan ik in januari starten.
N. Waarom moest er nou zo lang
gewacht worden voor er opnieuw
wordt gestart, dat is me nog niet dui
delijk. De kloof tussen de vergadering
in de Mof en nu is al bijna net zo
groot als de periode die nodig was om
het comité op te richten!
W. Direkt na de vergadering van 6
mei liepen de kontakten onderling
minder goed, daarna was er de vakan
tie en vervolgens kwamen er allerlei
zaken van de nieuw gekozen gemeen
teraad aan de orde. En, het zij nog
maals gezegd, ik wilde de algemene
beschouwingen afwachten
N. Maar de stafgroep had toch verder
kunnen gaan; ondanks de problemen
rond de nieuwe vorm van het C.M.L.
had zij nieuwe werkgroepen kunnen
-formeren De stafgroep-deed echter
niets. De drie bestaande werkgroepen
hebben de stafgroep laten zien dat zij
ook zonder begeleiding van de staf
groep gewoon doorwerkten.
W. Het was inderdaad niet juist om
na de vergadering in de Mof niet meer
als stafgroep bij elkaar te komen. Er
had gepraat moeten worden over de
naar voren gekomen voorstellen. Dat
geldt eigenlijk nog steeds. De staf
groep en de studiegroep Visser moe
ten zo spoedig mogelijk bij elkaar
komen om verder te praten over de
toekomstige vorm van het comité.
Overigens ben ik van mening dat der
gelijke vergaderingen zeker niet in de
raadszaal moeten worden gehouden.
Nogmaals, ik zal binnenkort de staf-
en studiegroep uitnodigen voor een
bespreking over de toekomstige struk
tuur van het comité.
N. Heeft U zelf een plan voor de
struktuur van het C.M.L. in de ko
mende jaren?
W. Ja Ik heb een persoonlijke visie
op de toekomstige struktuur van het
Comité Milieuzorg Leusden. Hierbij ga
ik er van uit dat ik op deze wijze een
redelijke vertegenwoordiging van de
bevolking in dit C.M.L. tot stand kan
brengen, zodat de mening van de be
volking in grote lijnen overeenkomt
met de onder de bevolking levende
opvattingen.
Wat ik mij voorstel is het volgende
Er moet een coördinatiegroep komen
bestaande uit een voorzitter en een
beperkt (vier of vijf) aantal leden. Wie
maken er deel uit van deze coördina
tiegroep? Allereerst twee leden van
het C.M.L., vervolgens één of twee
raadsleden. Daarnaast moet er plaats
zijn voor eventuele deskundigen. Het
totaal, de voorzitter daarbij inbegre
pen moet echter niet meer dan zes of
zeven mensen zijn.
Deze groep behoort als zodanig géén
mening te hebben ten aanzien van de
door de verschillende werkgroepen
verkondigde standpunten, we zouden
kunnen zeggen de coördinatiegroep
heeft geen beslissingsbevoegdheid op
het werkterrein van de werkgroepen.
De coördinatiegroep doet niets anders
dan de verbindingslijn ié "zijn tussen
de gemeenteraad en het College van B
W enerzijds en het C.M.L. in al haar
geledingen (de werkgroepen dus) an
derzijds.
De groep moet een zekere vrijheid van
handelen hebben waar het vergader
ruimte, kosten, horen van deskundi
gen en dergelijke betreft. Deze vrij
heid moet het vertrouwen van de raad
en het college hebben.
De kontakten met de werkgroepen
moeten zodanig zijn dat de coördina
tiegroep voortdurend op de hoogte is
van wat er zich precies afspeelt m de
verschillende werkgroepen. Dat kan
bijvoorbeeld door afschriften van no
tulen of besluitenlijstjes, nota's, rap
porten en wat dies meer zij aan de
coördinatiegroep te zenden.
De rapportering van de verschillende
werkgroepen behoeft helemaal niet
via de coördinatiegroep te verlopen.
Het openbaar maken van stukken,
standpunten enzovoort van de werk
groepen moet geheel zelfstandig en
onder eigen verantwoordelijkheid van
de werkgroepen kunnen gebeuren.
Een en ander wordt bepaald door de
doelstellingen en de werkwijze van de
werkgroepen.
De coördinatiegroep krijgt de beschik
king over een secretaris. Deze secreta
ris draagt zorg voor de kontakten tus
sen de verschillende geledingen van
het C.M.L. onderling én de kontakten
met raad en college Verder moet hij
alle lopende zaken behandelen.
N. Dat plan van U heeft vele elemen
ten die overeenkomen met de door
Progressief Leusden tijdens de algeme
ne beschouwingen voorgestelde opzet.
W. Ja, dat scheelt niet zo erg veel.
N. Hoe zwaar moet de M. in dit nieu
we C.M.L. wegen, of anders gezegd,
wat is dat milieu nu volgens U. Overi
gens is dat op de bewuste vergadering
in de Mof óók niet ter sprake geko
men.
W Dat is inderdaad een punt dat
zeer duidelijk en op korte termijn aan
de orde moét komen: Als er één grote
principiële fout in de stafgroep is ge
maakt, dan is het wel dat we er niet
tijdig aan gedacht hebben doel, taak
stelling en afbakening van het werk
terrein zeer grondig te bespreken en
tot een standpunt hierover te komen.
Overigens meen ik dat we in de nieu
we opzet van het comité geen behoef
te zullen hebben aan een stafgroep
oude stijl. Die is overbodig.
N. U vindt dat in Uw opzet het kon-
takt met de eehele bevolking gewaar
borgd is.
W. Ja. Het Comité Milieuzorg Leus
den, dat zijn in feite alle inwoners van
Leusden. Eigenlijk zou op geregelde
tijden (bijvoorbeeld om de twee
maanden) een grote algemene en
openbare C.M.L. vergadering gehou
den moeten worden, die dan moet
worden georganiseerd door de coördi
natiegroep. Daar kan dan bijvoorbeeld
een werkgroep die daar op dat mo
ment behoefte aan heeft een bepaald
Vervolg pag. 2. kolom 1.
Mag ik beginnen met te zeggen dat ik
het ten zeerste betreur dat de Staf
groep na de vergadering van het
C.M.L. in 'de MoF op 6 meijl. niet
meer bijeengeweest is. Ik ken sinds
korte tijd de argumentatie hierom
trent van wethouder Wagenaar en
deze spreekt mij niet zo erg aan. De
dagelijkse gang van zaken is hierdoor
erg in het gedrang gekomen. Nieuwe
werkgroepen zijn op dit moment niet
of nauwelijks geformeerd en aan de
nodige begeleiding van de thans func
tionerende werkgroepen ontbreekt
het geheel. Nieuwe impulsen zijn no
dig, een tussentijdse hearing, in een
wat ruimer verband opgezet, tussen de
werkgroep bestemmingsplannen en de
bevolking zou mijns inziens zinvol zijn
en ter diskussie moeten worden ge
steld in de stafgroep.
Dat het werk in de 'commissie Visser'
momenteel geen voortgang heeft,
staat hier buiten. Reeds vanaf 14
augustus van dit jaar ben ik bezig kon
takten te leggen met een of meer le
den van het college van B W, eerst
op 30 november krijg ik een eerste
reaktie. In dit milieujournaal kunt U
de mening van wethouder Wagenaar
vinden. Ook bij de behandeling van de
gemeentebegroting 1975 door de ge
meenteraad, heeft de heer Wagenaar al
een indruk gegeven van de weg die
hem voor ogen staat. Dat neemt niet
weg dat naar mijn mening de thans
ontstane situatie voor een groot deel
voorkomen had kunnen worden wan
neer de stafgroep haar taak had voort
gezet tot een nieuwe constellatie van
het C.M.L. was verkregen.
Ik geloof niet in het feit dat er na 6
mei een situatie is ontstaan die het
stempel 'onwerkbaar' zou moeten
krijgen. Dit is m.i niet door de feiten
aangetoond. De stafgroep ging steeds
beter functioneren; dat het optimaal
was hoort U mij niet zeggen, maar
laten we ons, door wie dan ook geen
crisissituatie laten aanpraten. Daar is
geen reden voor.
Hoe nu het 'gat' te vullen, en de ont
stane impasse te doorbreken?
Wel,-wethouder Wagenaar heeft een
bepaalde suggestie, en ik kan m(j hier
best mee verenigen. Wat al lang had
moeten gebeuren, roep de stafgroep
bij elkaar, bespreek de zaak en kom
tot een hearing. De 'commissie Visser'
kan het voorstel verder uitwerken, zij
kan ook terugtreden als de verschillen
minimaal blijken te zijn en het alleen
om technische details gaat. Het voor
stel van de heer Wagenqar wijkt nL
niet zoveel af van de uitgangspunten
van de ontwerp discussienota. Alleen
zal de stafgroep een wat beperkter
omvang krijgen en wellicht in een
werkbaarder vorm terugkeren. Staf
groep en werkgroepen komen enkele
malen per jaar in plenaire zitting bij
elkaar en vormen dan het C.M.L.
De werkgroepen gaan wat zelfstandi
ger opereren, rapportering in uitge
breide vorm aan de stafgroep komt te
vervallen. Het onderlinge kontakt
tussen de werkgroepen dient niet ver
loren te gaan. vandaar de noodzake
lijkheid van enkele plenaire zittingen
per jaar.
Het enige blijvende geschilpunt tussen
de wethouder en mij is echter princi
pieel. De afgelopen periode - en ze
ker de periode na 6 mei 1974 - heeft
ons geleerd dat de binding tussen
C.M.L. en gemeenteraad véél hechter
moet zijn. Een goed toegerust ge
meentelijk milieubeheer, met een dui
delijke struktuur en een gerichte taak
stelling. moet mijns inziens een offi
ciële status krijgen
Gelukkig vat ook elders in den lande
in gemeentelijke kringen steeds meer
de gedachte post dat we moeten
decentraliseren. Decentralisatie wil
zeggen zo dicht mogelijk naar de
Hr. Visser/Foto Kuijssenaars
burger toe en nóg een stap verder:
participatie, d w z. rechtstreekse uit
oefening van invloed. Dit houdt in dat
ernst moet worden gemaakt met bin-
nen-gemeentelijke decentralisatie-
vormen, waarbij niet-politiek gekoze
nen direct worden betrokken bij het
besturen van de gemeente. Deze parti
cipatie van onderaf houdt tevens in
dat het gemeentebestuur, dus de ge
meenteraad, hiervoor ruimte moet
scheppen; ervan uitgaande dat de
direkte leefomgeving van de burgers
ons allen aangaat. Verschuiving van de
representatiedemocratie naar de par
ticipatiedemocratie dient, waar dit
mogelijk is, te worden nagestreefd.
Mijn voorkeur gaat dan ook heel dui
delijk uit naar een milieuraad, voorlo
pig met een adviserende bevoegdheid,
zo dicht mogelijk bij de verantwoor
delijke overheid, dus via een commis
sie ex art. 61. Bezwaren zijn er, ik zie
ze beslist wel, maar de voordelen zijn
mijns inziens veel groter. Het waarbor
gen van de continuïteit is er één van.
Het C.M.L. (of Milieuraad) kiest uit
haar midden een voorzitter, dat hoeft
beslist geen raadslid te zijn.
Participatie betekent betrokkenheid
Vervolg pag. 2, kolom 7.